Bibliotheek » De Speelwagen » 1948 » No. 3 » pagina 68-70
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
3e jaargang,
1948,
No. 3,
pagina 68-70.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: J. Kruijver.
In het tegenwoordige Amsterdam kennen de bewoners van vier hoog nauwelijks de mensen van de eerste
étage en zeker niet de bewoners van vier of vijf huizen verder. De huizen rijen zich aaneen, maar
wie voelt zich nog met banden gebonden aan de gemeenschap van de strat?
In onze jonge jaren, nu een zeventig jaren geleden, was dat anders. Toen wisten we, dat we met heel de buurt
van het pad een gemeenschap vormden.
In de tijd, dat ik mijn vier benen voor twee verwisselde, toen ik nl. begon te lopen, woonden wij aan het
einde van het Sluispad op de Koog. Onze woonkamer had uitzicht op het Noorden en wanneer er wind was, zagen
we veertien molens hun wieken door het luchtruim zwaaien. In deze kamer was een niet al te groot raam met
een groot aantal kleine ruitjes van allerlei kleur. In sommige ruitjes waren namen gekrast van vroegere
bewoners uit lang vervlogen dagen, want het huis was zeer oud, met dikke zware balken en karbiels. Sporen
van verf waren niet meer te zien en vermoedelijk was er ook nooit verf op aangebracht.
Zo'n pad was eigenlijk een gemeente op zichzelf. De eigenaars van de huizen moesten het pad zelf onderhouden.
Het padbestuur bestond uit een opziener en drie padmeesters, waarvan er elk jaar een aftrad en door een
andere werd opgevolgd. Alle jaren werd er een vergadering gehouden, waar alle huiseigenaren toegang hadden
en waar de belangen van het pad werden besproken. Het onderhoud van het pad bestond o.a. uit het snoeien
van de bomen, het uitdiepen van de sloten, het onderhoud van de straat en van de brug, die over de wegsloot
lag en het pad met de hoofdweg verbond. Met Pasen, Pinksteren en Zaandammer kermis moesten de straten
geschrobd worden en de bewoners waren verplicht ieder jaar padgeld te betalen.
De opziener was belast met het toezicht houden op het pad en op het nakomen van het reglement. De brug,
die naar de hoofdweg leidde, moest alle jaren geteerd worden en met schelpen worden bestrooid. Nu was de
brug in de jaren, toen wij er woonden, oud en bouwvallig en zeer hoog, omdat de boeren er met hooischuiten
onderdoor moesten varen.
Het padbestuur besloot een nieuwe brug te maken, die lager dan de oude moest worden, daar bij sneeuw en
ijzel de brug om zijn hoogte altijd gevaar opleverde, vooral door het baantje glijden van de jeugd, want
deze was op het pad goed vertegenwoordigd.
Het polderbestuur verzette zich echter tegen een lagere brug, omdat de boeren met de hooischuiten daar
niet onderdoor zouden kunnen varen. Het padbestuur echter was niet genegen een hoge brug te maken en zo
bleef de oude toestand bestendigd. De brug werd met de dag slechter. Eindelijk greep de gemeente in en er
kwam een groot bord op de brug te staan met het opschrift:
Deze brug is gevaarlijk
om over te gaan
Het bord heeft er geruime tijd op gestaan. Het polderbestuur is later met de padmeesters tot een vergelijk
gekomen en de brug is lager komen te liggen.
Dat er een nieuwe brug kwam, was meer dan nodig, want het verkeer over de brug was niet gering. In die jaren
stonden op het pad zes molens, twee grote timmerwerven, twee flinke smederijen en een stoomgrutterij, die
allen verkeer over de brug meebrachten.
Vooraan bij de brug stond de bakkerij van Jan Pauw en op de brug stond de schoenmakerij van Klaas Zwart,
die tevens brugwachter was. Het zou teveel plaatsruimte vergen om ook de namen van de molens, van hun
eigenaren en van depadbewoners te vermelden. De bedoeling is trouwens alleen, iets te vertellen over de
oude pad- en straatgemeenschap. Misschien is er later nog eens gelegenheid iets over ditzelfde onderwerp
te vertellen, maar dan met betrekking tot de Bloemgracht in Zaandam, waar ik in 1900 huiseigenaar werd en
jarenlang penningmeester van het padbestuur was.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.