Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 9: Westfriezen en hun boeren » pagina 205
Uiteindelijk kregen ook de koeboeren te maken met de niet aflatende wateroverlast. Uit onderzoeken
in 1494 en 1514 kwam dat duidelijk naar voren.
Claes Pietersz, die boerde onder Berkhout, verloor twaalf koeien als gevolg van de wateroverlast. Pauwel
Claesz raakte binnen een jaar zeven van zijn koeien kwijt. In De Streek, tussen Hoorn en Enkhuizen,
verklaarden de boeren dat hun land wel tien jaren onder water had gestaan en dat daardoor al hun vee
verloren was gegaan. In het dorp Oostwoud werd gemeld dat er 25 jaar eerder wel zeshonderd vette ossen
naar de markt werden gedreven, maar nu nog amper zeventig. Geen wonder dat de uitvoer bijna stil kwam
te liggen. Er voltrok zich langzaam een ramp over het Westfriese boerenland. Dat de eerste windwatermolens
waren gebouwd om het ergste regenwater op zee te lozen, veranderde daar weinig aan.
Dat er in de Langedijk omstreeks 1550 al uien en wortelen werden verbouwd, blijkt uit
dit anonieme schilderij van een vrouw uit Broek op Langedijk. (HKA)
De zee bleef agressief. Menig keer werden de boeren verrast door de kwetsbaarheid van de dijk. In 1343
was het gebied van Sint Maarten tot Alkmaar ondergelopen.
Er zouden nog vele overstromingen volgen. De Allerheiligenvloed van 1570 overstroomde grote delen land
en sloeg enorme gaten in het bastion tussen Eenigenburg, Sint Maarten en Schagen. Ook stukken buitendijks
land werden weggeslagen.
De 87 jaar oude Pieter Jansz Steenhuis uit Schellinkhout verklaarde dat hij wel veertig à vijftig
morgen land had zien verdwijnen bij De Nek. Land waar voorheen zes koeien graasden en dat goed was voor
wel 24 hooiroken (kleine schelfjes hooi).
Nadat de stroomgaten in de dijken voor de zoveelste maal gedicht waren, toonden de boeren steeds weer hun enorme veerkracht. Plaatselijk gingen zij zich toeleggen op activiteiten die meer aansloten op de mogelijkheden van het land.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.