Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 8. Tuinders, bollenbouwers en saetluyden » pagina 40-43
Gestut door stevige palen staat aan de Voorburggracht in Noord-Scharwoude de voorgevel van conservenfabriek De Burg. De bouwvallige muur is een rijksmonument. De fabriek werd in 1878 gebouwd door de Duitse firma Grelinger en Jansen. In het begin verwerkte men hier vooral witte kool tot zuurkool en werden groenten gezouten. In 1894 nam Peter Verburg de fabriek over, waardoor de naam Noordhollandsche Conservenfabriek Peter Verburg ontstond.
De nieuwe eigenaar koppelde aan de fabriek enkele tuinbouwbedrijven die voor de toelevering van verse
groenten zorgdroegen. Verburg bestaat niet meer maar nog wel bedrijven zoals Vezet in Warmenhuizen en
Hessing in Zwaagdijk-Oost. Zij ontwikkelden zich vanuit de zuurkool tot groentesnijders die gebruiksklare
groenten leveren aan grootwinkelbedrijven. Dit zijn voorbeelden van het in eigen regio toevoegen van
waarde aan de producten van het land. Dat gebeurt echter niet alleen op aparte bedrijven maar ook op de
teeltbedrijven zelf. Tuinders die witlof zaaien en daaruit de wortels oogsten, kwamen jaren geleden al
op het idee die wortels op het eigen bedrijf tot krop te maken en die bij de veiling af te zetten. Daaruit
groeide een tweede tak op het teeltbedrijf die nu plaatsvindt in geconditioneerde ruimten waarin het
vrijwel het gehele jaar mogelijk is de wortels op water in het donker tot krop te trekken. Ook bij tulpen
gebeurt iets dergelijks. Bollenbouwers telen eerst hun bollen, oogsten die en trekken die in de winter
in kassen, veelal op water, tot tulpenbloemen die naar de veiling gaan. West-Friesland is voor deze
bloemen het grootste productiegebied in Nederland en ook in de wereld.
Detailopname van de gevel. (Foto TM)
Na omstreeks 1850 profiteerde de tuinbouwsector van de toegenomen mogelijkheden die export bood. In
de antwoorden op een enquête van de Landbouwcommissie van 1886 werd in vrijwel alle onderzochte
tuinbouwgemeenten de export dan ook als één van de voornaamste bronnen van inkomsten
aangemerkt.
Toen het spoorwegnet onze regio ontsloot, zag Gerrit Wagenaar uit Broek op Langedijk als één
van de eersten de mogelijkheden die dat bood voor de export. Vanuit zijn woonplaats liet hij met twee
schuiten zijn groenten naar Amsterdam en Rotterdam brengen en zelf voer hij iedere dag op Alkmaar, vandaar
dat hij Alkmaarpluter (soort beurtschipper) werd genoemd. In 1865 kreeg Heerhugowaard een station en
daar maakte Wagenaar dankbaar gebruik van. Hij verzond in 1866 een lading wortelen naar Rotterdam, met
bestemming Engeland en werd zo de eerste groente-exporteur. Zijn zoon Klaas, bekend als KW, zette het
bedrijf voort. KW, die in 1924 overleed, verzond naar geheel Europa, Noord- en Zuid-Amerika en zelfs
naar Brits-Indië.
Hij stichtte in 1924 ook de conserven- en zuurkoolfabriek K.Wagenaar Gzn.
In 1888 werd Cornelis de Groot in Broek op Langedijk geboren als zoon van een tuinder. Hij zette het bedrijf van zijn vader voort en nam zijn zoons Jan, Cornelis jr. en Jacob en zijn schoonzoon Jan Slot op in het bedrijf. Het werd een tuinbouwonderneming met vele teelten en takken: van de teelt van bloembollen tot de handel in bestrijdingsmiddelen, en van een veredelingsbedrijf en zaadhandel tot een koelhuis voor het bewaren van de eigen geteelde wintergroenten. In de jaren vijftig bracht men met veel succes een nieuw uienras ‘Grobol’ op de markt en ontwikkelde het bedrijf zich, onder de naam Groot en Slot, tot specialist op dat gebied. In 1970 kwam een samenwerking met Bejo Zaden tot stand. Zij noemen zich nu Partners in Alliumveredeling.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.