Bibliotheek » Boeken » Hé, is dat Westfries? » Pagina 110-111
757. Sond (sinds, sedert) kerstmis heb ik 'm niet meer gezien.
758. Ik kon eerst maar niet met dat werk beginnen, maar eindelijk nam ik de spat op (begon
ik er aan).
759. De staal (steel) van 'n bezem, van 'n hark, van 'n schop enz.
760. Om op 't land te komen moesten we over 'n smal steggie (smal brugje of bruggetje).
761. De auto ging zo vlug voorbij, dat ik er maar 'n zwenk of: zwink van
zag ('n flits, 'n glimp).
Opm.: 'Zwenk' is Ned. in bv.: 't Gebeurde in 'n zwenk, d.i. in 'n ommezien, in 'n oogwenk, in 'n
handomdraai.
762. Vanavond zullen we maar táielijk naar bed gaan; morgen moeten we vroeg
opstaan. (tijdig, bijtijds, vroegtijdig).
763. Buurvrouw kwam toe (door) de achterdeur binnen en ging er toe de
voordeur uit.
Hij moet zelf maar beslissen, hij is toe z'n jaren (meerderjarig).
De tong hing de hond toe z'n bek uit (uit z'n bek).
764. Tante Marie houdt veel van uiten (uitgaan) , ze is allemaar an de flort
(op pad, buitenshuis).
765. Wat zijn de kinderen uiteremúiterig (uitgelaten, uitbundig, druk en lacherig).
766. De stervende ging kalm uit (stierf, overleed).
767. Weyert Komen heeft honderden doden uitgekleed (afgelegd).
768. Onverwachts vloog er 'n hond voor m'n fiets langs; ik was er helemaal niet op verdocht
(verdacht, op voorbereid).
769. Van verveulendighoid (uit verveling) ging ik maar wat om 't huis lopen.
770. Die dienstbode was na drie weken al vet (ze is ontijdig ontslagen of heeft ontslag
genomen). 't Meisje is heel proper, maar haar mevrouw is 'n vetdoffer ('n vieze vetterik,
'n vette viezerik). Die naturen strookten niet met elkaar.
771. Maandag werd ik opgebeld om 12 uur 's nachts en daagsteràn (de volgende dag)
was 't wéér-an (weer zo) op dezelfde tijd.
772. Je hoeft je niet te vervelen, je kunt altijd wel weerwerk zoeken (bezigheid om de
verveling te verdrijven).
773. Vader is morgen jarig. Moeder, kunt u 'm vanavond wegstoetelen (met 'n zacht lijntje
uit huis krijgen), we willen als verrassing z'n stoel versieren?
774. Op 't ingebouwde bed sliep m'n broer Kees op de kant of: op 't kantje
(de kant waar men in 't bed stapte) en ik lag in de weig (tegen de achterwand).
775. Morgen ga ik 't plafond wittelen (witten). Ik zal de witteles maar
klaar maken (witsel, witkalk).
776. Dat kind wuppelde door de kamer (voortdurend op en neer wippen).
777. Hij staat nummer twee op de voordracht. 't Staat er zoet voor ('t staat er gunstig
voor).
778. Zó as ik aan hem dacht, kwam ie de kamer binnen (terwijl, op 't ogenblik
dat).
779. Hij kreeg op z'n bárstjansen (op z'n falie).
780. Fraaie handwerken … deer hew 'k gien tóetoid in of: gien tuur
op (geen zin in, geen lust toe, geen belangstelling voor).
781. Als je te veel in 'n vogelnestje kijkt en de eitjes aanraakt, heb je kans dat je 't vogeltje
bal maakt (zo bang, dat het 't nestje verlaat en niet meer terugkomt).
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.