Bibliotheek » Boeken » Hé, is dat Westfries? » Pagina 22-23
60. In de winter heb ik veel last van sprose lippen en handen (ruw, soms gebarsten
vel). M'n vrouw spreekt dan van zore handen. Ook heeft ze 't wel over
zoor weer (droog en koud, niet groeizaam weer).
61. Is je vader ziek? Wat mekeert ie of: wat bekeert ie? (Wat mankeert
ie? Wat scheelt hem?)
62. Vorige week was moeder nog zwaar ziek; nu is ze gelukkig heel wat béterder
(beter).
63. Dat jongetje kan in z'n nieuwe klas niet de haal beet kroggen (op dreef komen, de
slag ervan te pakken krijgen).
64. Hansje is 'n kalm, rustig kind, maar Kesie is 'n woeg ventje (druk, ongedurig,
beweeglijk).
65. Kleine Jantje had griep en mocht van de dokter niet met 't schoolreisje mee. 't Was wel
nooslijk voor hem (spijtig, zielig).
Ik kon niet met 't uitje van de Vrouwenbond mee: m'n man was die dag jarig; 't noosde
m'n wel, toen ik al die vrouwen zag vertrekken (ik vond 't wel jammer, 't kostte me wel
strijd).
66. Hij heeft 'n skot in z'n reg ('t spit in de rug). Daardoor kan ie slecht
roizen (moeilijk opstaan).
Als Jan Gerritsen bij je op visite komt, ben je niet zomaar van 'm af, hij kan slecht
roizen (moeilijk opstaan en weggaan, hij is 'n plakker).
67. Onze dienstbode heeft ontslag gekregen; moeder wil 't nou maar redden (wil 't van
nu af zonder dienstbode doen).
68. Heeft Siem al verkering? Hij heeft wel verbeelding van Tinie van Jaap van der
Molen (voelt zich aangetrokken tot). Maar 't liep niet erg mee, want Jaap heeft 'm de deur
uitjoegen (uitgejaagd). Siem praat er niet graag over. Ik hou me maar stil; ik laat
ze maar koekhakken (begaan, aan hun lot over, ik bemoei me er niet mee).
69. Oom Tinus gaat er krap langs, hij is erg benauwd, sjagroinig (gierig, krenterig).
Opm.: 'Sjagrijnig' betekent in 't Ned. zuur, gemelijk, ontevreden. Wat keek ie weer sjagrijnig!
70. M'n nieuwe baas is altijd even bobberig (nors, slecht gehumeurd, spreekt altijd
tegen). Hij is 'n echte bobberkop (bobbekop, bobber(d), nors, stug mens, dwarskop).
71. M'n zwager is 'n vreemde man. De ene dag is ie poeslief en kun je alles van 'm gedaan krijgen,
maar de andere dag is ie dwars of houdt ie je voor de gek. Ik hou niet van die rare fronten,
van die jisten of van die iepkes (vreemde gedragingen, zonderling gedoe).
Opm.: 't Woord fronten kan ook betekenen:
gebruiken, manieren, gewoonten, bv.: Ik leef maar verder, zo ik gewoon ben, ik hou niet van die
nuwerwisse fronten (moderne snufjes).
72. Ik heb vannacht weinig geslapen: kleine Annie had poin-in-'t-loif (buikpijn).
Opm.: Dit kan ook figuurlijk gebruikt worden, bv. Vader, nou is Truus nog niet thuis van de toneelrepetitie,
ik word onrustig (ongerust). Daar is nog geen reden voor moeder, de repetitie is misschien
wat uitgelopen. Daar moet je nog geen poin-in-'t-loif over hebben (zorg, ongerustheid).
73. Op m'n verjaardag was 't van dat miezerige, slaggerige weer (druilerig). Op zo'n dag
heb je graag, dat je kinderen er 'n beetje knap of: gnap insteken (er wat
verzorgd uitzien), maar toe (toen) ze uit de school thuiskwamen, waren ze allemaal
even smerig.
74. Wat heeft dat dienstmeisje van tante Alie 'n uithoudingsvermogen! Je zou 't niet vermoeden, als je
'r skriebelige toet ziet. Haar zusje ziet er ook zo miezerig, zo
benepen, zo meeuwsk, zo briek. (ongezond, bleek, flets) uit.
75. Jongen, wat ben je daar toch aan 't hakkepielen (met 'n heel bot mes snijen).
Die broer van oom Hannes is 'n rare hakkepiel, 'n knoest (ruw, lomp,
onmanierlijk mens).
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.