Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 9: Westfriezen en hun boeren » pagina 215
Dat was voor haar genoeg om daarna te kunnen trouwen met Thijs Dekker, de zoon van de burgemeester, die ook landeigenaar was. Geld maakt geld zullen zij gedacht hebben, want dat was regel bij de boerenstand.
Bij de boterproductie maakten vele boeren traditioneel gebruik van honden. Die liepen in een tredmolen,
die de karn gevuld met wei aandreef. Ook Thijs en Trijntje Dekker bezaten zo'n hondenkarn. Van wei,
een restproduct van de kaasbereiding, verkregen zij de minder smakelijke ‘huiboter’. Die
aten de boeren zelf, want zulke boter leverde weinig op.
Voor het karnen van de boter werd niet alleen menskracht gebruikt. Vele boeren maakten
gebruik van een hond, die in een tredmolen rondliep. (J. de Wit, Schagen)
Om diezelfde reden werd er ook heel wat ranzige kaas (met een zure smaak) gegeten, omdat die op de markt weinig opbracht.
Alle werkzaamheden gingen nog tamelijk primitief, maar gaandeweg de negentiende eeuw werd de eerste aanzet
tot verbetering en mechanisatie gegeven. In Amerika was een machine uitgevonden die kon maaien. Berichten
daarover bereikten West-Friesland al snel. Aarzelend werd het wonder aangeschaft. Werkten er in 1811
in Twisknog 59 grasmaaiers uit het Munsterse land, vijftig jaar later waren er al 33 maaimachines,
getrokken door paarden in Grootebroek. Harkmachines en hooischudders maakten het hooien minder arbeidsintensief.
Onder invloed van verlichte figuren uit de boerenstand werden verbeteringen aangeraden voor het kazen,
zodat de vele pissers (kazen waar vocht uitliep) en knijpers (slappe kaas) konden worden voorkomen.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.