Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 10. Stolpboerderijen » pagina 42-45
Het museum Huis van Oud bestaat uit de authentieke woning en stallen van een kleine
boer met een gemengd bedrijf. Het staat wat verscholen aan de Grote Zomerdijk 33 in Wognum. Dichtbij
de slootkant is in 2009 een brongasketel geplaatst, die afkomstig is uit de Wogmeer.
De ketel is niet meer in bedrijf, maar in de stallen is veel informatie te vinden over deze energiewinning,
die vanaf 1895 tot ver in de 20ste eeuw huizen en boerderijen van gas voor verlichting, koken en verwarming
voorzag. Wouter Sluis is de ontdekker van dat brongas zoals het nu nog wordt gebruikt.
Wouter Sluis werd geboren in 1827 in een stolp in de West-Friese buurtschap De Hout nabij Hoogkarspel.
Door zijn huwelijk belandde hij op een boerenplaats in de Beemster.
Nadat zijn vrouw overleden was, trad hij voor de tweede keer in het huwelijk en werd boer op het Deutzenhofje
aan de Neckerweg. In de winter van 1875 zag de Beemster boer in een dichtgevroren sloot enkele open
gaten in het ijs. Daaruit borrelden gasbelletjes naar boven. Sluis ving die bellen op in een omgekeerde
ton en toonde aan dat dit gas kon branden. Met dit experiment legde hij de basis voor de brongasinstallaties
die op veel plaatsen in Noord-Holland werden aangelegd. Dat betekende een eigen energievoorziening voor
honderden huishoudens. Maar van veel groter belang was dat Sluis met deze vinding ook de boerenkaasproductie
behoedde voor een neergang tijdens de grote landbouwcrisis in de jaren tachtig van de 19de eeuw.
‘Het zal geweest zijn omtrent 1858. De heer W. Sluis van Beemster zou een voordracht houden op een avond in de afdeeling van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. De naam Sluis was op aller lippen in dien tijd. Hij hield overal voordrachten over polderbemaling, over draineeren, over landbouwwerktuigen enz.; men las het elken dag in de couranten. De zaal was vol; aanwezig was een kaaskuip met melk, gereedschappen enz., want Mijnheer Sluis zou kaasmaken en de boeren leren hoe men goede kaas kon maken, ergo het volk verkondigen, dat kaasmaken een wetenschap is.’
Wouter Sluis, die als één van de weinige boeren zijn vrouw tweemaal daags hielp bij
de productie van de volvette Edammertjes, ontdekte bij het vermarkten dat de afzet begon te haperen
en dat de prijs zakte. Hij introduceerde een nieuwe methode van kaas maken. ‘Kaasmaken is een
wetenschap, die beoefend dient te worden’, stelde hij. Het via eigen brongas kunnen beschikken
over voldoende heet water in de kaaskamer speelde een belangrijke rol in dat productieproces. Wouter
Sluis was een pionier in agrarisch Noord-Holland die ver voor de muziek uitliep. Hij maakte het
Deutzenhofje tot een kraamkamer van allerlei nieuwe landbouwmethodieken.
Ook ging hij de boeren af om hun zijn manier van kaasmaken te leren. Hij hield spreekbeurten en verstrekte
raadgevingen aan de honderden bezoekers op zijn boerderij. In 1872 richtte Sluis met een buurman een
fabriekje op, te beschouwen als de eerste Nederlandse kaasfabriek. Die poging mislukte echter, wellicht
doordat hij met teveel dingen tegelijk bezig was. Wouter Sluis vond pas gehoor toen de kaasprijs onderuit
ging.
De bruggenbouwer tussen wetenschap en praktijk overleed in 1891 in een zenuwinrichting.
Aan het eind van de 19de eeuw begon de opmars van de fabrieksmatige productie van kaas. Het silhouet van Oudorp werd als eerste dorp binnen de Omringdijk in 1884 verrijkt met de schoorsteen van een kaasfabriek. In 1885 volgden Warmenhuizen, Nieuwe Niedorp, Barsingerhorn en Schagen. In totaal zijn er in West-Friesland 75 zuivelfabrieken operationeel geweest, waarin kaas werd gemaakt. Er is er nog één over: de Friesland Campina-kaasfabriek in Lutjewinkel.
Eeuwenlang al borrelt er gas in de polders omhoog. Dit gas werd na 1895 op duizenden plaatsen
systematisch benut en nog steeds zijn er in de Noord-Hollandse polders zo'n 150 particuliere gasbronnen: kleine,
primitieve energievoorzieningen waarbij gas wordt
opgevangen dat zomaar uit de grond komt. Bij slecht
weer geven ze veel gas, bij rustig weer een heel stuk
minder. Op het gas wordt gekookt, er wordt mee
gestookt en een enkele brongashouder eet bij gaslicht,
nog net als vroeger. In sommige polders had driekwart
eeuw geleden bijna elke boerderij zo'n installatie. Het
boren van de putten, het maken van de ketels,
de leverantie van gaslampen, kousen en glaasjes: het was
een industrie die licht bracht in de polder.
(Bron: Vereniging tot Behoud van Gasbronnen in Noord-Holland)
Maar na bijna honderd jaar volgde een kentering. In 1971 begonnen Willem en Truus Koopman, wonend aan De Weere, als eersten in West-Friesland weer met het maken van kaas op
de boerderij. Hun Edammers vonden gretig aftrek en met de
verkoop ervan krikte Koopman en passant ook zijn inkomen
omhoog. Zoon Sjaak is in de voetsporen van zijn vader
getreden. Zijn vrouw Lia vertelt: ‘Wij brengen als enigen nog
de bolronde boeren Edammer op de markt’.
De kaasboerderij van Koopman in De Weere. (Foto TM)
Willem Koopman kreeg in West-Friesland enkele volgelingen.
De gebroeders Wim en Piet Klaver richtten in 1977 in hun stolp
aan de Langereis een kaaskamer in. Niet voor het maken van
gewone boerenkaas, maar voor de productie van kaasspecialiteiten. De grote vraag naar hun product maakte
uitbreiding noodzakelijk. De broers stichtten Klaver Kaas BV en lieten op het bedrijventerrein Winkelerzand in Winkel
een fabriek bouwen, waarin zo'n acht miljoen liter melk tot
kaasspecialiteiten wordt verwerkt. Een tweede productielijn
zorgt voor het verwerken van de melkopbrengst van ruim
duizend eigen geiten tot kaas. Deze boerenkaasfabriek staat
op een steenworpafstand van de FrieslandCampina-fabriek in
Lutjewinkel.
Zelfs in zijn stoutste droom had Wouter Sluis deze afloop van
de ontwikkeling van de kaasproductie binnen de Omringdijk
niet kunnen bedenken. In het dorp Winkel is de cirkel weer
gesloten.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.