Bibliotheek » Boeken » Een kijkje in de geschiedenis van Schellinkhout » Pagina 150-154
Een kijkje in de geschiedenis van Schellinkhout
Hoofdstuk VI
Het dorp Schellinkhout kende in het verleden naast de beroepen, die in de agrarische sfeer lagen of die te maken hadden met zeevaart en visserij, natuurlijk ook nog een aantal andere beroepen. Men zou kunnen zeggen dat er een redelijk uitgebreide middenstand was, terwijl ook de dienstverlenende sektor voor verschillende mensen een broodwinning betekende. Het register van stemgerechtigde burgers uit 1813 gaf enig inzicht in de verscheidenheid van beroepen. Schellinkhout had toen behalve agrariërs en vissers, 1 schilder, 1 veldwachter, 1 chirurgijn, 2 bakkers, 1 kastelein, 1 scharenslijper, 1 wever, 1 vrachtrijder, 2 metselaars, 1 schoenmaker, 1 slager, 1 winkelier, 1 klokkestelder, 2 timmerlieden en 1 schoolmeester.
De schoolmeester
De laatste nam eeuwenlang een belangrijke plaats in het dorp in; niet in het minst door het feit dat hij de schrijfkunst machtig was.
Vanouds werd de funktie van schoolmeester gecombineerd met het ambt van koster en voorzanger.
Uit het verre verleden zijn mij geen namen van Schellinkhouter kosters of schoolmeesters bekend, op één uitzondering
na. In 1514 was ene Penningzak koster van Schellinkhout, waarmee hij jaarlijks zeven Hollandse guldens verdiende. Verdere gegevens
ontbreken zodat ook niet na was te gaan of hij ook reeds onderwijs gaf.
De oudste mij bekende schoolmeester was Pieter Jansz. Coop, die al in het lidmatenregister van 1671 als zodanig voorkwam. Hij woonde
echter al langer in Schellinkhout. In 1663 werd namelijk Aaltje Jans, de zuster van mr. Pieter, tot lidmaat aangenomen en met deze mr. Pieter
werd ongetwijfeld Pieter Coop aangeduid. Mogelijk was hij een broer van de gewezen secretaris van Schellinkhout, Hendrik Jansz. Coop,
die in 1660 wegens slecht gedrag het land werd uitgezet. Misschien was deze Hendrik Jansz. Coop eerst koster en schoolmeester geweest.
In het oudste lidmatenregister werd in 1647 namelijk ene Hendrik Jansz. Coster bijgeschreven, die vlak bij de kerk woonachtig was.
Omstreeks die tijd woonden er echter ook nog een mr. Dirk Pietersz. Paardekoper en een mr. Jan in Schellinkhout. Nu werd niet alleen
de schoolmeester met mr. aangeduid. Dat gold ook voor bijv. de apotheker en de chirurgijn. De hierboven genoemde mr. Jan was naar
alle waarschijnlijkheid de chirurgijn Jan Claesz., de vader van Barent Jansz. Hauwert.
Pieter Jansz. Coop overleed op 14 november 1692. De beide burgemeesters, Jacob Reijersz. en Jan Jacobsz. Houtsager, trokken daarop
naar Den Haag en verkregen daar toestemming voor het benoemen van een nieuwe schoolmeester, koster en voorzanger, wat door de
vroedschap en de kerkeraad diende te gebeuren. Dit geschiedde op 2 januari 1693 en hoewel er een ernstig verschil van mening was in
de vroedschap en ook in de kerkeraad, werd uiteindelijk mr. Arent Pietersz. Al, jongeman uit de Wormer, beroepen. Zijn aanstelling werd
officieel door Prins Willem III, koning van Groot-Brittannië en Prins van Oranje, bekrachtigd. Deze door Willem III op 23 januari 1693
in Londen persoonlijk ondertekende brief bevindt zich nog steeds in het gemeentearchief van Schellinkhout. Op 15 februari ving Arent
Pietersz. Al met zijn werkzaamheden aan. Erg lang hield hij niet vol, want op 3 april 1695 kwam mr. Jan Klinkert als nieuwe schoolmeester
van Graft naar Schellinkhout. Ruim 30 jaar fungeerde hij als schoolmeester, koster en voorzanger en, zoals in een eerder hoofdstuk al
werd vermeld, ook een tijdlang als molenaar. Lange tijd woonde hij met zijn dienstmaagd in het schoolhuis, maar in 1709 trouwde hij met
Sieuwtje Jans, een weduwe uit Enkhuizen, die echter al in Schellinkhout woonde. Jan Klinkert overleed in 1725 en door burgemeesters en
kerkeraad werd toen besloten te onderzoeken hoe de beroeping diende plaats te vinden. Dit onderzoek werd verricht door de beide
burgemeesters en de predikant. Hoewel daarbij wel bleek dat het recht van beroeping o.a. ook van Koning Willem III had afgehangen, werd
niet duidelijk op welke wijze één en ander diende te geschieden. Men besloot daarom maar om zich naar vergelijkbare
plaatsen en met name naar Sijbekarspel te richten. De sollicitanten zouden hun schriften (ten bewijze van hun schrijfkunst) aan de oudste
burgemeester moeten tonen, terwijl de predikant hen vlak voor een kerkdienst een hoofdstuk en een psalm uit de bijbel opgaf om voor te
lezen en voor te zingen. Vervolgens werd door burgemeesters en kerkeraad een voordracht gemaakt, waaruit door de vroedschap en de
manslidmaten een nieuwe schoolmeester, koster en voorzanger werd gekozen.
Op 9 juli 1725 werd een voordracht van drie personen opgesteld: Jacob Smit, schoolmeester te Holysloot, Johannes de Beurs van Aartswoud en Jan Laan van Schellinkhout. Aan hen werd onmiddellijk bericht gedaan met het verzoek om op vrijdag 13 juli de gemeente kennis te laten maken met hun talenten op het gebied van voorlezen en voorzingen in een speciaal daartoe georganiseerde kerkdienst. Na deze dienst kon de stemming plaats vinden, waarbij de dominee de stemmen telde. Er ontstond nog enig rumoer over de vraag wie het eerst moesten stemmen, de leden van de kerkeraad of de gewone lidmaten. Na overleg besloten kerkeraad en burgemeesters het eerst te stemmen. Met meerderheid van stemmen werd Jan Laan benoemd. Jan Laan vertrok eind 1728 naar Westzaan, waar hij tot 1755 schoolmeester was, en hij werd opgevolgd door Adriaan Jansz. Nopper van Keinsmerbrug. Deze bleef niet langer dan een half jaar, want in april 1729 verruilde hij Schellinkhout voor Den Burg op Texel. Zijn plaats werd ingenomen door Claas Claasz. Coster van Schellinkhout, een broer van Jan Laan. Dat twee broers verschillende achternamen droegen, was ook in dit geval terug te voeren tot het feit dat ook bij achternamen zowel van vaders- als van moederszijde kon worden vernoemd. De vader van Jan Laan en Claas Coster werd vrijwel altijd Claas Coster genoemd, vermoedelijk omdat zijn grootvader van moederszijde - hij was een zoon van Jacob Jansz. Laan en Nies Claas - ook Claas Coster heette.
De schoolmeester
Uit: Spiegel van het Menselyk Bedryf, Jan Luiken
Omstreeks 1735 vertrok de jongste Claas Coster naar Venhuizen, waar hij jarenlang de funkties van schoolmeester en koster bekleedde. Zijn opvolger in Schellinkhout was mr. Pieter de Waal, die echter al in 1740 overleed. Achtereenvolgens vervulden daarna de volgende personen de funkties van schoolmeester, koster en voorzanger: Cornelis Meijburg uit Ursem (1740-1743), Pieter Hille uit Bloemendaal (1743-1745) en Cornelis de Gorter van Buiksloot (1745-1778).
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.