Archivering » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 7: Westfriezen en hun bestuur en rechtspraak » pagina 170
De regenten van beide ‘boosdoeners’ werden onmiddellijk voor het Hof van Holland in Den Haag gedaagd. Dankzij commissarissen Andries van Bronkhorst en Adriaan Stalpaert van het Hof werd in 1537 een akkoord bereikt, beter bekend als de Molenakte van de Vier Noorder Koggen. Hierin werden afspraken gemaakt over de gemeenschappelijke bouw en onderhoud van molens, kaden, molentochten en wateringen. Honderd jaar na de bouw van de eerste watermolens ten noorden van Enkhuizen (1452) was heel het gebied binnen de Omringdijk van molenbemaling voorzien.
Het oppertoezicht over de Omringdijk werd uitgeoefend door drie colleges van dijkgraaf en heemraden:
één voor Drechterland, één voor de Vier Noarder Koggen en één
voor Geestmerambacht en de Schager en Niedorper Koggen. Minstens twee maal per jaar gingen deze
eerbiedwaardige gezelschappen de hele dijk over om zwakke plekken op te sporen.
In 1908 ontsnapte de ter beschikking van de regering gestelde Frans Rozier uit het
Rijkskrankzinnigengesticht in Medemblik. In Opperdoes werd hij korte tijd later door de broers Bos
opgepakt.
(OVM)
Overal in West-Friesland
waren de keuren bekend die de dijken tegen schade moesten beschermen. In 1765 werden de Venhuizers
Reindert de Boer, Klaas Jacobsz Schroar en Jan Kapitein en de Oosterlekers Jan Eten Lum, Pieter Pater
en Marijtje Tijmons betrapt op diefstal van dijkpalen en bouten uit de Drechterlandse zeedijk. Dijkgraaf
Jan Christiaan van de Blocquery van Drechterland eiste zonder pardon de doodstraf door wurging, waarna
hun lichamen op de plaats van het misdrijf aan een galg zouden worden opgehangen, ‘ten prooi aan
de vogelen des hemels’. De heemraden, die in dijkszaken als rechters optraden, spaarden het leven
van de verdachten. Toch loog het vonnis er niet om. Het zestal werd op de Rode Steen te Hoorn in het
openbaar gegeseld en gebrandmerkt met het brandijzer van Drechterland. Tenslotte werden zij levenslang
verbannen uit Holland en West-Friesland.
Bestuur en rechtspraak in West-Friesland lijken een onontwarbare kluwen van steden, bannen, heerlijkheden,
jurisdicties, koggen, ambachten, polders en dijkgraafschappen. Na de Bataafse Omwenteling van 1795 werd
eindelijk een begin gemaakt met de vereenvoudiging van het staatsbestel. De Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden maakte plaats voor de Bataafse Republiek met een gekozen volksvertegenwoordiging.
Eén van de eerste maatregelen van het nieuwe bewind was de ‘Proclamatie van de rechten van
de Mens en van den Burger’ op 31 januari 1795. Voortaan waren alle burgers voor de wet gelijk.
Privileges verdwenen, bijvoorbeeld voor de gereformeerden. In steden en dorpen was de bevolking nu
vrij in het kiezen van haar bestuurders, met soms ingrijpende gevolgen.
In Spanbroek werden alle achttien gereformeerde vroedschappen afgezet. In het nieuwe dorpsbestuur werden
alleen katholieken gekozen. Hun eerste besluit betrof de toren van de gereformeerde kerk, die vanouds
dorpseigendom was.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.