Archivering » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 18: Westfriezen en hun buren » pagina 420
Medemblik bezat een munt, er werd voor
de Frankische koning tol geheven, terwijl een tiende van de handelsopbrengsten bestemd was voor de
Utrechtse Sint-Maartenskerk, de latere Dom.
Vanaf de twaalfde eeuw werd de Friese handel overgenomen door anderen. Eerst door Utrecht en sinds 1300
door de IJsselsteden Kampen, Hasselt, Zwolle, Hattem, Deventer, Zutphen en Doesburg. De Ijssel bood hun
de mogelijkheid de Zuiderzee en de Noordzee te bereiken. Dank zij hun zeewaardige koggeschepen waren
ze in staat rechtstreeks handel te drijven met Portugal en de Oostzeesteden. De IJsselsteden waren
belangrijke leden van de Duitse Hanze. In de vijftiende eeuw werden de Westfriese en Hollandse havensteden
mede dankzij een actieve grafelijke politiek van steeds groter belang. Geleidelijk ging toen de handel
van de noordelijke Nederlanden zich concentreren in Amsterdam, de stad die de toegang tot het hart van
Holland beheerste. De Hollandse steden werden geen lid van de Hanze en bestreden de Hanzesteden waar
ze konden.
Wie met enige fantasie de kaart van West-Friesland bekijkt, ziet een eiland voor zich, beschermd
door de Westfriese Omringdijk. Over de vraag hoe en wanneer dat ‘eiland’ ontstaan is,
geven vooral geologie en archeologie een antwoord. Onderzoekingen wezen uit, dat eerst in de dertiende
eeuw West-Friesland aan alle zijden door water was omgeven. Nog rond het jaar 1000 had het land deel
uitgemaakt van een vrij aaneengesloten landschap achter strandwallen. De eerste bewoners, meer dan
vierduizend jaar geleden, moeten boeren zijn geweest die in de zomer met hun kudden kleinvee vanuit
de hoge gronden in het kustgebied, van Wieringen en Texel tot wat nu het Gooi is, de vruchtbare
wadkwelders van het latere West-Friesland opzochten.
Ook blijkt uit overeenkomsten tussen de leefwijze hier en het terpenland van Friesland, dat beide
Friese gebieden lang met elkaar verbonden zijn geweest. Voordat de wetenschap enig licht over deze
duistere geschiedenis liet schijnen, vertelden de mensen elkaar in bloedstollende verhalen hoe complete
landstreken door stormen en overstromingen waren verdwenen. Het Vrouwenzand bij Staveren zou vroeger
land zijn geweest en zijn naam danken aan een trotse, gierige weduwe, die om haar zondige verkwisting
van kostelijk graan door de hemel werd gestraft. Haar schepen vergingen, het land overstroomde en zij
verviel tot armoede.
Tussen Staveren en Enkhuizen, in de buurt van het legendarische Kreilerwoud (ten zuidoosten van de
huidige Wieringermeer), waar de Friese hertogen op herten zouden hebben gejaagd, lagen de landerijen
van de sluwe Hartman Galama. Nooit verkocht hij een bunder grond, totdat hij op een kwade dag in een
drenkplaats voor zijn beesten haringen zag drijven. Hij schrok. Dat betekende immers dat het zout water
was. De Noordzee had zijn land uitgehold! Direct smeet hij het wed dicht en verkocht zijn gronden.
Een ander verhaal gaf een verklaring voor het landverlies zuidelijk van Vlieland. Daar zou de wrede
koningin Wanda hebben geregeerd, die zich verzette tegen graafwerkzaamheden van monniken in het veen.
Zij zette haar zoon Worp aan tot de moord op de kloosteroverste Bouwe, maar later bleek dat zijn eigen
vermiste broer te zijn.
AFBEELDING(EN) NOG NIET BESCHIKBAAR = Linksboven:Het Totius-Frisiae-zegel dat in de 14de
eeuw werd gebruik door het verbond der Friese Zeelanden. Maria en haar kind worden geflankeerd door
twee gewapende Friezen.(H. Lambooij, Schagen)
Rechtsboven: Omstreeks 1250 liet graaf Willem II van Holland Torenburg bij Alkmaar bouwen als verdedigingswerk
tegen de Westfriezen. In 1725 maakte A. Rademaker deze fantasiegravure van het kasteel.
(SMA)
Midden: De bankier Willem Eggert – schepen van Amsterdam – liet slot Purmersteijn in 1413 bouwen.
Er hebben in totaal dertien heren gewoond.
(RANH)
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.