Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 13: Westfriezen en hun dagelijks leven » pagina 313
In de achttiende eeuw stelden de meer gegoeden de begrafenis in handen van lijkbezorgers en aansprekers;
bij de gewone man werd het als vrienden- en burenplicht beschouwd. Wanneer er iemand was gestorven,
werden in het sterfhuis de spiegels omgekeerd en de klok stilgezet. Ook bestond de gewoonte aan de
binnenkant witte lakens voor de ramen op te hangen.
Cornelis Bimmerman was omstreeks 1940 timmerman van beroep in De Streek: Lutjebroek,
Grootebroek en Bovenkarspel. Tot zijn werkzaamheden hoorde het plaatsen van een zwart houten kruis voor
de deur van een sterfhuis. Een katholiek gebruik uit De Streek. Protestanten hingen een zwart lint aan
de voordeur.
(AWG)
In Hoorn gebeurde het in de zestiende eeuw wel dat men de graven in de kerk een hele zondag open liet
liggen om de mensen aan de dood te herinneren. Die gewoonte werd een halt toegeroepen. Op verzoek van
de deken kondigde de stad de verordening af dat men tijdens de zondagmis ‘binnen die parochiekercke’
geen lijken boven de aarde mocht laten staan. Veel Westfriese boerderijen hadden destijds ook een
pronkdeur Oorspronkelijk werd deze deur alleen bij huwelijken en begrafenissen gebruikt. Het bekende
rijmpje luidt dan ook: ‘de dooie en de bruid gane de voordeur in en uit’. Lange tijd, tot
zeker halverwege de twintigste eeuw, is het in De Streek bij katholieken gewoonte geweest een zwart
houten kruis voor het sterfhuis te zetten. Protestanten hingen een zwart lint rond de voordeur; afhankelijk
van de leeftijd der overledene werd de lengte ervan bepaald.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.