Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 6. Het zeegat uit » pagina 4-9
In het voormalige VOC-pakhuis aan Onder de Boompjes te Hoorn, waar de Vereniging Oud Hoorn onderdak heeft gevonden, is het scheepsmodel van de fluit Risdam te zien. Het schip werd in 1713 in opdracht van de Hoornse kamer van de VOC in Hoorn gebouwd. Het model is in 2007 door maker Jan Drijver aan de vereniging overgedragen.
In de 16de eeuw nam voor de Nederlandse koopvaardij het belang van de Sontvaart steeds meer toe. De
Sontvaarders, ook wel Oostvaarders genoemd, zeilden af en aan door de zeestraat tussen Denemarken en
Zweden. De schippers vervoerden veelal ongeraffineerd zout, textiel, kaas of stokvis naar havensteden
aan de Oostzee. Hier namen ze graan in, of andere bulkgoederen als hout, hennep, vlas en teer: de
belangrijkste grondstoffen voor de scheepsbouw.
Nederlandse kooplieden en schippers hadden in de 15de eeuw ook wel handelscontacten gelegd met de landen
rondom de Middellandse Zee, maar daar was de belangstelling voor Nederlandse exportproducten als kaas
en stokvis niet erg groot. De Italiaanse vorsten deden pas een serieus beroep op de Nederlandse vrachtvaarders
toen omstreeks 1585 de graanoogsten in eigen land waren mislukt en graan uit het Oostzee-gebied moest
worden geïmporteerd.
Er ontstond een soort driehoeksvaart. Daarbij voeren Nederlandse schepen, soms in opdracht van Italiaanse
kooplieden, naar de Oostzee om lading in te nemen. Ze brachten deze dan rechtstreeks naar Italië,
zonder de eigen haven aan te doen. In Italië laadden ze onder andere wijn, allerhande eetbare
waren en luxe goederen in voor de Nederlandse markt.
De vaart op Italië blijkt grotendeels een West-Friese aangelegenheid te zijn geweest. Uit zo'n
720 Amsterdamse bevrachtingcontracten, die tussen 1591 en 1620 werden afgesloten, blijkt dat er 152
schippers afkomstig waren uit Hoorn, 128 uit Amsterdam en 124 uit Enkhuizen. West-Friesland bezat aan
het einde van de 15de eeuw een goede reputatie op het gebied van de vrachtvaart en het zou niet lang
duren voordat het bijpassende scheepstype, de zogeheten fluit, het licht zou zien. Volgens de kroniekschrijver
Velius was de Hoornse koopman en burgemeester Pieter Jansz Liorne de belangrijkste initiatiefnemer tot
de ontwikkeling van de fluit.
Deze koopman staat afgebeeld op een gevelsteen, die afkomstig is van
de in 1871 gesloopte Koepoort in Hoorn. De steen bevindt zich in de tuin van het Westfries Museum. (Foto TM)
Deze was circa 120 voet lang (40 meter) en 30 voet breed, had een smal ingesnoerd dek, een bolle buik
en was uitermate geschikt om bulkgoederen te vervoeren, zoals graan, zout en hout. Het schip bleek ook
nog zeer goede zeileigenschappen te bezitten en kon met slechts twaalf man worden bezeild. Thans wordt
algemeen aangenomen dat Liorne geen nieuw scheepstype heeft bedacht, maar uitging van een bestaand
scheepsmodel dat qua vorm leek op een haringbuis. Door deze schepen letterlijk doormidden te zagen en
met een tussenstuk te verlengen, ontstond het kenmerkende uiterlijk van het fluitschip.
In oude stukken wordt ook vaak gesproken van ‘erlangers’ waarmee fluitschepen worden bedoeld.
Vanaf circa 1605 bouwden werven in Hoorn de fluitschepen waarschijnlijk direct in de juiste afmetingen
en verhoudingen. Het vroegst bekende Hoornse bouwcontract voor een fluit dateert van 1608.
Gedurende de 17de eeuw gebruikten zowel de Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602), de Noordse
Compagnie (1614) en de West-Indische Compagnie (1621) als de admiraliteit de fluit voor het vervoer
van handelswaar, proviand en manschappen. Het was niet alles hosanna met de fluit. Het schip bleek
door de lichte bouw en ronde vormen onder tropische weersomstandigheden minder goed te functioneren
en snel te kapseizen. Na 1710 zou de VOC nog maar drie fluitschepen volgens de traditionele vorm en
verhoudingen laten bouwen, waaronder de Risdam in 1713 in Hoorn.
De Risdam verging in januari 1727 op een reis van Thailand naar Batavia in een storm. Het wrak
werd in 1984 voor de kust van Maleisië teruggevonden, maar mocht op last van de autoriteiten niet
worden geborgen.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.