Bibliotheek » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 22-23
In de voorgaande tekst is verschillende malen de term ‘West-Friesland’ gebruikt.
Wat moet daar onder worden verstaan? De begrenzing van deze streek heeft bijna net zo veel wijzigingen
ondergaan als het land zelf. Omstreeks 800 jaar na Christus, toen de Zuiderzee nog niet gevormd was,
noemde men het gebied tussen het Vlie en het Zwin (in Zeeuws-Vlaanderen): het westen van Friesland.
Hier gold de zogenaamde ‘Lex Frisionum’ (Friezen Wet) die voor het hele Friese gebied van kracht was.
In 1064 werd dit gebied als Westflinge aangeduid. Zoals we al zagen, traden in die eeuwen zulke
veranderingen in de bodem en de waterstand op, dat het nodig was om dijkjes op te werpen teneinde het
in cultuur gebrachte land tegen overstroming te beschermen. Met het tracé van de omringende
dijken kreeg het gebied een duidelijke begrenzing. Hoewel Texel en Wieringen om bepaalde redenen in
de 14e eeuw ook nog tot West-Friesland werden gerekend, was het, vooral na de doorbraak van de Zuiderzee,
gebruikelijk om de thans nog bestaande omringdijk als grens aan te houden.
In de loop der eeuwen moesten de Westfriese dijken steeds hoger worden
gemaakt en zwaarder verdedigd. Deze kostbare constructies gingen de financiële draagkracht van
veel onderhoudsplichtigen te boven. Zij ‘staken de spade’, hetgeen inhield dat ze hun bezit
prijs gaven.
Het gebied van West-Friesland was moeilijk toegankelijk en het is misschien wel daarom dat de bewoners
zich zo onafhankelijk van de rest van het land voelden en een opmerkelijke vrijheidsdrang toonden.
Geschiedschrijvers als Busken Huet stelden die vrijheidsdrang in een nogal ongunstig daglicht door de
Westfriezen af te schilderen als een troep altijd vechtende hufters (vrij vertaald) die geen gezag
wensten te erkennen, noch van de graaf, noch van de kerk. Nu is overigens wel aan te nemen dat de
activiteiten van de wereldlijke en kerkelijke overheden ook niet altijd even nobel waren, zodat men
niet naar hun komst behoefde te snakken. Floris V, graaf van Holland, slaagde er echter in om in 1289
de Westfriezen te onderwerpen. Aan deze onderwerping was veel strijd voorafgegaan; enkele honderden
jaren lang hadden de Westfriezen zich met hand en tand, met spa en knuppel verdedigd tegen activiteiten
van de verschillende Hollandse graven. Zij voelden zich vrije mensen die best in staat waren om hun
eigen roer recht te houden. En dat was ook wel noodzakelijk. Immers na het ontstaan van de Zuiderzee
omstreeks 1150 was er geen verbinding meer met Friesland, terwijl ook de communicatiemogelijkheden
over land met Holland minimaal waren. Door het dalen van de veenbodem en het rijzen van de zeespiegel
werden de bewoners genoodzaakt om de in eerste instantie opgeworpen terpen met lage dijkjes te
verbinden, dan wel grotere gebieden met dijken te beschermen. Dat kon nooit het werk zijn van
zelfstandig werkende landeigenaren, daarvoor was de opgave veel te omvangrijk en te lang van duur.
Buitenechtelijke kinderen -bastaards- kwamen (vroeger) bij de adel veel
voor. "'n Bewois dat de kirrel goed gezond is" meenden de Westfriezen. Eén van de
bastaard-broers van Jacoba van Beieren kreeg van haar de heerlijke rechten van de Hoogwouderban. Een
aantrekkelijke bron van inkomsten waaraan hij het afgebeelde huis overhield.
Landeigenaren uit een buurschap werkten samen, maar ook buurschappen met buurschappen. Zoiets kon
niet zonder regels, te meer omdat geschillen ontstonden over wie nu welk deel van een dijk of een weg
moest onderhouden. De dijk werd verdeeld in partjes, meestal van zes meter. Verhoefslaagd noemde men
dat. Opmerkelijk is dat die maat van zes meter eveneens gehanteerd werd (en nog wordt!) bij het
verdelen van percelen grond waar een huis op gebouwd kon worden.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.