Bibliotheek » Boeken » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 4
S.M. Middelhoff
Wanneer ik als burgemeester mijn belevenissen moet neerleggen voor het nageslacht, dan zijn dit er
vele. Vooral wanneer Dien ook gijzelaar en oorlogsslachtoffer geweest is. De moeilijkheden begonnen
reeds in de eerste dagen van Mei 1940, prachtige, stralende lentedagen, welke versomberd vierden door
de grote zwermen vijandelijke vliegtuigen, die angstwekkend over ons vredige landje vlogen. In
verschillende delen van ons land begonnen de voor ons zo noodlottige oorlogshandelingen en moesten
verscheidene gemeenten evacueren. Zeer blijde waren wij bevrijd te blijven van deze onaangename
gewaarwordingen en wij achtten ons gelukkig als opname-gemeente vele honderden gastvrij te mogen
ontvangen. Bij deze evacuatie deden zich zowel tragische als komische gevallen voor. Het meest tragische
was wel, toen een trein met zware gevallen van open t.b.c. hier aankwam. Met behulp van onze wijkzusters
en de leden van de E.H.B.O. werden deze arme ongelukkigen zeer goed geholpen. Ook de naam van wijlen
Dr. Wytema mag in dezen nooit worden vergeten.
Een komisch geval maakte ik mede toen wij een 800 evacué's uit Soest in deze gemeente moesten
onderbrengen. Het was des nachts ongeveer half twee, toen wij met de indeling gereed waren. Ik deed
nog eens de ronde door het dorp om te zien of allen een goed onderdak hadden. Op mijn terugtocht naar
huis kwam een witte gedaante op mij afgestoven. Ik schrok danig, want ik dacht direct aan een boze
geest of iets dergelijks. Ik was gelukkig spoedig weer gerustgesteld, want het bleek een ongehuwde
dame te zijn van middelbare, leeftijd, die in nachtgewaad mijn hulp inriep met de woorden; "Wat
wij nu in huis hebben.... wij durven niet naar bed te gaan, bang om vermoord te worden". Ik
kalmeerde haar iets, terwijl mij te binnen schoot, dat een jonge kunstschilder daar werd ingekwartierd.
Deze was namelijk iemand met zeer lange haren, gekleed in manchester costuum, doch overigens een zeer
nette man. Ik zeide haar : "Ga maar gerust naar bed, ik kom morgenochtend nog
wel eens kijken of jullie nog leven". Hiermede was een komische
scène van het grote treurspel, dat ons land te zien zou krijgen,
ten einde. Een minder mooi geval was, dat een alleenwonend man
weigerde om een net gezin te herbergen en deze mensen nog laat in de
nacht op straat stonden. Ik was genoodzaakt deze man in de cel onder
het gemeentehuis vast te zetten om de ongelukkige mensen, die hun
eigen gezellig huis en haard hadden moeten verlaten, een rustig
onderdak te verschaffen. Ik vond dit van de bewoner van het perceel
een schandelijke en misplaatste uiting van egoïsme. De andere dag
beloofde hij gelukkig beterschap.
De capitulatie kwam en bracht alom in den lande, een grote verslagenheid. De moeilijkste tijd, die
het Nederlandse volk en de overheid zouden moeten doormaken, was aangebroken. De nederlaag was geleden,
maar het verzet ontwaakt. Voor de burgemeester en secretaris en ander secretariepersoneel brak er een
tijd aan vol
gevaren. De gemeentelijke en ambtelijke weg lag vol voetangels en
klemmen. Eerst kregen wij van de Alva de twintigste eeuw een
proclamatie vol liefelijkheden en schoen beloften, die als een grote
leugen zal bewaard blijven voor het nageslacht, om te bewijzen hoe
laag een volk een ander vreedzaam volk kan bedriegen. Met
mondjesmaat en met een suikerlepeltje werd het gif van het nationaal
socialisme het volk ingegeven door middel van voorschriften en wetgeving.
Elke wet of verordening voerde de thermometer van het
duivelse systeem een graadje verder op. Vele autoriteiten en
burgemeesters zijn op deze wijze in de val gelopen en moeten thans
boeten voor hun slappe houding. Het ergste was echter de houding van
onze zogenaamde superieure Nederlanders, die thans in een
concentratiekamp verblijven. Enkele mispunten in onze samenleving,
waaronder n der Kuur, maakten mij het zeer moeilijk en zorgden er
voor, dat er een regen van klachten te Haarlem over mij binnenkwam.
Totdat de donderbui van een schurk, die als een paradepaard door de
moffen als Commissaris te Haarlem regeerde, zou losbreken. De meest
geraffineerde moffenknecht, Jumelet, was eigenlijk de baas in
Haarlem. Hij kwam meerdere malen te Hoogkarspel om met vleierige stem
te trachten mij over te halen tot de ideale dictatuur van een
wereldmoordenaar.
Ik was gelukkig immuun voor de moderne ziekte maar zou toch als
medicijn een bittere pil te slikken krijgen. Van de Kuur moest en
zou op de troon van Hoogkarspel zetelen en materiaal werd verzameld
om mij te ontslaan en weg te voeren.
Op 12 Juli 1942 kwam de avonds een telefoontje van de Beauftragte te
Haarlem met vriendelijke uitnodiging voor een bespreking te Haarlem,
Kenaupark 23. Meerdere burgemeesters waren hoffelijk uitgenodigd.
Ook de burgemeesters van Hoorn en Enkhuizen zouden van de partij
zijn. Wij spraken af Maandagmorgen 13 Juli te gaan met de eerste
trein. Wie ha durven denken, toen ik des morgens met mijn actetas
van mijn vrouw afscheid nam, dat dit zou zijn voor lange duur? Toch
was het afscheid die morgen nog hartelijker dan anders. Het leek wel
of wij beiden enig onheil vermoeden, maar het wilden verzwijgen voor
elkander. In de trein trof ik collega Haspels. Wij begonnen direct
over zonderlinge uitnodiging van Zondagavond en troostten elkaar met
de opmerking : "Je krijgt telkens om niets van die rare kerels
een verzoek om een bespreking". In Hoorn werd uitgekeken naar
burgemeester leemhorst. maar deze bleek de "Onvindbare
Pimpernel" te zijn. Wij keken elkaar veelbetekenend aan, maar
ik maakte de opmerking. dat "collega Leemhorst wel meer de
trein miste en dan per auto in razende vaart langs 's Heren wegen
vloog". Hoe dichter wij echter Haarlem naderden, hoe
eigenaardiger gevoel wij over ons kregen. Wij dronken tegenover het
station Haarlem een kop koffie. Dit gaf ons weer moed om naar het
hol van de leeuw te stappen. Zeer hoffelijk werden wij ontvangen en
gebracht naar de serre, waar een tiental collega's in druk gesprek
gewikkeld ons vriendelijk begroette. In gemakkelijke rieten zetels
ontspon zich onder het roken van een sigaret, pijp of sigaar een
geanimeerd gesprek en zelfs werd (natuurlijk zachtjes) een mop op de
bezetter gedebiteerd.
Het werd kwart na negenen en nog kwam er geen Beauftragte, maar
tegen half tien verscheen een hoge Piet, die een groot vel papier
voorlas, waarin stond, dat wij gedoopt werden als Ehre-Geissler van
de Veldmaarschalk Christiansen. Een ogenblik ademloze stilte en het
commando klonk : "Die Herren sind verhaftet". Tussen
gewapende moffen met de geweren in de aanslag werden wij ingeladen
in een overvalwagen, die zo hoog was, dat ik als een beeld moest
worden opgetild. Ik dacht nog : "Voorzichtig, pas op, dat het
beeld niet stuk valt:. Toen ging het in razende vaart naar de
Ueterpestraat te Amsterdam, waar wij weer plechtig werden
uitgeladen. De sprong was voor mij te hoog en ik viel, niet in de
armen van een liefderijke echtgenote, maar in de ruwe armen van een
mof.
Weer was een bedrijf achter de rug en een nieuw bedrijf ving aan vol
afwisseling van uitbundige pret, maar ook van zeer grote droefheid.
Van de Euterpestraat te Amsterdam, met een groot aantal
overvalwagens, beladen met zeer goede Nederlanders, vertrokken wij
naar het onbekende. Allen vreesden wij naar Amersfoort gebracht te
worden en wij zaten zwijgend in diepe overpeinzing tegenover
elkander, in gedachten aan vrouw en kinderen. Het was reeds ongeveer
3 uur en sedert des morgens 6 uur had ik nog niets gehad. Ik geeuwde
en mijn maag rammelde op d e maat van het eentonig gesnor van de
motor. Tegenover mij zat een vriendelijke oude heer, die een
gedeelte van zijn brood broederlijk met mij deelde. De eerste
vriendschapsband was gesloten. In die stilte werd tussen de
gevangenen zwijgend een hechte band van eensgezindheid en verzet
tegen de vijand gesloten.
Gelukkig, in Baarn sloegen wij rechts af
en een zucht van verlichting ontsnapte onze harten, omdat wij dus
niet naar Amersfoort zouden gaan. Wij vlogen door Hilversum en
Utrecht in de richting Den Bosch. Nu gingen wij raden. Zouden wij
naar St. Michielsgestel of naar Vught gaan? Geen van beide, want in
Vught sloegen wij wederom rechts af en reden n de richting Tilburg.
Plotseling een zijweg in en toen arriveerden wij door een oprijlaan
voor een groot gebouw, dat bleek te zijn het Groot Seminarie te
Haaren.
Zeer "vriendelijk", met de gebruikelijke snauwen en
geschreeuw van razende Rolanden, werden wij ontvangen en als welkome
gasten gebracht naar de eetzaal. Mannen in blauwe overalls en
kaalgeschoren hoofden brachten ons grote kommen "flots".
Deze heerlijke schotel zou een belangrijk deel van onze dagelijkse
maaltijden. Het bestond uit een waterachtige brij van halfgare kool
met aardappelen. Wij zeiden tot elkander : "Morgen lopen wij
ook zo, met eerbiedwaardige schedel en werkkleding".
De meeste
heren lotgenoten waren aan huis deftig afgehaald en hadden
gelegenheid gehad lepel en vork mede te nemen, maar ik bezat deze
niet en moest de grote bak aan de mond zetten. Alles liep langs de
lippen over mijn kleren, maar het gaf geen vlekken want vet zat er
niet in. De maaltijd smaakte kostelijk, want wij rammelden van de
honger.
De eerste nacht brak aan. Ik moest met kleren aan in bed, want ik
bezat ook geen nachtgoed.Wij sliepen in kribben boven elkander.
Boven mij sliep iemand uit Gouda, die hevig heen en weer rolde,
waarbij ik het gevoel kreeg met een zware storm op zee te doen te
hebben. Het was grappig die eerste avond, al die vreemde heren op
een zaal met 120 mensen. Hooggeleerde Profs, Eerwaarde heren
Dominees, Pastoors en Kapelaans, Advocaten, Doktoren, burgemeesters,
arbeiders enz. enz. Verschillende bedden zakten in elkaar, zodat een
grote hilariteit ontstond, wanneer een patiënt hulpeloos door de
matras zakte.
Des morgens moesten wij ons wassen en verfrissen. Ik had geen
handdoek en ook geen scheerapparaat, doch hulpvaardige lotgenoten
stonden mij bij. Het ontbijt bestond uit een paar sneetjes brood met
1 gram boter. Daarna slenterden wij in groepjes door een voor ons
afgezet gedeelte van de tuin, elkander afvragend, wat er zou
geschieden.
Vervelend en saai ging de dag voorbij. Maar wij zouden geen goede
Hollanders geweest zijn, indien er niet direct aan geestelijke
ontspanning werd gedacht. Onder leiding van een door ons benoemde
commissie werden lezingen, cursussen op allerlei gebied, ja zelfs
universitaire colleges georganiseerd, zodat men zich op velerlei
wijze kon bezig houden. Ook werd een rooster gemaakt voor het
schoonhouden van het gebouw, dus zoals bij de militairen een
corvee-dienst. Ook werden verschillende sportgelegenheden geopend en
dank zij de grote organisatie op dit gebied werden ons
voetbaluitrustingen, ja zelfs een tennisbaan geschonken. Ook waren
er particulieren, die biljards afstonden om ons vermaak te
verschaffen. De Nederlandse burgerij heeft zich ten opzichte van ons
op haar best laten zien en heeft het leven van de gijzelaar zeer
veraangenaamd.
Wat was nu eigenlijk de betekenis van het woord gijzelaar? Dit is
moeilijk te zeggen. Eerst waren wij ere-gijzelaar, daarna
gijzelaar-gevangene en later weer politiek-gevangone.Het enige wat
ik er van dacht, als wij binnen de zware afzetting liepen, was :
"Het lijkt wel een kudde schapen, onschuldig in een hok, afwachtend
tot de kooi opengaat en de wrede slager er enige komt
halen, om te doden.: Dit laatste hebben wij twee malen medegemaakt.
Onschuldige, goede en brave dapperen, die uit ons midden werden
gerukt, om verre van vrouw en kinderen onschuldig te worden
neergeknald. Wat hebben wij met hen medegeleefd en voor hen gebeden,
maar tevens op waardige wijze de vijanden getoond, dat zij
onrechtvaardige beulen waren.
Op godsdienstig terrein mocht niets gebeuren en mocht alleen des
Zondags elk kerkgenootschap een half uur dienst houden. Met een
horloge in de hand stond een sadist achter in de zaal om te
waarschuwen, als er een minuut te lang werd gebeden. Maar in het
geheim is veel aan godsdienstoefeningen gedaan en solidair stonden
wij allen zij aan zij om elkander te helpen en bij te staan.
Ik zou nog meerdere pagina's kunnen vullen, maar ik wil dit
bekorten, omreden meerderen hun ervaringen willen vermelden.
Dankbaar wil ik zijn jegens de goede God, Die mij gespaard heeft en
alzo in de gelegenheid stelt enige memoires vast te leggen. Laat
ook de Nederlandse bevolking Goed dankbaar zijn, want had de
overweldiger gewonnen, alle Nederlanders waren gedeporteerd naar
Polen. Zeer dankbaar ben ik ook de goede bevolking van Hoogkarspel,
die op zo'n buitengewone wijze met mij en mijn echtgenote medeleefde
door mij levensmiddelen te zenden en mijn echtgenote in de moeilijke
tijd te troosten en bij te staan.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.