176. Die auto gaat nog wel 'n tijdje mee. Die moet je niet wegskoiten (ver beneden
de waarde van de hand doen).
177. Z'n grootvader was poepezak (rondreizend manufacturier, handelaar in textiel). De
zak, waarin hij z'n waren van huis tot huis bracht, heette ook poepezak en z'n winkel
poepewinkel.
178. Hij wil 'n poot hewwe in die onderneming (medezeggenschap, deel hebben in, 'n vinger
in de pap hebben).
179. Zullen we skil-deur doen? (Zullen we 't verschil tussen vraagprijs en biedprijs maar
door midden delen en dat als koopprijs stellen?
Bv.: iemand vraagt voor 'n koe ƒ 1000,-. De ander biedt ƒ 900,-.
't Verschil is dan ƒ 100,-. Skil-déur wordt nu ƒ 950,-).
180. Jaap Buis heeft in de loop van de tijd veel mensen vortholpen (heeft in 't Wfr. de
uitsluitende betekenis van 'n crediet geven ten behoeve van iemand die 'n bedrijf koopt of
uitbreidt en die niet voldoende geld via hypotheek of banken kan aantrekken).
181. De ouderen onder de Wfr. zijn nog bekend met onderstaande benamingen voor zekere geldbedragen:
'n voorwiel
'n achterwiel
'n riks
'n plak
'n stoter
'n skelling (schelling)
'n daalder
'n pond
'n raaier (rijder)
'n geeltje
'n roodreggie (roodrugje)
182. Oom Gerrit kocht voor z'n zoon 'n aardig spultje ('n klein veehouders-, landbouw- of
tuindersbedrijfje).
183. In dat boerenhuis kunnen twintig koeien op de lange regel staan (de langste zijde
van de stal). En dan kunnen er nog acht in 't achteròm ('n stuk stal aan de achterzijde
van 't huis; dit dwarsstuk staat rechthoekig op de zgn. lange regel). In de zomermaanden
woont die boer op 'n staltje. (Hij legt over 'n gedeelte van de stal 'n losse houten vloer
en richt dat gedeelte in als woonkamer).
Op dat stal staan twee zware koeien (stalgedeelte voor twee koeien).
Opm.: De Westfries gebruikt voor 't Ned. woord 'stal', als gezamenlijk onderdak voor z'n koeien, meestal
het koejes of: de koegang. Vgl. nr. 874.
184. Als ik 's maandags naar de Alkmaarse markt ga, begin ik 's morgens om vier uur al te voeren
(het vee voe(de)ren, melken en verzorgen, alzo 'n ruimer begrip dan in 't Ned.).
185. Vader is al vroeg naar de bouw gegaan (naar z'n bouwland, naar z'n akker).
Waar is je broer? Die is 't lánd in of: 't lánd uit (die is
gaan werken op z'n grasland). (De klemtoon valt op land).
186. Wat heb je verdiend met 't eéreppel-roden (rooien van aardappelen)?
Opm.: De Westfries gebruikt altijd roden inplaats van rooien: bieten roden, bomen
roden, enz.
Zolder roden is in de schoonmaaktijd de zolder van 'n boerderij en wat er op staat, droog
schoonmaken, dus vegen, ragen, afstoffen.
Je moet niet meer roden (roeren) in die familie-ruzie, laat maar rusten.
187. Kees, haal jij de koeien in 't melkbon (de melkplaats, meestal achter 't huis) en
zet (bind) ze vast.
Die koe met die dunne melk (schrale melk, van laag vetgehalte) moet verkocht worden.
Die zwartbont bracht twee kalven, 'n bul (stier) en 'n kui (vrouwelijk kalf).
33. Ik ben op de zuikerstikken geweest (kraamvisite). Wat had m'n zus 'n pittig
kloin purkie ('n lief klein kindje) in de wieg. Toen de buurmeisjes twee jaar geleden bij haar
waren op de bruidstranen (in de bruidsdagen 'n glaasje kwamen drinken ten afscheid),
was ze al gelukkig, maar 't haalt niet bij 't geluk van nu.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.