Archivering » Boeken » Dokter in West-Friesland » Pagina 7-11
Inleiding
Doktersboeken zijn al jaren in de mode: nationaal en internationaal. Men kan hieruit de gevolgtrekking
maken, dat de dokter, zo niet een geliefde, dan toch een het grote publiek boeiende figuur is, en in
deze kwaliteit niet onderdoet voor het leger van persoonlijkheden dat verder aanleiding geeft tot het
schrijven van best-sellers met meer of minder verantwoorde inhoud: ontdekkingsreizigers, detectives,
filmsterren, sterke mannen - in de politiek, in de sport of in de liefde -, gevaarlijke vrouwen en
ruimtevaarders.
Gezien de categorie van helden en heldinnen waarbij hij is ondergebracht, zal zijn wetenschappelijke
betekenis niet het meeste hebben bijgedragen tot de wijd verbreide belangstelling. Toch is het weer te
simpel deze uitsluitend af te leiden uit belustheid op sensatie of de daaraan verwante behoefte van de
lezers zich te verdiepen in de beschrijving van kwalen, in 'gehypochonder', die stellig wel de sterke
aantrekkingskracht van allerlei populariserende medische of 'medische' werken helpen bepalen. Het is
immers niet de medicus als vakman die in de doktersboeken beschreven en genoten wordt; van de vaktechnische
werkzaamheden van hun held geven ze meestal zelfs - als ik goed ben ingelicht - een halfslachtig,
geromantiseerd en zelfs wel geheel foutief beeld.
Zo tenminste oordeelde de oude dorpsdokter van Spanbroek, G. C. van Balen Blanken, toen ik de tijdens
de jaren van zijn rust te Bovenkarspel al langzaam aandeinende golf van doktersboeken ter sprake bracht.
"Weet je," zei hij, "wij dokters hebben voor gewone mensen - en dat zijn er meer dan je denkt - altijd
wat van tovenaars die met hun vak-abracadabra en een geest in een fles of potje de kwaaltjes wegjagen:
medicijnmannen, zou je kunnen zeggen. Ik had vroeger een eigen apotheekje, daarin werden de medicijnen
door mijzelf of door mijn vrouw klaargemaakt. Ik geloof vast, dat ik zo meer overwicht op mijn patiënten
heb gekregen."
Je wist, als hij zoiets zei, nooit helemaal zeker, wat hij ervan meende. Tussen hem, de voor zijn tijd
moderne huisarts, verstandelijk en nuchter zodra het zijn vak betrof, en de 'medicijnman' van de primitieven
- magiër, geestelijke en geneeskundige in één persoon - leek de afstand wel bijzonder
groot. Zijn hele lange leven had hij gevochten tegen het op medisch gebied voortwoekerende bijgeloof
en de kwakzalverij: in zijn praktijk, ook in woord en geschrift. 1)
Hield deze opmerking een late erkenning in van de feitelijke mislukking van zijn streven?
Zou hij ingestemd hebben met de opvatting dat de oude medicijnman - door de wetenschap geleidelijk gesplitst
in de rationalistische arts aan de ene, de magiër en de geestelijke aan de andere kant - voor de
massa met haar behoefte aan mystiek en romantiek toch nog altijd is blijven voortbestaan in de medicus
van nu: een bezweerder in witte jas, die de mysterieuze spreuken in potjeslatijn en de hiërogliefen
van onontcijferbare recepten even geheimzinnig hanteert als het in de plaats van de toverstaf gekomen
lancet, de stethoscoop en andere hedendaagse wonder-instrumenten?
Ik geloof het niet: hij hield niet van zulk soort bespiegelingen. Waarschijnlijk wilde hij alleen maar
zeggen, dat het succes van de dokter als held van een roman evenzeer als bij zijn strijd tegen ziekten
sterk afhankelijk was van de suggestie van zijn hele persoonlijkheid.
Met deze opvatting karakteriseerde hij zichzelf. Wie hem kenden, waardeerden in hem de complete mens,
wat ook duidelijk blijkt uit de verhouding tot zijn patiënten. Behalve voor hun kwalen kwamen deze
bij hem met moeilijkheden van alle denkbare aard: ze riepen zijn hulp in voor het oprichten van verenigingen,
het organiseren van tentoonstellingen en het vieren van feesten niet minder dan voor het oplossen van
familietwisten, de regeling van erfenissen, het spreken bij een graf of het kopen en bouwen van
huizen. 2)
Zijn levendige, opgewekte aard leek zich meer nog dan aan de gezonden aan de zieken mee te delen. Van
hem ging de mare, dat hij 'je beter praten kon', onverminderd de op meer dan één wijze
uit te leggen opmerking van de oude boer die meende, dat de dokter, als het van praten afhing,
gemakkelijk professor had kunnen wezen. Verweven met zijn sterk suggestieve omgangswijze was een zeer
on-middellijke mensenkennis, die hem, waar nodig, als vanzelf bracht tot een, in al zijn eenvoud, even
oorspronkelijk als doeltreffend handelen. 3)
Het is moeilijk na zoveel jaren bij al wat er over hem verteld werd en wordt, werkelijkheid en verdichting
uit elkaar te houden. Aan de weinig tot persoonsverheerlijking neigende aard van de West-Friezen zal
het wel grotendeels gelegen hebben, dat er nooit een volledige mythe om hem heen geweven is.
Wanneer ik afga op wat ik soms te horen kreeg ten aanzien van zijn kennis van West-Friesland, moet hij
in ieder geval de alwetendheid van een halfgod nabij zijn gekomen. "Zou je daarvoor niet veel beter naar
Van Balen Blanken kunnen gaan?," was de herhaaldelijk geuite wedervraag, wanneer ik op het gebied van
gebruiken of dialect vragen stelde. Daarbij deed men dan, zoals mij later bleek, zichzelf nogal eens
te kort en overschatte even vaak de dokter, ongeacht diens inderdaad zeer grote
kennis. 4)
Maar niet alleen het karakter van zijn streekgenoten, ook de figuur van Van Balen Blanken zelf, eenvoudig,
begrijpend, sociaal, ernaar strevend een van hen te zijn, vormde een beletsel voor het ontstaan van een
mythe.
Wat voor elementair geweldige afmetingen een dokter in een plattelandsgemeenschap kan gaan aannemen in
de verbeelding van het volk, zien we aan de gestalte van dokter Tjerk van Taeke in Antoon Coolens 'Dorp
aan de rivier'.
Gerard Cornelis van Balen Blanken van Spanbroek is stellig in enkele opzichten vergelijkbaar met de aan
Tjerk van Taeke ten grondslag liggende Jacob Wiegersma, dokter van Lith. Evenals hij had Wiegersma, als
zoveel dorpsdokters in die tijd - en ook nu nog wel - een praktijk verspreid over een groot aantal vlekken,
dorpen, gehuchten en alleenstaande boerderijen. Ook Van Balen Blanken was, meer dan de geestelijke en
de schoolmeester, de vraagbaak en de steun van tallozen. Maar groot is het verschil. Hoeveel minder dan
Wiegersma kwam hij in pijnlijke botsing met tradities en heilige huisjes, met de vastgeroeste opvattingen
van officiële persoonlijkheden en bekrompen, ouderwetse en bijgelovige boeren.
Door zijn onafhankelijkheidszin en zijn rechtlijnigheid is de uit Friesland afkomstige dokter van het
Brabantse dorp Lith eerst het voorwerp van achterklap en verguizing, later van verering geworden. De
tijdens zijn leven algemeen geëerde arts van Spanbroek heeft mede door de afwezigheid van grote
conflicten met zijn omgeving, door zijn 'aangepastheid', na zijn dood heel wat minder diepe sporen in
verbeelding en herinnering nagelaten. Wat niet betekent, dat hij daarom verdient vergeten te worden.
Coolen heeft de gegevens voor de held van zijn roman, waaraan hij natuurlijk zelf ook geboetseerd heeft,
vooral geput uit familieverhalen en de plaatselijke
overlevering. 5) Hij vond daarin de weerbarstige
Wiegersma, die onder zijn pen uitgroeide tot de meer dan levensgrote dokter Van Taeke, in aanleg kant
en klaar. Ook voor een op Gerard Cornelis van Balen Blanken van Spanbroek geïnspireerde roman zijn
nagelaten bescheiden en in omloop zijnde verhalen zeker van grote betekenis
geweest. 6) Wanneer deze, hoe aardig en
onderhoudend ook, nergens stijgt tot Coolens hoogte, is men licht geneigd dit toe te schrijven aan het
verschil in peil tussen de beide schrijvers. Zonder nu Coolen te willen onder- en de Westfriese auteur
te willen overschatten, kan men na het bovenstaande vaststellen, dat de aard van het materiaal ook een
rol heeft gespeeld: Coolen kreeg een heel wat pakkender, van romanciersstandpunt gezien dankbaarder stof
te verwerken.
Bladerend in oude paperassen, pratend met hen die de dokter van Spanbroek hebben gekend, moet men wel
onder de indruk komen van de vreedzaamheid en de rust die, bij alle rusteloze werkzaamheid, diens leven
hebben gekenmerkt.
Natuurlijk blijft men met de in overvloed ter beschikking staande kranteverslagen van in het openbaar
uitgesproken redevoeringen, eentonig juichende artikelen naar aanleiding van ambts- en gezinsjubilea
en de meeste officiële bescheiden maar aan de oppervlakte. Grotere waarde voor de kennis van de
persoonlijkheid hebben de vele bewaard gebleven gelegenheidsgedichten, vooral als ze gemaakt zijn voor
de eigen kring, en ook de letterkundige proeven, die bij aandachtig lezen vaak de sfeer waarin geleefd
werd, vermogen op te roepen; de grootste zeker de brieven aan familieleden, vrienden en kennissen,
waarvan er, jammer genoeg, maar enkele nog over zijn.
Van belang zijn daarnaast de oude foto's en portretten. Toch moeten deze, evenals het overige materiaal,
omzichtig gebruikt en 'vertaald' worden.
Ook zij geven vaak een bedrieglijk en sterk gestileerd beeld van de tijd en de omstandigheden waarin
de betreffende personen hebben geleefd. De aandacht van de beschouwer wordt afgeleid door pose en kostuum,
waarachter de eigenlijke persoonlijkheid schuilgaat. Dit beseft men al bij het bekijken van foto's van
zichzelf en van leden van zijn naaste kring van enkele tientallen jaren geleden. Hoeveel te meer geldt
het dan niet voor een periode waarvan het begin bijna honderd jaar achter ons ligt en die bovendien
nog gekenmerkt werd door deftigheid en 'goede manieren', die veel uitingen van wat wij nu volkomen
natuurlijk vinden, onmogelijk maakten.
Het meeste houvast had ik daardoor welbeschouwd aan de herinnering aan de gesprekken die ik zelf met
de dokter heb gevoerd in de periode van vriendschap die ons de laatste jaren van zijn leven verbonden
heeft. Dat mag vreemd lijken: ze heeft immers maar zo kort geduurd en omspant uitsluitend wat men
onvriendelijk iemands nadagen gelieft te noemen. Maar alleen toen ben ik in aanraking geweest met een
levende persoonlijkheid die als geheel met de beste wil van de wereld in geen nagelaten document of
geschrift is terug te vinden.
Een bezielde en bezielende persoonlijkheid, waarin intelligentie, werkzaamheid en vriendelijkheid een
harmonisch geheel leken te vormen.
Degene die verwacht, dat ik 'dieper' zou 'graven', die mompelt over landelijk Victoriaans gedoe, die
zich psychologische doorgronding met bijbehorende complexen niet wenst te laten ontgaan, moet ik, in
wat komt, teleurstellen: aan 'onthullend' geschrijf over het mij ter beschikking staande materiaal
waag ik mij niet. Laat ieder overigens naar hartelust interpreteren, wat ik aan gegevens te bieden heb.
De lezer is gewaarschuwd: een in enig opzicht schokkend doktersverhaal staat hem niet te wachten. Hij
leest verder - als hij dat al doet - op eigen verantwoording.
1) Zie blz. 36 vlgg.
2) Eén huis heeft zelfs, blijkens een door de eigenaar aan de dokter gewijd rijmpje te zijner eer de
wonderlijke naam 'Het Vale Baliaantje' gedragen als dankbetuiging voor een bij het bouwen ontvangen raad.
3) Zie blz. 35 vlg.
4) De reactie zal, behalve door bewondering voor de dokter, ook wel eens door verlegenheid of onwil ten
opzichte van de nieuwsgierige vrager ingegeven zijn.
5) Men vergelijke o.a. een artikel in het Algemeen Dagblad van 17 september 1958: 'Dokter Tjerk
van Taeke heeft geleefd zoals Coolen schreef'.
6) Jac. Broersen: Rijtuig voor…, Hoorn 1946.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.