Bibliotheek » De Speelwagen » 1946 » No. 1 » pagina 25-27
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
1e jaargang,
1946,
No. 1,
pagina 25-27.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Aan de Schepenmakersdijk in Edam trekt het bontgekleurde snijwerk van een oud poortje, dat toegang
geeft tot de voortuin van het Gemeenlandshuis der „Uitwaterende sluizen in Kennemerland en
West-Friesland” direct onze aandacht, omdat we een dergelijke voorstelling in hout als daar
vertoond wordt, in het stille stadje aan de oude Zuiderzee allerminst verwachten.
Boven de voordeur van het ouderwetse gebouw, in de Herenkamer aan de wand en op de beide bokalen in
de kast, zien we telkens weer dezelfde keizerlijke emblemen, als dubbele adelaar en keizerskroon,
terwijl op het deksel van de kostbaarste drinkbeker een verguld zilveren beeltenis van Zijne Majesteit
Koning-Keizer Karel V als knop fungeert.
Een en ander kunt u in Edam gaan bekijken, maar laat u zich op een goede dag door de Wilhelminasluis
in Zaandam schutten, dan ontdekt u op de achterzijde van de grote zwierige gedenkstenen aan weerskanten,
alweer die „Siamese” adelaar met de Hollandse leeuw op de borst en de keizerskroon boven
de venijnige koppen.
Dr Mr J. Belonje vertelt u in het prachtige gedenkboek, dat zojuist bij Meijer's Boek- en Handelsdrukkerij
te Wormerveer is verschenen, de gehele geschiedenis van 1544 tot aan de dag van het vierde eeuwfeest
en wij steken hem daarvoor een pluim op z'n hoed.
Op 17 December 1944 zouden in betere omstandigheden de heren Dijkgraaf, Hoogheemraden en Hoofdingelanden
zeker een feestbanket hebben aangericht met de gevulde bokalen op tafel en het oude zilver naast de
borden, want op die dag was het vier honderd jaar geleden dat in 's keizers kasteel te Gent een
octrooi werd verleend, dat in feite de geboorteacte is van het Hoogheemraadschap.
En nu wordt u aanstonds duidelijk waarom het borstbeeld van den Heer der Nederlanden als knop werd
gekozen van de hensbeker, waaruit iedere nieuwgekozene een teug Spaanse wijn mocht drinken op het
welzijn van ingelanden, boezemwateren, sluizen, etcetera.
Men heeft Karel deze plaats op het deksel allerminst gegeven om hem telkens weer in de kraag te pakken,
maar uit pure dankbaarheid voor z'n wijs beleid en het verleende octrooi, dat het mogelijk maakte zeer
noodzakelijke werken uit te voeren om te voorkomen, dat heel het Noorderkwartier op den duur door de
zee zou worden verzwolgen. „De grote meren, weliswaar voor het belangrijkste deel van IJ en
Zuiderzee afgedamd, stonden hier en daar nog in open verbinding met het buitenwater en er waren sluisjes,
waardoor het zeewater kon binnen komen”.
Het nieuwe college stelde zich tot taak de waterstaatkundige toestand grondig te wijzigen en te verbeteren
en wij zien de heren weldra onderhandelen met belanghebbenden, procederen met lastige tegenstanders,
bekendmakingen aanplakken op kerkdeuren, premies uitloven aan aannemers, die in het eerst geen fiducie
hadden in de onderneming, - nogmaals en nogmaals contact zoeken met de weinig welwillende vroede vaderen
van de stede Edam, waar men ten zeerste bevreesd was voor het dichtslibben van de haven, als de getijstroom
beteugeld werd, „want het timmeren van grote en kleine schepen vormde de nering der poorterij en
de mogelijkheid tot zulke arbeid zou geheel vervallen als de afgeleverde werkstukken niet meer door
de haven naar de Zuiderzee zouden kunnen worden gebracht”.
Maar nog meerderen zagen schade in het verschiet.
Daar was onze vriend Lamoraal van Egmond, die zijn palingfuiken uitzette in de Where bij Purmerend,
en aangezien de „ael” daar grotendeels gevangen werd, wanneer het zeewater naar binnen
stroomde en niet, wanneer het ebstand was, oordeelde hij het billijk, dat de ingelanden, die het gat
wensten te sluiten, de door hem geleden schade zouden vergoeden.
Ridder Gerrit van Assendelft, die een goed inkomen genoot van een sluis in de Nieuwendam, liet zich
tegen een behoorlijk payement in goud en een vat gezouten paling afkopen, wat de heren nogal meeviel.
En zo vertelt Mr Belonje ons in negen hoofdstukken en een toegift de gehele geschiedenis. Voor zijn
doen in vogelvlucht, maar daardoor misschien voor ons overzichtelijk.
De schrijver reist mee in „De Speelwagen” en wij willen hem gaarne onderweg nog eens het
woord verlenen, want hij is tenslotte één van de weinigen, die precies kan vertellen,
hoe we in deze streken reeds zovele eeuwen het hoofd boven water hebben kunnen houden en daar stellen
wij sedert de spannende dagen in het jongste verleden wel enig belang in.
Het Gedenkboek ligt hier voor ons en wij bladeren het telkens weer door, omdat het niet alleen zo
interessant, maar ook een lust voor het oog is, dank zij de keurige typografische verzorging van tekst
en platen, waaronder enige zeer goed geslaagde potloodtekeningen van den Zaansen kunstenaar Frans Mars.
Een goede gedachte is het geweest om de prachtige kaart van Gerard Dou opnieuw van de oude koperen
plaat af te drukken en afzonderlijk verkrijgbaar te stellen. Deze plaat is een plaats waard in openbare
gebouwen en scholen ter versiering van de wand en als „handwijzer” bij de streekkundige
ontspanningen van serieuze liefhebbers.
G. K.
Joe, joe, joe
naar Hoorn om een koe,
naar Alkmaar om een varken,
zo rijden wij naar Marken,
naar Marken om een wagen,
zo rijden wij naar Schagen,
naar Schagen om een sjees,
zo rijden wij naar Beets,
van de Beets naar Akersloot,
om een schootje wittebrood.(Uit Akersloot, een dorpsgeschiedenis
door Joh. P. v. Mullem, Pred.)
„Hoe vrolijk kan de boer niet leven,
Als hij zijn land en volk beschouwt,
En aan elk het zijn kan geven
En dat hij dan op God vertrouwt”.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.