Bibliotheek » De Speelwagen » 1948 » No. 5 » pagina 145-146
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
3e jaargang,
1948,
No. 5,
pagina 145-146.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: Nico Splinter.
Bijgelovig waren de Westfriezen vroeger zeker niet erger dan de bewoners der andere gedeelten van
ons land, maar enkele voorvallen, die bewijzen, dat men, zelfs nog in de negentiende eeuw, bijgelovig
was, zijn waard om verteld te worden.
Op een van de dorpen in de Streek - tussen Hoorn en Enkhuizen - heerste ongeveer in het midden der
vorige eeuw een grote angst voor de „Duivelswagen”. Volgens de verhalen was deze wagen,
waar men vroeger nimmer van gehoord had, het eerst gezien - het was reeds laat in de avond - voor de
huisdeur van een zeer kwade vrouw, die in het dorp slecht bekend stond, daar zij haar stiefkinderen
bijna niet te eten gaf en ze veel sloeg. Op zekere avond had dan de beruchte wagen halt gehouden voor
haar deur, een stormwind was komen opzetten en toen de dorpelingen wat van hun schrik bekomen waren,
bleek het, dat de vreemde wagen de vrouw had meegenomen; waarheen wist echter niemand.
Toen enige dagen later de bewoners van zo'n klein, eenvoudig huisje, huisjes waaraan de Streek rijk
is, zich ter ruste wilden begeven, meenden deze toch werkelijk gelovige mensen achter het huis een
verdacht geluid waar te nemen. De zoon des huizes, anders voor geen kleintje vervaard, durfde niet te
gaan kijken en daar het gestommel steeds aanhield en het reeds middernacht geworden was, kon het niet
anders of dit moest de zo gevreesde Duivelswagen zijn.
Angstig en ten einde raad, heeft het gezin de nacht verder wakend en biddend doorgebracht. Het rumoer
bleef aanhouden. Eindelijk, het begon reeds te dagen, waagde één der gezinsleden het,
ondanks het nog aanwezige lawaai, zeer voorzichtig naar buiten te gaan.
Ik zal u de woorden besparen, die de verbolgen jongeling eruit wierp in de vroege morgen, toen hij
daar verward in het hekwerk, een hond met een trommel aan zijn staart zag staan. Wat toch was het
geval? De naburige slager had de laatste dagen zeer veel last van een hond, die, hoe goed hij de
deuren ook sloot, altijd kans zag enkele benen of een stuk vlees te stelen. De vorige dag had de
slager het beest weten te grijpen en het een trommel aan zijn staart gebonden, want zó dacht
hij zou de dief geen kans meer krijgen bij hem binnen te dringen. 's Avonds laat ging de hond nu
met zijn trommel, als gewoonlijk op weg naar den slager. Om hier echter te komen moest hij zich door
het traliewerk wringen van een ijzeren hek. Veel moeite had hij hiermede niet... maar de trommel! Hoe
de hond zich ook wrong in allerlei bochten, het mocht niet baten, telkens bleef de trommel voor het
hekwerk steken. Eén en ander maakte vanzelfsprekend nogal wat leven; dat het rumoer van de
blikken trommel door de bijgelovige dorpsbewoners echter voor de zo gevreesde Duivelswagen werd gehouden,
zal de hond, die wellicht aan een vette kluif dacht, niet beseft hebben!
Het behoeft geen betoog, dat nadien de bewoners van dit dorpje niet zo bijgelovig meer zijn en om de
geschiedenis met de „Duivelswagen” later nog dikwijls hartelijk hebben gelachen.
Een eigenaardig bijgeloof, dat doet denken aan een gedeelte uit een Noorse legende, was vroeger de
grijze of „vale vogel”, die 's avonds tussen licht en donker bij hoge uitzondering
laag over de akkers vloog, als er met het schuitje van de bouw naar huis werd gevaren. Wanneer men
deze vogel gezien had, zo luidde de overlevering, dan kon een onheil onmogelijk uitblijven. Helaas
ontbreken mij verhalen of legendes waarin deze „vale vogel” een rol speelt.
Nico Splinter
Waar bloesemtwijgen laag voorover hangen
Zijn witte blaadjes als een vlindervlucht
Van blank bewegen in de lentelucht;
De tere kelkjes houden 't licht gevangen
En bloeien open in verlangend beven,
De vreugd te kennen van hun korte leven.
Een zoete geur doordringt de stille gaarde,
Een wond're weelde droomt de hemel in.
En 't is, of staat de wereld in 't begin:
Het paradijs is weergekeerd op aarde.
Hier valt het kleed van schuld en duisterheden,
Als wij ontroerd, de bloesemhof betreden.
Jannie Bom
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.