Bibliotheek » Boeken » Hé, is dat Westfries? » Pagina 64-65
407. Hier heb ik 'n grote uien (ui).
Haal 'ns drie uiens (uien).
408. Deze appel is niet gaaf van huid, hij is skroffelig (ruw, roffelig).
409. Wat is de soep fleeuw (flauw, niet hartig).
410. Kleine Toos zit soms erg te prieken met haar eten (smeren, kladden, knoeien, morsen).
Vanmorgen heeft ze de koffiepot omgekeerd; de koffieprut lag op 't vloerkleed. Ik gaf 'r
'n standje en toen zat ze met 'n troetlip of: prutlip (hangende lip, pruillip)
de onschuld uit te hangen. Maar ik moest alles oproden (opknappen, opruimen).
's Avonds zei m'n man: 'Dat kun je van Ootje Tontel (schertsend van een klein meisje
gezegd) verwachten'.
De volgende dag ging ik naar Purmerend. Ik had 'n koe die wegkwijnde. M'n broer zei: 'Die moet je
oproden (verkopen, van de hand doen)'.
411. Dat is 'n piender (pienter) kind.
412. De pot (waterketel) kookt nog niet, maar hij gonst (zingt) al wel.
Opm.: 'Gonzen' is wel Ned., maar dan in zinnen als: De bij gonst. Ons TV-toestel gonsde de hele avond.
413. Waar lucht (ruikt) 't hier van? 't Lucht hier lekker ('t ruikt hier
fijn). Laat me 'ns luchten (ruiken) of die melk goor is. Dat meel, die havermout, dat brood
lucht ousk (ruikt muf)
Opm.: 'Luchten is wel Ned., maar betekent dan: zich uiten: z'n hart luchten, aan de buitenlucht
blootstellen: beddegoed luchten, ventileren: de slaapkamer luchten, pronken met: z'n kennis luchten.
414. Loupende vort (onder 't lopen, terwijl ie liep) of: raiende vort (terwijl
ie reed, onder 't rijden) at ie z'n brood op.
415. Ik zat in de kerk, ik nam m'n knip (portemonnee) uit m'n diések
(broekzak), ik nam er 'n kwartje uit en gooide die in de klinkbuul (kerkezakje met belletje).
Onderweg naar huis heb ik m'n knip strooid (verloren).
Opm.: 'strooien' is ook Ned., maar betekent dan: uitspreiden, uitstrooien. Bv. zand, kunstmest strooien.
416. M'n fiets staat in de boet (schuur).
De Langedijker koolboeten (de Langedijkse koolschuren).
Opm.: 'Langedijker koolboeten' is door 't vele gebruik ingeburgerd en wordt daarom als goed aangemerkt,
zoals bv. ook: Deventer koek, Weesper moppen, Haarlemmer olie.
417. Hij is 'n vuile zegger (iemand die scherp in de mond is en soms harde waarheden zegt).
Pas op voor die hond, die is vuil (kwaadaardig, vals). 't Is 'n vuilak.
418. Wat heeft die koe 'n best jaar ('n grote uier). Een koejaar (koe-uier
of koeie-uier), een goitejaar, een skeipejaar.
Wat staan de koejaren tegen melkerstoid (melkenstijd)
don (gespannen)!
Oom Jan Koopman zit don-an of: pré-an (vergenoegd en trots) in z'n
nieuwe bungalow.
419. De kat heeft vier jonkies (jongen). Jonkies kan ook betekenen 'jonge
mensen'. Bv.: Oudere mensen hebben andere belangstelling dan jonkies.
420. Die moid (dat meisje) reed temet (bijna) tegen me op
(aan).
M'n broer is met 'n moid (meisje) naar 'n bruiloft geweest.
Meid is wel Ned. maar betekent dan dienstmeisje, hulp in de huishouding. In die zin is 't echter 'n
verouderd woord. Wel goed Ned. is 't als bv. 'n meisje tegen haar vriendin zegt: Meid, kom mee, we
gaan weg. O meid, wat is dat 'n leuk bloesje!
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.