Westfries Genootschap
Bibliotheek
Westfries Genootschap Bibliotheek Bouwhistorie Creatief Westfries Geschiedschrijving Kap en Dek Landelijk Schoon Monumentale Kerken

Projector Reiscommissie Textieloverleg Vrienden Westfries Museum Westfriese Families Westfriese Molens

Facebook

Westfriese boeken te koop

    Zoeken:

Bibliotheek » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 88-89

4.3 Boer in West-Friesland

Met meer melk, nog meer mans

De aandacht die na het optreden van de tweede pest-periode zo nadrukkelijk op de gezondheidstoestand van de veestapel kwam te vallen, maakte dat de mensen met een wetenschappelijke aanleg zich gingen bezig houden met de bestudering van de verschillende soorten koeien en de omgeving waarin ze leefden.

De constructie van een boerenwagen is erg interessant, hoewel een fraai ‘achterkret’ meestal meer aandacht trekt. De wagens zijn hoog op de wielen en uit zoveel losse onderdelen opgebouwd dat wanneer er iets mis gaat, de boel letterlijk ‘omdondert’.

De dierenarts Hengeveld was zo iemand. Hij beschreef veel soorten runderen, waarbij hij steeds de relatie met de kwaliteit van de bodem en het klimaat van een streek legde. Het is opmerkelijk dat zo'n relatie bij het huidige denken over de richting waarin vee gefokt zou moeten worden weer een rol speelt. Wat is namelijk het geval: de kwaliteit van de weidegronden in West-Friesland was en is in het algemeen zeer goed te noemen, men kon daarom per hectare meer koeien houden dan op kwalitatief slechtere grond. Maar die koe moest in economische zin wel zo veel mogelijk opleveren. Dit leidde ertoe dat in de loop van de jaren een fokrichting was ontstaan, waarbij gelet werd op goede melkgift en op slachtwaarde. Een koe die gedurende een flink aantal jaren zo'n 6000 tot 7000 kilogram per jaar leverde, die daarna nog zo ‘bevleesd’ was dat daaruit goede opbrengsten kwamen, maar die bovendien zo vruchtbaar was dat ze per jaar een kalf ter wereld kon brengen, dat was het dier dat Westfriese fokkers jarenlang voor ogen stond. Maar ook dit beeld was aan verandering onderhevig. In de eerste plaats door de technische mogelijkheden. Door het toepassen van kunstmest, door het nauwkeurig beheersen van het vochtgehalte draineren, dan wel beregenen van de landerijen en door het verkrijgbaar worden van redelijk goedkoop krachtvoer kon de melkproduktie worden opgevoerd. Echter de belangrijkste reden tot verandering van de fokrichting was de goed lonende richtprijs voor de melk die door het gemeenschappelijk Europees landbouw beleid in vooruitzicht werd gesteld.

Voor de Eerste Wereldoorlog verdiende een boerenwerkman 6 gulden per week. Daarbij kwam meestal 2 liter melk per dag en vrij wonen. In bijzondere gevallen verstrekte de baas af en toe een overall.
Zelfs met inachtneming van de geldontwaarding zijn dat lonen die vandaag ondenkbaar zijn. Toch waren er heel wat boeren/werkgevers die zelfs aan deze beloning voor hun werkweek niet toekwamen.

Oom Sam keert terug

Om een zo goed mogelijk inkomen uit de melkproduktie te halen, begonnen de veehouders koeien te fokken die een hoge melkgift hadden. Daarbij deed zich iets eigenaardigs voor. Toen aan het eind van de vorige eeuw de melkveehouderij in Amerika in opkomst was, werden veel koeien uit West-Friesland naar de overzijde van de oceaan geëxporteerd. Zoveel, dat er soms geen scheepsruimte genoeg was om die levende lading te vervoeren. De Amerikaanse boeren fokten met zwart- bonte koelen verder en richtten er zelfs een stamboek voor op, om aan de hand van de gegevens van de voorouders van de ingeschreven dieren te kunnen bepalen in welke richting men zijn eisen zou kunnen verwezenlijken. Tot groot ongenoegen van de Noord-Hollandse vee-exporteurs werd dit stamboek ‘Holstein-Frieslan’ genoemd. Een interessant stukje ‘public relations’ ging hiermee voor onze streek verloren, want er stammen zoveel Amerikaanse koeien uit Abbekerk, Lambertschaag, Hoogwoud, Midwoud, Sijbekarspel en Schellinkhout, dat zoiets best uit de naamgeving van het stamboek had mogen blijken. Ook in de veehouderij speelt reclame een rol. Na de uitvinding van de kunstmatige bevruchting van koeien begonnen de Amerikanen aandacht te vragen voor de mogelijkheid om sperma van stieren verkrijgbaar te stellen voor diegenen die de melkproduktie in hun bedrijf wilden opvoeren.

In de hooitijd,kwamen de ‘poepen’ uit het Oosten van ons land om in lange en zware dagen het Westfriese gras te maaien.

De fokkers aan de overkant hadden zich namelijk steeds meer toegelegd op het aanhouden van ‘witte-motor’ dieren, zodat een boer, waar ook ter wereld via de catalogus van een Amerikaans sperma- postorderbedrijf de melkgift van zijn veestapel kon beïnvloeden. Voor de Westfriese boeren had dat tot gevolg dat de afstammelingen van het vee van hun overgrootouders via een geweldige omweg na honderd jaar weer terugkwamen in het stamland.
En daar voor veel discussie zorgden!

De grote melkopbrengst van deze ‘Amerikaanse’ koeien bracht Leiden, in dit geval de E.E.G., in last. De strafheffingen op goed lopende bedrijven zijn vanuit een Europese solidariteitsgedachte stellig te verdedigen, maar voor de betrokken boeren moeilijk te verteren. Terneer waar in deze grote melkproduktie-bedrijven zoveel geld is geïnvesteerd dat een forse omzet noodzakelijk is om rente en aflossingen te kunnen betalen. Omdat dit kapitaal veelal uit vreemd geld bestaat, dus niet door de boer zelf gefourneerd, is de agrarische ondernemer in een afhankelijke positie gekomen.
Misschien was de koe die Hengeveld als ideaal zag nu meer passend geweest. Maar ja, van achteren kijk je een koe in z'n… Krek!

 


Hé, is dat Westfries?

484. Aan de lucht te zien kon 't morgen wel 'ns snei-jagen (sneeuwen).

Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.


© 1924-2023 Westfries Genootschap - Contact - Sitemap - Privacyverklaring

West-Friesland, een streek met karakter binnen de Omringdijk.