Bibliotheek » Boeken » Hé, is dat Westfries? » Pagina 108-109
732. Goed gekapt, 'n nieuwe jurk … en toen stak ze of (vertrekken,
heengaan).
Met dat smoesje steek ik niet of (dat laat ik me niet wijsmaken, dat neem
ik niet au serieux).
733. Ze kwamen om (op) de koffie, om (op) de thee.
Oom Dirk woont om de noord, om de zuid (ten noorden of ten zuiden ten opzichte van de
eigen woonplaats).
734. Hij werd onzoet afgerost (heel erg, ongenadig, onzacht).
735. Het regende. Alle kinderen waren thuis, 't was 'n oorlogsleven ('n hels lawaai).
736. Kinderen moet je niet tegen elkaar opstoepen (opstoken, ophitsen).
737. Dat zei dat kind niet uit zichzelf. Je kon duidelijk merken, dat 'r moeder haar dat instoept
had (ingefluisterd, ingegeven, ingeblazen).
738. Nadat m'n man is gestorven, is m'n broer (h)ótemetoot in m'n bedrijfje (regelaar,
álbeste1, iemand die de zaken regelt).
739. 'n Stil dorpje met weinig passaat (passage, doorgaand verkeer).
740. Wat is 't 'n rare passiekwant ('n vreemde sinjeur)!
741. Wat zit je toch met dat stompe mes in de ham te pielen (onhandig snijden). Ik kon
met die poddevilder niet eens 'n touw doorsnijden (oud, bot mes).
742. Je bent ons allemaal te plat of: te plat of (bij ons vergeleken in 't
voordeel).
743. Er waren te weinig stoelen. Toen gingen we maar op ons platte gat op de grond zitten
(met gestrekte benen zittend op de vloer).
744. Dat is praat op zolder (onbenullige praat, dikwijls onlogisch, leuterpraat).
745. Moet je nou, om dat onbenullige sjaaltje te zoeken, alles over de rei halen (overhoop
halen)?
746. Ik kon vanmorgen niet opschieten, ik had wel zes teugenloupers in één
uur (moeilijkheden, tegenslagen).
747. Toen de hond begon te blaffen gingen de dieven an de rippetéer (aan de haal,
er van door).
748 Zij twijfelt nooit lang, ze kan rizzelevéren (resolveren, vlug 'n besluit
nemen). Zie ook 878.
749. Hoe laat werd je kindje geboren?
Zo siesink elf uur (ongeveer, circa, om en bij).
750. De agent pakte de inbreker bai z'n skábbelakken (bij de kraag, bij de kladden,
bij de vodden, bij de lurven).
751. Kind, wees altijd eerlijk, want slechtighoid komt altijd uit en wordt bestraft
(oneerlijkheid, diefstal, onrechtvaardigheid).
752. Hij ging failliet; nu verdient ie z'n kost met daghuren (in daghuur, in dagloon
werken, als dagloner, als arbeider).
753. Dat gezin heeft 'n hele smak joos (veel kinderen).
Die vent heeft 'n smoit of: 'n smak geld (heel veel). Vgl. Stuit
en zood.
754. Hij heeft de hele dag z'n smultje in de mond (korte tabakspijpje).
755. Ik moest wachten voor de bongels of: bommels (de spoorbomen).
756. Vroeger kreeg men nog al eens 'n kassieskirrel aan de deur ('n marskramer, die
z'n koopwaar uit z'n 'kastje' aan de deur aanbood).
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.