Bibliotheek » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 76-77
Na de Tweede Wereldoorlog voorzag de landsregering de (on)rnogelijkheid
van uitbreiding van de grote steden in het westen van Nederland. Men
stelde zich voor om kleinere centra, die zich binnen een redelijke afstand
van de bevolkingsconcentraties bevonden, uit te breiden. De
overloop-gedachte was geboren. Deze denkwijze werd hier meer, daar minder
enthousiast ontvangen. Slaapstad zijn trok de gemeentebesturen niet aan;
men pleitte voor vestiging van werkgelegenheid als middel om ‘pendelen’ te
voorkomen. Een ingewikkeld samenstel van regels, verordeningen,
samenwerkingsverbanden, subsidies, boetes en vergaande overheidsbemoeiing
werd van kracht. Een soms onbegrijpelijk geheel voor degene die de tijd en
de omstandigheden waarin deze zaken tot stand kwamen niet heeft
meegemaakt. Een tijd ook die aan de overheid taken toebedeelde die
volkomen nieuw waren. Met een zekere gretigheid kon een politieke visie in
dit overheidsingrijpen gerealiseerd worden, de rol van de plaatselijke
particulieren was en bleef ondergeschikt.
Ziekentransport geschiedde met een speciale ‘brik’ die voor
lange afstanden met twee paarden was bespannen.
Het wordt wel eens voorgesteld of de mensen die een aantal jaren geleden de overloop-gedachte poneerden
alleen maar oog hadden voor het economische en volkshuisvestings aspect.
Het sociale gevolg dat een vloed van nieuwe bewoners in de gevestigde
Westfriese maatschappij zou veroorzaken, zou zijn onderschat. Men zou er
te veel op uit zijn geweest om alle stadse verworvenheden ook op het land in te voeren.
Zonder de juistheid of onjuistheid van deze stellingen
te bestrijden, kan wel gezegd worden dat het opnemen van nieuwe bewoners
niet altijd even vlot is verlopen. Studies van sociologen hebben
uitgewezen dat in sommige dorpen de aanpassing van oud aan nieuw en omgekeerd stroever ging dan in andere.
Maar dit was niet het enige aspect
van de verandering waarmee men te maken had. In het leven zelf was al
zoveel gewijzigd. De sociograaf J. J. Visman doet in zijn studie over het
‘Veranderend West-Friesland’ daarover een boekje open. Zware en langdurige
landarbeid uit de jaren twintig wordt daarbij nadrukkelijk belicht.
Behalve voor huishoudelijk werk was menselijke spierkracht onontbeerlijk
bij de hooibouw, de land- en tuinbouw en bij het uitoefenen van een aantal
ambachten. Lange werktijden waren gebruikelijk; een bakker begon 's nachts
om twee uur en een melkventer niet veel later. Postbestellingen werden op
zaterdag en in speciale gevallen op zondag, nog uitgevoerd. Werkweken van
84 uur waren niet ongewoon. Toch had dit harde leven iets overzichtelijks,
de wereld was veel kleiner en daardoor in sommige opzichten menselijker.
Van een onstuimige groei was noch bij de bevolking, noch in de
voorzieningen sprake. In 1920 woonden er zo'n 100.000 mensen binnen de
omringdijk en in 1936 waren dat er slechts 18.000 meer.
De ‘grote gons’ kwam in de zestiger en zeventiger jaren. Dat betekende heel wat
méér dan toeneming van het aantal ijskasten, televisietoestellen, auto's en elektrische
tandenborstels.
Nu kwamen er mensen, edel en onedel, hoopvol en gefrustreerd, open en achterdochtig, tevreden en
kankerend. Alle dagen van de week, alle weken van het jaar. Er werden ‘bouwstromen’
gestart,
zelfs tot in de kleinere dorpen. Maar er kwam nog meer.
Omstreeks deze
tijd werden de sociale werkers uitgevonden en met hen het begrip welzijn.
Er kwamen buurthuizen, scholen, bejaardentehuizen, sportzalen, beatkelders,
trimbanen, hondentoiletten en nostalgische lantaarnpalen. De overloop liep
over veel vertrouwde dingen heen. Soms met erge grote voeten. ‘Prut-pote,
hillegaar’ althans gezien vanuit een chauvinistisch, regionaal standpunt.
Het eind is echter in zicht; de grote stroom overlopers neemt af.
Voorlopig blijft het aantal inwoners op circa 252.000 steken. De
verwachtingen ten aanzien van de werkgelegenheidsontwikkeling zijn (nog)
niet bewaarheid; het economische tij was te sterk tegen. De pendel is
gebleven. Voor de nieuwe inwoners en voor de hier al langer gevestigden,
is een tijdperk van rust van belang om voldoende aan elkaar te wennen en
om elkaar te leren kennen en te waarderen. Hopelijk wordt daaruit ook
waardering geboren voor dit land binnen de omringdijk. Voor West-Friesland, het land waar wij wonen.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.