Bibliotheek » Boeken » Hé, is dat Westfries? » Pagina 127-130
868. Soms gebruikt de Wfr. de sterke deelwoordvorm van 'n werkwoord dat zwak is. Bv.:
Wat heb ik toch zweiten (gezweet)!
Wat was ik toch bezweiten (bezweet)!
Ik heb van oom Joris heel wat urven of: orven (geërfd).
De winnaars hebben loten om de prijzen (geloot).
Er werden vier prijzen verloten (verloot).
De uitgeloten (uitgelote) prijzen werden uitgereikt.
869. Ik ben veel kleiner as hunnie (dan zij).
Ik ben later jarig as zoin (dan hij).
Hij is ouder as moin (dan ik).
Zinnen als deze zijn de laatste decennia bij de jeugd in zwang gekomen.
Opm.: In de stellende trap van 't bijvoeglijk naamwoord gebruikt men in 't Ned. 'als', in de vergrotende
trap 'dan':
Hij is even oud als jij (gelijkheid).
Hij is ouder dan jij (ongelijkheid).
De Wfr. gebruikt altijd 'als':
Hai is even groot as jij (gelijkheid).
Hai is groter as jij (ongelijkheid).
870. Soms spreken de kinderen hun ouders en anderen aan in de derde persoon in plaats van in de tweede.
Het doet enigszins kinderlijk aan. Voorbeelden:
Heeft moeder (U) m'n jurk al genaaid?
Nu moet tante (U) gaan zitten, dan ga ik de afwas doen.
Moeder (U) mag niet meer stiekem m'n liefdesbrieven lezen, hoor.
Is dokter (U) al op vakantie geweest?
Weet juffrouw (U) al, wanneer 't schoolfeest zal zijn?
Opm.: Dit gebruik zal ook in andere delen van ons land bestaan.
871. Hij woont op (in, te) Hoogwoud, op Andijk, op Ursem.
De Wfr. gebruikt dit 'op' niet voor alle plaatsnamen. Hij plaatst 't voor verscheidene dorpsnamen,
maar niet voor stadsnamen. Hij zegt dus niet: Hij woont op Hoorn, op Schagen, op Alkmaar, op Enkhuizen,
op Medemblik. Hij gebruikt dan 'in'.
872. Als men in 't Ned. een stelling, een algemene waarheid wil uitdrukken, gebruikt men de bepalende
lidwoorden 'de' en 'het'. De Wfr. gebruikt dan bij voorkeur 't bepalende lidwoord 'een':
De mol is nuttiger dan men denkt.
De koe is 'n herkauwend dier.
Het paard is 'n trekdier.
In deze gevallen zegt de Wfr. een mol, een koe, een paard.
873. Het gebruik van het achtervoegsel -ig met de betekenis van 'tamelijk' komt in 't Wfr. veel voor:
luig, langig, latig, leigig, warmig,
koutig, louvig, ziekig, enz.
't Is hier nogal warmig.
Hij kwam latig.
Ik vind die jurk langig.
874. Van enige zelfstandige naamwoorden heeft 't Wfr. ook 'n meervoudsvorm op -s, terwijl 't Ned.
uitsluitend -en heeft. Voorbeelden:
875. De Wfr. gebruikt voor enige zelfstandige naamwoorden het lidwoord 'de' terwijl 't Ned. 'het' gebruikt of omgekeerd. Bv.:
Opm.: 't Gezamenlijk onderdak voor z'n vee noemt de Wfr. evenals in 't Ned. 'de' stal, ofschoon
hij meer spreekt van het koejes of de koegang. Daarnaast kent hij ook 'n
onzijdig woord 'stal' = stalgedeelte voor twee koeien, bv.: Op dat stal staan twee zware koeien. Vgl.
nr. 183.
876. De verkleiningsuitgangen in 't Wfr. zijn -je, -tje,-ie, -kie, -pie. De zgn. verlengde uitgang
-etje kent 't Wfr. niet.
De verkleiningsuitgang -ie is zeer frekwent.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.