Twintig eeuwen West-Friesland, de Westfriezen en hun steden
Vanaf 1816 was Cornelis Bok cipier van de gevangenis in Schagen, Erg
druk had hij het niet: hij schilderde veel Schager stadsgezichten, zoals de Gracht (Hoogzijde).
(HVS)
In 1774 werden Enkhuizen, Medemblik en Hoorn geteisterd door overstromingen. In Hoorn legden de
burgers inderhaast houten bekistingen aan, maar deze hielden geen stand. 's Nachts werd de noodklok
geluid en ‘nood, nood’ geroepen. Het zeewater steeg tot aan de klopper op de deur en de
mensen moesten worden gered vanuit de bovenverdieping van hun huis. Schagen en Alkmaar leden door de
ligging meer landinwaarts minder schade door vloed en stormen.
Een goede betrekking
De meer gegoede stadsbewoners hadden een of meer dienstbodes in huis. Vaak kwamen zij als ongetrouwde
jongemeisjes in huis. Sommigen bleven slechts kort in dienst en zochten daarna een nieuwe werkgever of
gingen trouwen. Anderen bleven echter hun werkgever of werkgeefster vele jaren trouw. Voor de heer of
vrouw des huizes werden zij in de loop der jaren vaak een grote steun en toeverlaat. Soms werd de dienstbode
na overlijden goed bedeeld uit de nalatenschap.
Swaentje Ten Boeken was als jong meisje uit Enkhuizen in dienst gekomen bij de rijke Magtheld Cools in
het grote huis op het Grote Oost nummer 2 in Hoorn. Meer dan veertig jaar bleef ze haar werkgeefster
trouw. In haar testament bepaalde Magtheld Cools dat Swaentje na haar dood ƒ 1600,- zou
ontvangen, zodat zij van een onbezorgde oude dag verzekerd zou zijn. Uit het grote huis mocht Swaentje
zoveel meubilair en servies kiezen als ze dacht nodig te hebben. Toen Magtheld Cools in 1724 overleed,
werden op diverse plaatsen in haar huis nog aanhangsels van het testament gevonden. Daardoor ontving
Swaentje later nog een kastje uit de zaal, het theerekje met servies dat in de gang hing, een wasketel,
diverse tafellakens, servetten, kleding en sieraden. Bovendien mocht ze een obligatie ter waarde van
duizend gulden uitzoeken. Swaentjes trouwe dienst werd dus goed beloond.
Monumentale gebouwen
In de Middeleeuwen bepaalden kerken en kloosters als opvallende gebouwen voor een belangrijk deel
het gezicht van de stad. Andere gezichtsbepalende objecten waren stadswallen, stadspoorten, stadhuis
en waaggebouw. De hervorming aan het eind van de zestiende eeuw leidde tot de opheffing van kloosters.
Sommige namen bleven bestaan, zoals het Clarissenbolwerk in Alkmaar. In de vrijgekomen gebouwen
vestigden zich verschillende burgerlijke instellingen. In Hoorn werden het Sint Pietershof aan het Dal
(Oude Mannen en Vrouwenhuis), het Oude Vrouwenhuis aan het Kerkplein en het Burgerweeshuis aan de
Achterstraat in voormalige kloostergebouwen ondergebracht.
De oude Oosterpoort van Hoorn, gebouwd in 1510. Na de bouw van de nieuwe Oosterpoort in 1578 werd de
oude Oosterpoort ingericht als gevangenis. In 1818 werd het gebouw gesloopt.
(WFM)