Archivering » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 9: Westfriezen en hun boeren » pagina 217
Na 1850 nam ook de vraag naar kaas en slachtvee toe, ook voor de export naar Engeland en Duitsland. Fokkers die hun koeien of stieren sinds 1875 in het Nederlands Rundvee Stamboek lieten inschrijven, deden goede zaken.
De eerste stamboekkoe heette Trijn en was van boer Hulleman uit Twisk. De stier
Hertog van Parma van Gerrit Sevenhuizen uit Warmenhuizen besprong de koeien voor een rijksdaalder voor
leden van het stamboek. Bij K. Swaag op de boerderij Tochthuis te Bobeldijk kon je een stamboekkoe
laten dekken door de stier Bato voor het zelfde bedrag.
Elke koe wordt geregistreerd. Tegenwoordig gebeurt dat onder meer met de gele
oormerken, maar nog tot 1992 werden kalveren geschetst. Net als vingerafdrukken is de zwart-wit structuur van
elk rund uniek. (C. Modder, Aartswoud)
De resultaten waren zo goed dat zelfs Paul Kruger, de president van de boerenvrijstaat Transvaal, kwam kijken
naar die wonderkoeien. Hij bracht een bezoek aan de boerderij van burgemeester Jan Zijp van Abbekerk.
Duizenden koeien werden geëxporteerd naar Zuid-Afrika en Amerika. Daarbij ging grof geld om.
Fokke Sneeboer uit Sijbekarspel verkocht in 1884 een stamboekkoe aan een Amerikaan voor ƒ 675,
terwijl eenzelfde koe die niet was ingeschreven bij het stamboek slechts ƒ 250 op de Hoornse
koemarkt opbracht.
Eind jaren tachtig van de negentiende eeuw werden 5500 koeien en ruim 900 paarden per jaar naar de
Schager markt gedreven. Kippen, eenden en konijnen, aangevoerd in manden, alles was geld waard. Boeren
op hun klompen, met onafscheidelijke wandelstok, deden handje klappend zaken met handelaars en slagers
die een tas met geld droegen aan een ketting.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.