Westfries Genootschap
Bibliotheek
Westfries Genootschap Bibliotheek Bouwhistorie Creatief Westfries Geschiedschrijving Kap en Dek Landelijk Schoon Monumentale Kerken

Projector Reiscommissie Textieloverleg Vrienden Westfries Museum Westfriese Families Westfriese Molens

Facebook

Westfriese boeken te koop

    Zoeken:

Bibliotheek » De Speelwagen » 1949 » No. 6 » pagina 170-173

Hoe de „Zaadjes” Enkhuizen redden

Eerder verschenen in 'De Speelwagen', 4e jaargang, 1949, No. 6, pagina 170-173.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: K. Norel.

Een driekwart eeuw geleden stond het er met Enkhuizen niet rooskleurig voor.
De stad had een grote tijd gekend. Voornaamste vissershaven van de Nederlanden, zetel van Kamers der Oost-Indische en West-Indische Compagnie. Twee grote kerken, een paar robuste poorten en een fraai stadhuis getuigen van die grootheid, welke echter radicaal verdwenen was.

Het prachtige kantoor der Oost-Indische Compagnie was in vlammen opgegaan, de „West-Indië” stond leeg, het Peperhuis was het domein van ratten, en de peperkorrels tussen de naden van de vloeren bleven alleen gespaard, omdat ze de ondieren te heet waren. Ook met de visserij was het mis, en dat was het ergste wat Enkhuizen treffen kon, want het stadswapen vertoont niet voor niets drie goudgekroonde zilveren haringen. Veel meer dan aan de handel op Oost en West had de stad haar welvaart te danken gehad aan de haringvisserij.

In de tijd der Republiek had die visserij zich van vele tegenslagen telkens weer hersteld. De Duinkerkers hadden wel eens honderd buizen in een jaar gestolen; de Engelsen hadden, wanneer een oorlog uitbrak midden in het seizoen, meer dan eens de buizenvloot bij Doggersbank overvallen, opgebracht en ingepikt. Zo lang Holland het monopolie van de pekelharing had en geen ander land de haring zo kon zouten dat ze lang houdbaar was, kwam de stad de ongelukken best te boven.

Na de Franse tijd was Holland het monopolie echter kwijt. De Engelsen leverden even goede pekelharing als de Enkhuizers. Er ging, toen er weer vrij gevist kon worden na de oorlogen van Napoleon, weer een buizenvlootje uit de oude Haringstad naar zee, maar er zat geen fleur meer in het bedrijf. De „buizenboekjes” - voor elk schip werd ieder jaar zo'n boekje van lasten en baten aangelegd - sloten vaak met een tekort. En die tekorten werden groter, de winsten zeldzamer, toen Vlaardingen met loggers ging vissen en in plaats van de oude grove netten Engels want gebruiken ging. De Enkhuizer reders hadden geen energie en waarschijnlijk ook geen geld om hun bedrijven te vernieuwen. Zij sukkelden door met de buizen en de oude netten. De vloot kromp in. De „grote visserij” hield op. Er bleef alleen wat binnenvisserij op Zuiderzeeharing en ansjovis en wat kustvisserij op schol en bot.

Het stadje dommelde en kwijnde. Het aantal inwoners, eenmaal ver boven 20000, daalde tot 5000. Binnen de ruime wallen, eens volgepropt met woningen, pakhuizen en schepen, kwamen, nadat veel prachtig bouwwerk was gesloopt, boerderijen, tuinen, weiden voor het vee.

Omstreeks 1870 is de keer gekomen. Niet door ontwaakte energie van de Enkhuizers. Die hadden wel een genootschap „Enchusanae Economia”, dat een fraaie vlag uitloofde voor elk nieuw schip dat in de vaart gebracht zou worden, maar het kreeg nooit gelegenheid zo'n vlag te hijsen, omdat er geen schepen meer werden gebouwd. Op zee had de stad geen toekomst meer. Het land heeft die geboden. De „zaadjes” hebben Enkhuizen weer op de been geholpen.

Nanne Sluis en Nanne Groot waren „bouwers” te Andijk, zoals de meeste van hun dorpsgenoten. Aardappelen, kool, bonen en erwten waren hun producten. Daarnaast waren zij begonnen met de teelt van groentezaden. Met die zaadjes reisden Sluis en Groot naar het Westland, waar de tuinbouw opkwam. Zij sleten ze er snel. De Andijker zaden, met grote zorg gekweekt, bevielen goed. Na enkele jaren was de vraag zo groot dat ze op hun eigen grond niet genoeg zaad konden telen. Ze riepen de hulp van ooms en neven in (half Andijk was familie van elkaar) om handelszaad te kweken uit élite-zaden, die zij zelf bleven telen. Die ooms en neven deden dat op goed vertrouwen. Zij teelden en Sluis en Groot verzonden het zaad. Met Kerstmis werd er afgerekend en Sluis en Groot betaalden dan uit naar wat zij voor het zaad ontvangen hadden. Dit was de oorsprong van het uitbetalingsstelsel, dat tot aan de Duitse bezetting toe in zwang gebleven is. Toen was het een anachronisme geworden, omdat de familiaire verhouding tussen handelaars en telers, waarin het als vanzelf ontstaan was, niet meer bestond.

Intussen ondervonden Sluis en Groot dat een afgelegen oord als Andijk een slechte plaats was voor een handelszaak. Zij moesten ergens heen waar betere middelen van verkeer waren, doch niet te ver van Andijk, omdat daar hun zaad geteeld werd. Een tijdlang hebben zij geweifeld tussen Enkhuizen en Medemblik. Toen het vaststond dat Enkhuizen op het spoorwegnet zou worden aangesloten, was hun besluit genomen. In 1867 vestigden zij zich in die stad.

De „zaadjes” hebben voor Enkhuizen het getij doen keren. Sinds sluls en Groot zich vestigden maakte de achteruitgang plaats voor groei, en deze groei schreed voort, ondanks dat de oude bron van welvaart meer en meer verdroogde. Na de eerste wereldoorlog werd de kustvisserij - die vier jaar stil gelegen had wegens mijnengevaar - door de Enkhuizers niet (door de Urkers wel) hervat, en daarmee waren de Enkhuizer schepen na vele eeuwen van de Noordzee verdwenen. En de Zuiderzeevisserij kromp snel in toen de afsluitdijk gelegd werd. De vissersschepen, die thans 's zomers dagelijks de oude haven vullen, zijn voor het overgrote deel uit vreemde havens: Urkers, Volendammers, Spakenburgers. De Enkhuizer vloot telt nog slechts enkele dozijnen scheepjes.

De „zaadjes” hebben het op hun geweten. Tijdens de eerste wereldoorlog vonden de Enkhuizer vissers, die binnen moesten blijven, bij de zaadhandel een zekerder en rustiger bestaan dan zij tevoren hadden. Na de oorlog bleven ze er. En toen door de afsluitdijk het bestaan der Zuiderzeevissers bedreigd werd, namen ook zij hun toevlucht tot de „zaadjes”.

Een kringloop werd daarmee gesloten. Immers armoede en gebrek hebben in een tijd, toen dit land van plassen en moerassen, dat hevig door de zee werd aangevreten, niet enkel de Enkhuizers maar vele duizenden Westfriezen naar zee gedreven. Nu het land weer een bestaan bood, keerden de zeelui als vanzelf terug.

Laat ons ons niet te zeer verdiepen in de vraag of het goed is dat een volk bij moeders pappot zit, in plaats van naar verre horizonten uit te zwermen. Wie in het zaadvak gaat blijft ook niet bij de kachel.

Nanne Sluis en Nanne Groot, de Andijker boertjes, hadden alleen maar onderwijs gehad van de Andijker schoolmeester, maar dat belette hun niet om alle landen van Europa af te reizen, met inbegrip van Rusland, en daama naar Amerika over te steken. Overal knoopten zij handelsbetrekkingen aan. Voordat de Sovjets er een eind aan maakten was hun Russische handel zeer omvangrijk. Engeland, Duitsland en Amerika waren altijd goede klanten. In Zuid-Frankrijk en Hongarije lieten zij zaden telen, die in het zonnige Zuiden beter wilden rijpen dan in ons koele land. En thans is er bijna geen land ter wereld of men heeft er zaden uit Enkhuizen.

Naast groentezaden gingen Sluis en Groot ook bloemzaden telen, en daarmee gaven zij aan de oude stad een nieuwe tooi. Wie langs Enkhuizen's vestingwallen wandelt verlustigt zich de hele zomer en tot diep in de herfst in de aanblik van uitgestrekte, veelkleurige bloemenvelden.

Sluis en Groot waren de grondleggers van de zaadhandel in Enkhuizen. Sluis & Groot's Koninklijke Zaadteelt en Zaadhandel is nog de grootste onderneming in de stad; haar panden aan het Westeinde laten dat ook wel zien. Maar naast haar kwamen andere zaken op. Gebroeders Sluis, Abraham Sluis en Gebroeders Vis zijn belangrijke exportbedrijven. De firma's Zwaan en Struik zoeken het meer op de binnenlandse markt. Enkhuizen is het centrum van de Nederlandse zaadhandel geworden en gebleven.

K. Norel

 


Hé, is dat Westfries?

596. Je mag niet die appel van dat kleine kind ofpollen (aftroggelen, afbédelen).

Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.


© 1924-2023 Westfries Genootschap - Contact - Sitemap - Privacyverklaring

West-Friesland, een streek met karakter binnen de Omringdijk.