Archivering » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 18: Westfriezen en hun buren » pagina 427
Daarop besloot hij de beroemdste waterstaatkundige van zijn dagen, de Brabander Andries Vierlingh,
om advies te vragen. De heren ontmoetten elkaar in juli 1552 in Schagen, waarschijnlijk in herberg de
Roode Leeuw, waarna het te paard naar de Keins ging. Daar stapten ze in een praam en voeren richting
Callantsoog, waar een wagen gereed stond die hen door het ondiepe water voerde.
Onderweg, zo schreef Vierlingh later in zijn aantekeningen, verbaasde de Brabander zich over het vele
duinzand dat overal om hem heen stoof. Op zijn ironische vraag of ze nog ver van de inpoldering verwijderd
waren, kreeg hij het geprikkelde antwoord van Van Scorel, dat ze er allang en breed waren! Vierlingh
vond dat maar eigenaardig. En hij noteerde: ‘Het heet hier de Zijpe en Haze- of Haesepolder. Je
zou beter kunnen spreken over een ‘Dwazenpolder’!’ Om het luieren te voorkomen adviseerde
hij om de arbeiders stukloon te geven in plaats van uurloon. Dit advies werd opgevolgd.
De gedaanteverandering van Noord-Holland speelde zich voor een groot deel af in de onmiddellijke
nabijheid van de Westfriese Omringdijk. West-Friesland kreeg er in het westen en zuiden vele nieuwe
buren bij. Gelukzoekers uit de steden, maar ook armlastige schoenlappers, schuitvoerders, tuinlieden
uit Graft, Hensbroek, Schermerhorn of Warmenhuizen, die zich als molenaars en pachtboeren kwamen melden.
Zij verzorgden en bewerkten de bezittingen van kapitalisten als Godert van Bocholt uit de Belgische
Kempen die zich in 1552 met 3225 hectare nieuw land in de Zijpe had ingekocht.
Nadat de Zijpe tot driemaal toe was overstroomd en Antwerpen in 1585 definitief in handen van de
Spanjaarden was gevallen, was het vooral kapitaal uit Amsterdam, Den Haag en Alkmaar waarmee de
definitieve bedijking in 1597 werd gerealiseerd. Kort daarop volgde de drooglegging van de Wieringerwaard
(1610), Beemster (1612), Purmer (1622), Wormer (1626), Heerhugowaard en omgeving (1631) en tenslotte
die van de Schermer in 1635. Hoe groot de belangen waren die de Hollandse regenten hadden bij het nieuwe
land, blijkt uit de overhaaste toekenning van het octrooi voor de Beemster. Op 9 mei 1607 bereikte
het verzoek Johan van Oldenbarnevelt, de raadpensionaris van Holland. Op 21 mei, nog geen twee weken
later, werd het octrooi door de Staten verleend!
AFBEELDING(EN) NOG NIET BESCHIKBAAR =
Linksboven: In een soort toekomstvisie penseelde
Jan van Scorel in 1552 zijn bedijkingsplan voor de Zijpe. In gedachten zag hij boeren het land bewerken
en rijke oogsten binnenhalen. Met deze kaart verwierf hij het octrooi voor de inpoldering. Op de
voorgrond het eiland Callantsoog, dat buiten de Zijper Zeedijk valt. Het noorden is links.
(ARA)
Midden: Zelfportret van Jan van Scorel (1495-1562). De veelzijdige kanunnik was een van de eerste
Nederlandse schilders die naar Italië trok om daar kennis te maken met de Renaissance. Als een
echte ‘uomo universalis’ keerde hij terug: behalve een gevierd schilder was hij ook uitvinder
van een baggermolen en een soort cement. Ook was hij de initiatiefnemer voor de inpoldering van de
Zijpe. Als het aan Van Scorel had gelegen en hij had het geld er voor gehad, dan had hij veel meer land
op de zee gewonnen: van Petten tot Huisduinen en van Wieringen tot Aartswoud. (FHM)
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.