Bibliotheek » De Speelwagen » 1948 » No. 9 » pagina 257-260
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
3e jaargang,
1948,
No. 9,
pagina 257-260.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: Jhr Dr E. O. M. van Nispen tot Sevenaer.
Noord-Holland is bij landzaat en vreemdeling bekend om de eigen schoonheid van verschillende stadjes,
die nog duidelijk spreken van een grote welvaart, van een zekere rijkdom zelfs, in het verleden. Steden
als Alkmaar, Edam, Enkhuizen, Hoorn, Monnikendam, leggen hiervan een sprekend getuigenis af in de nog
heden bewonderde kerken, torens en raadhuizen, maar ook in de gevels van particuliere woningen. Deze
rijen zich vaak in meer en minder rijke en in meer of minder gave uitingen tot reeksen van uitzonderlijke
schoonheid; reeksen, die een straatwand, een stadsbeeld vormen, waarvan men heden erkent, dat zij in
hun algemeen karakter behouden dienen te blijven. In andere woorden uitgedrukt streve men er naar bij
noodzakelijk geworden vernieuwing en vervangingen een nieuw geheel te krijgen, dat geen afbreuk doet
aan het karakter van het oorspronkelijke.
Tot deze opvatting is men vanzelf gekomen, naarmate het verdwijnen van typische gevels bressen sloeg
in deze reeksen en naarmate vrij gave stadsbeelden door uit de toon en uit het karakter vallende nieuwe
voortbrengselen geschonden werden.
Zo betreuren wij heden, dat voor bijna twintig jaren enige pittoreske gevels, van goede schaal op de
Voorhaven te Edam plaats hebben gemaakt voor een groot Weeshuis van geheel andere schaal, dat
de dertiende-eeuwse toren van Harenkarspel in 1923 gesloopt werd, dat in Purmer een
achttiende-eeuws schoolgebouw verdwenen is, dat in Zaandam de gevelvoorschotten van een drietal
naast elkaar gelegen gevels gesloopt werden; hiermede werd een typisch element der Zaanse architectuur
prijsgegeven, dat voor Krommenie o.a. de twee belangrijkste gevels door sloping verloren gingen,
terwijl dit ook in Koog aan de Zaan voor enige gevels het geval was.
Weliswaar belandden tien jaar geleden enige ervan in het Openlucht-Museum bij Arnhem, zodat het verlies
niet volkomen is. Door onkunde, gebrek aan overleg, soms ook door onwil is er veel, te veel, verloren
gegaan.
Maar toch was er al vóór vijftig jaren belangstelling; deze ging toen vooral uit naar de
belangrijkste bouwwerken: de kerken en raadhuizen. De toenmalige restauraties vernieuwden, naar de
huidige opvattingen, te veel; zij brachten de bouwwerken weer in een volmaakte staat, wat wel eens
toevoegingen ten gevolge had, die naar hedendaagse opvattingen niet (geheel) verantwoord waren. Intussen
hebben wij het bestaan van de volgende monumenten te danken aan de restauraties van:
1898 het raad- en polderhuisje van Schagen,
1902 het raadhuisje van Schoorl,
1903 het raadhuisje van Jisp,
1904/5 de Waag te Monnikendam,
1907 het raadhuis van de Rijp,
1909 het raadhuis van Graft, door architect J. F. L. Frowein.
1910 het raadhuis van Alkmaar, na brand, door de architecten J. Stuyt en G. Looman.
In 1914/15 is de Drommedaris te Enkhuizen vanwege de Rijksgebouwendienst aangepakt.
De gemetselde spits van de kerktoren te Uitgeest werd in 1900 hersteld, de kerk van Medemblik
in 1900 en 1906, die van Oude Schild op Texel in 1904, de torenbekroning van de St. Pancras te
Enkhuizen in 1908.
Het ligt niet in de bedoeling een volledige opgaaf te doen van alle restauraties; uit het voorgaande
blijkt voldoende, dat er van de zijde van de overheid helangstelling is ontstaan. Deze breidt zich uit
en wij zien dan ook, dat de Vereniging Hendrick de Keyser van 1918 af het behoud van panden, die voor
de geschiedenis der Nederlandse bouwkunst van belang zijn, tracht te verzekeren door ze aan te kopen.
Deze vereniging verwierf in de loop der volgende tien jaren een dozijn monumenten, verspreid over
Alkmaar, Edam, Enkhuizen, Hoorn, Monnikendam, Purmerend en
Schoorl. In de plaatselijke belangstelIing en de daadwerkelijke stuwkracht van verenigingen als
Oud-Hoorn, Oud-Edam, Oud-Enkhuizen, Oud Alkmaar en Oud West-Friesland
hoopt het streven tot behoud van de elementen, die het aantrekkelijk karakter van de stadjes vormen
ook in de toekomst een goed bondgenoot te hebben.
Een gemeentelijke Monumentenverordening was hiervan als het ware het logische gevolg; in Hoorn dagtekent
zij van 1928, in Enkhuizen van dit jaar.
Het behoeft niet te verwonderen, dat geleidelijkaan het begrip voor het eerbiedigen en instandhouden
van oud-schoon gemeengoed is geworden en dat zowel officiële lichamen als particulieren het zich
tot plicht rekenen hieraan mede te werken.
Hoewel met teleurstelling vastgesteld dient te worden, dat in Alkmaar onnodig veel gevels verminkt
zijn, dan wel verloren gingen, kan met voldoening worden vastgesteld, dat de restauratie van de Grote
Kerk te Alkmaar, ten spijt van moeilijke tijdsomstandigheden, haar beslag heeft gekregen
en dat nog een vijftal gevels hersteld en behouden werden.
In Edam waren het de Grote Kerk, de speeltoren en een achttal particuliere woningen; in
Enkhuizen zijn het twee kerken en een viertal woningen. Daar vraagt het grootse plan van het
Zuiderzee-museum, thans om belangstelling en hulp.
In Hoorn is de activiteit het vroegst ingezet, zodat hier een elftal objecten, waaronder het
West-Friesch Museum (1908-1911) genoemd zou kunnen worden, benevens een vijftiental huizen, waaronder
ook begrepen de twee fraaie pakhuizen Nieuwendam 19/21, die in tekening gebracht en voorzichtig gesloopt
zijn; gewacht wordt op het tijdstip, waarop de gevels weer zullen herrijzen.
In Monnikendam werden het Speeltorentje, de Waag en de Doelen gerestaureerd, zijn de werkzaamheden
aan de belangrijke toren nog niet voltooid en werd een vijftal woningen hersteld.
Bij gelegenheid van de restauratie van het raadhuis van Groot-Schermer werd het Rechtshuisje
van Noordschermer hierheen overgebracht.
In de Zaanstreek werd de kerk van Koog aan de Zaan gerestaureerd; hier werden enige panden gesloopt,
andere naar het Openlucht-Museum overgebracht en enkele hersteld. In Krommenie werden de Oud-Katholieke
kerk en Pastorie gerestaureerd, een belangrijk pandje werd gesloopt, omdat de pogingen tot behoud
schipbreuk leden op de kennelijke onwil van de eigenaresse, een ander werd gerestaureerd, weer een ander
werd naar het Openlucht-Museum overgebracht. De restauratie van de kerk in Krommeniedijk kwam
in de oorlog nog tot stand. De kerk van Oostzaan en die van de Rijp met haar gebrandschilderde
glazen zijn weer in goede staat, terwijl die van de Oostzijderkerk en van de Bullekerk te Zaandam
mede werden gerestaureerd.
Ten slotte zij hieraan toegevoegd, dat het raadhuisje van Groet, kerk en toren te Opperdoes,
het raadhuis van Spanbroek, een typische boerderij te Wester Blokker „de barmhartige
Samaritaan” en een te Zwaag werden hersteld.
Dit overzicht moge de indruk wettigen, dat de belangstelling voor de monumenten van geschiedenis en
kunst in de laatste halve eeuw stijgend is; een gelukkig teken, want ik mag niet eindigen zonder de
aandacht te vestigen op enige gevallen, die nog dringend om hulp vragen.
De oorlogsschade is in dit gebied gelukkig zeer beperkt, maar de kerken van Oosterblokker,
Twisk en Venhuizen zouden aangepakt, de restauratie van die van Oosthuizen voltooid
moeten kunnen worden. Met de reeds lang voorbereide werkzaamheden aan de kerk van Broek in Waterland
zou begonnen moeten worden, terwijl de grote kerk te Monnikendam niet langer in verder verval
mag worden overgelaten.
Moge het uw orgaan en uwe Verenigingen gegeven zijn in de naaste toekomst veel te bereiken door onkunde
te bestrijden, liefde aan te kweken en daadwerkelijke belangstelling te bevorderen in al datgene, dat
van de grootheid van vorige generaties getUigt en op het huidig geslacht vererfd is.
Jhr Dr E. O. M. van Nispen tot Sevenaer
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.