Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 6. Het zeegat uit » pagina 46-49
In het stadswapen van Enkhuizen bevinden zich drie haringen. Op het vroegst bekende stadszegel van Enkhuizen uit 1361 zijn al drie staande haringen te zien, waaruit mag worden afgeleid dat de haringvisserij toen al van belang was voor de stad. Op verschillende monumenten zijn gevelstenen te vinden met het Enkhuizer stadswapen, zoals op het Staverse poortje (1615) in de zeemuur aan de Wierdijk.
Hoewel Enkhuizen vanouds bekend staat als Haringstad,
waren de eerste haringbuizen volgens oude bronnen in 1415 in Hoorn gebouwd. Waarschijnlijk was er behoefte ontstaan
aan een groter vissersschip door de invoering van het haringkaken op zee. Daarbij ontdeed men aan boord van de schepen
de haring van de ingewanden en werd de vis vervolgens
ingezouten.
Het haringkaken maakte het mogelijk langer op zee te blijven,
waardoor de Nederlandse haringvisserij efficiënter was dan die
van de omringende landen. Eenmaal aan land werd de haring
opnieuw ingepakt en grotendeels geëxporteerd naar het
Oostzee-gebied. Daarnaast in mindere mate naar zuidelijker
gelegen landen als Spanje en Italië.
De grote bloei van Enkhuizen als haringstad begon eigenlijk
pas na 1573, toen door de oorlogshandelingen aan de
Noordzeekust de vissers hun haringbuizen voor de veiligheid
in Enkhuizen losten.
Na de Slag op de Zuiderzee, in 1573, was West-Friesland en het
hele Noorderkwartier van het Spaanse juk bevrijd. Alle
oorlogshandelingen zouden zich vervolgens voornamelijk in
de zuidelijke Nederlanden afspelen. De voorsprong die
Enkhuizen in deze tijd verwierf, stond men in de 17de eeuw
niet meer af.
Unieke foto van waarschijnlijk de laatste haringbuizen van Enkhuizen,
gefotografeerd omstreeks 1880.
(Foto Archief Oud Enkhuizen)
In 1670 bestond de totale Nederlandse vloot uit 600 buizen, waarvan er 325 afkomstig waren uit Enkhuizen.
Burgemeester Meijndert Semeijns vond het daarom onterecht dat zijn stad slechts één stem had in het college van de ‘Groote
Visscherije’, daar Enkhuizen meer schepen bezat dan Delft,
Rotterdam, Schiedam en Brielle bij elkaar.
Na 1700 begon de teloorgang van de haringvisserij. Deze zou
zich niet meer herstellen. In het midden van de 18de eeuw was
het aantal Enkhuizer vissers tot ongeveer duizend gedaald en
in de Franse tijd was het er met de visserij vrijwel gedaan. In
1801 schreef de toenmalige burgemeester dat er in de stad een
volstrekte werkloosheid heerste ‘waartoe het gemis der
Oostind[ische] Comp[agnie], Marine, Groote Visscherij
[waarmee de haringvisserij werd bedoeld] en andere takken
van Bestaan aanleiding geeven’.
Ook na het vertrek van de Fransen in november 1813 wilde het
met het herstel van de Enkhuizer visserij niet echt vlotten. Pas
in de zomer van 1815 – volgens de traditie op 24 juni – vond na
vele jaren weer eens een ‘Buisjesdag’ plaats.
Op Buisjesdag, in andere plaatsen ook wel Vlaggetjesdag genoemd, werd het uitvaren van de haringvloot gevierd met
het laten wapperen van de vlaggen aan de kerktorens, het
versieren van de stad en het luiden der klokken.
De toren van het stadhuis van Enkhuizen met het gekroonde stadswapen. (Foto TM)
Dat de Enkhuizer haringvisserij zich in de 19de eeuw niet meer
werkelijk heeft hersteld, wordt mede geweten aan het gebrek
aan vernieuwing van de schepen. De haringbuizen konden de
concurrentie met het buitenland niet meer aan.
In 1886 telde de vissersvloot nog maar 108 schepen. De haringbuizen waren
grotendeels verdwenen uit de haven en hadden plaatsgemaakt voor Staverse jollen. De vissers gebruikten deze
schepen voor de vangst van ansjovis langs de Zuiderzeekust.
Door de ansjovis kende de Enkhuizen visserij nog een korte
periode van bloei, maar met het dichten van de Afsluitdijk in
1932 kwam er een einde aan de zeevisserij als geheel. De
laatste nog vissende jol werd in 1949 verkocht aan het Zuiderzeemuseum. De plaats van Enkhuizen als eerste haringstad van
Nederland was toen al lang overgenomen door Scheveningen.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.