Archivering » De Speelwagen » 1947 » No. 10 » pagina 296-298
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
2e jaargang,
1947,
No. 10,
pagina 296-298.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: K. L. Moens.
Voor Beverwijk moet reeds lang de behoefte aan een „Stedehuis” hebben bestaan, niet alleen
omdat het in 1298 stadrecht kreeg, maar ook omdat voordien reeds schout en azigen, die de schepenen
voorafgingen, een tehuis moesten hebben om hun ambt en functies te vervullen. Voorts bestond er in 1405
reeds een Vroedschap en waren er vóór 1497 burgemeesters, want in dat jaar werd er een
wijziging gebracht in de benoemingswijze van deze bestuurders.
Zoals wij kunnen nagaan heeft Beverwijk na de bijna gehele verwoesting in de Spaanse tijd in 1572, 3
stedehuizen gehad behalve het in 1946 in gebruik genomene. Van die 3 voormalige bestuursgebouwen is het
derde nog als gebouw aanwezig en zijn de beide andere ons door tekeningen bekend.
Deze drie stonden achtereenvolgens op dezelfde plaats in het hart der stad aan de hoofdader de Breestraat
in de nabijheid van het voor de plaats zo belangrijke haven- en marktterrein. Een juiste ligging welke
zich meer dan 3½ eeuw heeft gehandhaafd.
Het eerste dezer drie zal kort na de verwoesting in 1572 zijn gebouwd en komt dan ook voor op de
door Daniël van Breen zo minutieus getekende kaart van Beverwijk, waarvan deze de vervaardiging
omstreeks 1622 begon. Met dit stedehuis was min of meer het toenmalige gasthuis verbonden, van daar dat
de naast het Stedehuis lopende verbindingsweg van de Breestraat naar De Meer tot voor enige tijd
Gasthuissteeg werd genaamd. Het is merkwaardig, dat de benaming Gasthuissteeg lange tijd de herinnering
heeft levendig gehouden, dat aldaar vroeger het gasthuis gelegen was en dat nu door de herdoping de
benaming Raadhuisstraat hetzelfde posthuum kan doen voor het Raadhuis.
Het uiterlijk aanzien van alle drie had iets bijzonders. Het eerst had een eigenaardige antieke stijl
en door zijn eenvoud iets aantrekkelijks en het voldeed voldoende aan de eis, dat het uiterlijk de
bestemming moet aanduiden. Het werd in 1775 afgebroken en door het tweede vervangen, waarvan het uiterlijk
aanzien veel minder was, al onderkent men er een openbaar gebouw in. Het werd in 1868 afgebroken, waarna
op 18 Juli van dat jaar de eerste steen werd gelegd voor het derde stedehuis. Over dit gebouw moge wat
het uiterlijk aanzien betreft ook wel minder gunstig gedacht worden, toch ontbreekt aan het uiterlijk
het gewenste gezagselement niet en zal een vreemdeling dadelijk begrepen hebben, dat daar het plaatselijk
bestuur zetelde.
Op de tekening vervaardigd in 1775 van het eerstgenoemde stedehuis ontwaart men een soort korf en een
paal, die wel „te schande stelling”-inrichtingen konden wezen. Indien dit zo is wijst het
feit, dat deze inrichtingen ontbreken op de tekening van het opvolgende stedehuis, er op, dat de zeden
intussen milder waren geworden. Vóór het in 1946 verlaten Raadhuis zijn deze ook niet
herplaatst, ook niet in 1945. De bij de paal behorende klemijzers bleven ook toen rustig in de Kennemer
Oudheidkamer liggen.
En thans is na 3½ eeuw die historische plek verlaten en bevindt het Beverwijkse Stedehuis zich
niet meer op het aangegeven centrale punt, doch buiten de kom aan de grens der Gemeente. Het nu in
gebruik zijnde gebouw, fraai in het groen gelegen en van historische waarde, werd niet als stadhuis
gebouwd waarom de stijl ervan niet beoordeeld zal worden.
De tijden veranderen en veel met hen, doch als van „Het Raadhuis” gesproken wordt, zal het de oude Beverwijkers moeilijk vallen niet te denken aan het gebouw aan de Breestraat, het centraal gelegen gebouw, waarvan men de lijnen, de pui en het voorplein, zo vaak verzamelpunt bij plechtige of belangrijke gebeurtenissen, van de gehele Breestraat kon waarnemen, welks torenklok luidde bij wel en bij wee.
K. L. Moens
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.