Bibliotheek » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 42-45
Grote stappen, gauw thuis. Op deze wijze moet de verdere ontwikkeling
van de steden hier worden beschreven: met grote stappen. De bloei uit de
Gouden Eeuw veroorzaakte grote uitbreiding van activiteiten op
handelsgebied. Als gevolg daarvan uitbreiding van de gebouwen, het aantal
inwoners, de verkeersverbindingen en… het aantal wetten en
verordeningen. Het leven werd gecompliceerder, stedelijker. De
getuigenissen daarvan kunnen nu nog worden teruggevonden in de huizen uit
die tijd, in de voorwerpen die in de musea staan en in de gegevens die in
de archieven zijn opgeslagen. Natuurlijk veranderde er na de 16e eeuw het
nodige, maar dat ging in een veel trager tempo dan in het tijdperk
daarvoor. Het is de wat trieste geschiedenis van het verval. Een verval
dat zich in Enkhuizen in het begin van de 17e eeuw aftekende bij het
verzanden van de havens en dat een onaangenaam zwaar accent kreeg tijdens
de Engelse oorlogen. De uitbreidingsmogelijkheden binnen de (thans nog
aanwezige) vestingswallen werden niet benut.
Van stilstand kwam achteruitgang en van achteruitgang kwam afbraak. De
hele 19e eeuw was er mee vervuld. Enkhuizen verviel. Volgens de hier
reizende Fransman Henri Havard was het zelfs al één van de dode stadjes
aan de Zuiderzee geworden. Hoorn bleef iets langer op de been maar vooral
na 1750 begon de achteruitgang en trad vermindering van de scheepvaart in.
Het aantal inwoners liep terug van 16.000 tot 9500 in 1795. De
roerige en rijke tijden, waarin Cornelis Sasbout op een paard, beslagen
met zilveren hoeven, mondwerk en stijgbeugels door de stad galoppeerde
waren voorbij.
‘De volgetuigde Oostindiëvaarders zijn vervangen door de haring- en
ansjovisbotters. De voorname statie van de Gecommitteerde Raad en de
Westfriese Admiraliteit heeft plaats gemaakt voor de boerse drukte van
vee- en kaasmarkten’, schrijft W. A. Braasem in zijn ‘Hoornse
herinneringen’.
In een boek dat zich bezighoudt met duidelijk aanwijsbare veranderingen,
moet veel van het (op zich interessante) rustige leven in de 18e eeuw
onbesproken blijven. Temeer als het minder helder is waar de typische
streekeigen karaktertrekken liggen.
Het bleef in vergelijking met voorgaande eeuwen, erg lang, erg rustig in
West-Friesland. ‘D'r zat gien mór meer in’, zeiden ze op het platteland.
Voor een aantal aspecten van het Westfriese leven duurde dat zelfs tot
aan de tweede helft van deze eeuw.
Dat had voordelen voor het bewaren van het eigen karakter. Maar nadelen
voor een economische ontwikkeling, zoals we verderop zullen zien.
De vee- en kaasmarkten bleven bezoekers trekken, temeer omdat hier en
daar wat wegen werden verbeterd of nieuw aangelegd, zoals de Tolweg tussen
Zwaagdijk en Hoogkarspel. Een aangelegenheid waarbij vooral Medernblik was
betrokken, hetgeen duidelijk wordt uit het feit dat tot voor kort nog de
herberg ‘Het Medemblikker Tolhuis’ met een levensgroot Tolhek aan het eind
van de weg prijkte. De beruchte landbouwcrisis van 1880 had ook invloed op
de stad. Toen de boeren merkten dat een groot deel van de export van
zuivelprodukten wegviel, mede door de mindere kwaliteit, gingen zij
eronder invloed van de Hollandse maatschappij van Landbouw toe over om
proefstations en consulentschappen op te richten. Het langzaam op gang
komende agrarische onderwijs zocht ook zijn vestigingen in plaatsen als
Hoorn en Schagen.
Belastingkantoren, kantongerechten, kadasters, kamers van koophandel
onderwijsinstellingen, alles werkte mee om de centrale functie van de
steden te benadrukken en, waar nodig, tot nieuw leven te brengen.
Toch bleef zelfs tot na de Tweede Wereldoorlog, de ontwikkeling van zowel
de stad als het omringende land achter bij de rest van Nederland. Door de
afnemende werkgelegenheid in de land- en tuinbouw probeerden veel
werknemers emplooi te vinden in de Zaanse industrie of bij de Hoogovens.
Ze verhuisden naar hun nieuwe werkplaats of reisden dagelijks heen en weer
als elders geen woonruimte verkrijgbaar was. ‘De pendel’ was ontstaan;
sociaal gezien geen winst. Bestuurders met verantwoordelijkheidsgevoel
zochten naar mogelijkheden om de gesignaleerde problemen het hoofd te
bieden. In de oostelijke regio richtte een aantal gemeenten het
Samenwerkings Orgaan West-Friesland (S.O.W.) op, gevestigd in Hoorn. In
Schagen ging ‘de Noordkop’ van start. Het wetenschappelijk bureau van het
S.O.W. steunde met zijn onderzoeksresultaten – die nogal verontrustend
waren – in bepaalde opzichten het voornemen van de landsregering om een
overloop van bevolking uit de Randstand Holland te stimuleren.
Behalve de steden Hoorn, Alkmaar, Enkhuizen en Schagen kregen plaatsen als
Heerhugowaard en Grootebroek-Bovenkarspel in de afgelopen twintig jaar een
golf van nieuwe bewoners te huisvesten.
In sociaal en economisch opzicht ontstonden ingrijpende veranderingen. De
vestiging van vaak jonge mensen met andere ideeën bracht een versneld
proces van veranderingen in het tamelijk rustige leven van zowel het
platteland als van de steden in West-Friesland op gang. Het is nu, na één
generatie overlopers, nog nauwelijks te overzien wat deze impuls van de
‘buitenpoorters’ tot gevolgen heeft gehad. Desondanks is het wel zinvol
om, bij wijze van tussenbalans vast te leggen hoe onze streek en zijn
bewoners van oudsher waren en hoe dat geheel er nu uitziet, opdat zowel
‘oude’ als ‘nieuwe’ Westfriezen zich bewust kunnen zijn van het
karakteristieke van het land waar zij wonen.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.