Archivering » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 9: Westfriezen en hun boeren » pagina 220
Klaas Groot uit Andijk begon een ‘tulpenkraam’ met bollen die hij gekocht had van Piet
Edel uit Zwaag. Ook in Bovenkarspel beplantten in dat jaar enkele tuinders, die voorheen uitsluitend
aardappelen, kool en uien hadden geteeld, bijna anderhalve hectare land met tulpen. Het bedrijf van
Pieter Bakker onder Enkhuizen, dat met drie kraampjes bollen was begonnen, groeide uit tot een van de
grootste bedrijven van West-Friesland. Door de durf van deze tuinders, die wel eens iets anders wilden
proberen dan groente telen, heeft zich een bedrijfstak ontwikkeld die velen werkgelegenheid en welvaart
bracht.
De gebroeders Tol uit Sint Pancras bezig met het planten van bollen. Pas
als het land helemaal
schoon was en de greppels op de juiste plaatsen lagen, kon men aan dit zware werk beginnen. Zonder een
goed afwateringssysteem was men immers nergens. (VOSP)
In 1904 werd in Bovenkarspel de eerste Vereniging tot bevordering van bloembollencultuur opgericht.
Van deze verenigingen zijn belangrijke impulsen uitgegaan om de gekweekte bolsoorten tentoon te stellen.
Een weergaloze expositie van duizenden hyacinthen, narcissen en krokussen is jaarlijks te zien op de
Westfriese Flora te Bovenkarspel. Daar begint eind februari altijd de lente. Aan de beste kwekers worden
prijzen toegekend, om hen tot nog betere prestaties aan te sporen. Met trots toonden de organisatoren
van de Flora op 19 februari 1958 aan koningin Juliana wat de kwekers hadden bereikt.
Na 1945 dachten vele boeren de bedrijfsvoering voort te kunnen zetten volgens de tradities van het
voorgeslacht. Op veel akkers, ondoelmatig klein, liepen nog paarden voor de ploeg. Slechts hier en daar
had een Fordson-tractor de paarden vervangen.
Bollenpellers bij Jan Bakker in Venhuizen. Zonder de hulp van de jongeren
zou de bollenteelt
voor veel Westfriese bollenkwekers een te kostbare zaak zijn.
(AWG)
Een gewoon beeld waren op knieën kruipende boeren,
die in groepjes lagen te wieden, met hun handen piepers rooiden en kolen sneden. Overal in de polders
Het Grootslag nabij Wervershoof en Geestmerambacht bij Langedijk hoorde je nog het geplons van de kloet
om de schuiten en pramen met handel voort te duwen.
In de jaren zestig kwam langzaam de ommekeer. Met bulldozers en draglines werd het Geestmerambacht
omgekeerd. Daarna moest Het Grootslag op z'n kop. Alle sloten gingen dicht. Door ruil- en herverkaveling
ontstonden grote akkers, waar de werkende paarden in hoog tempo definitief verdwenen. De grote percelen
vroegen om zwaardere tractoren en meerscharige ploegen. Voor alles werd een machine bedacht. Hooien
komt nauwelijks meer voor; het gras wordt opgeslagen onder plastic, verzwaard met autobanden of wordt
tot ronde balen verwerkt door een rijdende pers.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.