Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 12. Rond kerk en kroeg » pagina 38-43
De Wognumse hervormde kerk aan de Raadhuisstraat wordt niet alleen gebruikt voor het houden van erediensten. Het is een multifunctioneel gebouw: er repeteren koren, er worden concerten gegeven en er vinden bijeenkomsten en cursussen plaats. Lesgeven in deze kerk gebeurde vroeger ook, namelijk in de eerste helft van de 19de eeuw. Van der Aa schrijft in zijn Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden uit 1849 dat in Wognum de school in vertrekken van de hervormde kerk was gevestigd.
De vestiging van de dorpsschool in de kerk was tijdelijk. Op
12 december 1837 werd een huis naast de onderwijzerswoning
getroffen door een uitslaande brand. Aangezien ook de
onderwijzerswoning daarbij afbrandde, besloot men om de
school een eigen plek te geven. Van de Aa beschrijft het
schoolgebouw als volgt: Dit schoolgebouw is breed 6 en lang
18 Ned. Ellen, van welke lengte eene ruimte van 21/2 el is
afgezonderd, om te dienen tot doorgang en tevens tot eene
overdekte verblijfplaats bij ongunstig weder, voor die kinderen
welke, verre af wonende, gewoon zijn, de uren tusschen de
twee schooltijden over te blijven.
Den 5 November 1841, had de plegtige inwijding van dit
schoollokaal plaats.
Bijna alle West-Friese dorpen hadden een school waar de
kinderen onderwijs kregen. Het hoofd van de school behoorde
tot de notabelen van het dorp. Hij runde de school vaak in zijn
eentje. Er was geen sprake van een team van onderwijzers die
de verschillende klassen les gaven. Zo blijkt dat er in Wognum
in de 19de eeuw pas bij zeventig leerlingen een tweede
onderwijzer, een ondermeester, aangevraagd mocht worden.
Dat betekende dat tot dan toe het hoofd, de bovenmeester,
aan alle leerlingen tegelijk les gaf.
Een schoolreglement uit 1833 voor de openbare scholen in
Wognum en Wadway geeft een indruk van de gang van zaken
op een school in een dorp in West-Friesland rond die tijd. De
leerlingen werden verdeeld over drie klassen: de benedenste,
middelste en bovenste. Jongens en meisjes werden zoveel
mogelijk apart van elkaar gezet. De schooltijden waren van
april tot oktober alle dagen, behalve woensdag- en zaterdagmiddag, van acht tot elf uur en van een tot vier uur en van
oktober tot april van negen tot elf uur en van één tot half
vier. De onderwijzer moest onder andere het verstand der
leerlingen trachten te ontwikkelen, hun geheugen te oefenen
en het hart te vormen, door aangename, eenvoudige en
gemeenschappelijke gesprekken over algemeene
onderwerpen, hier en daar met zedekundige aanmerkingen
doorweven.
Het gedrag van de kinderen werd scherp in de gaten
gehouden. Ze moesten gewassen en gekamd op school komen
en ze moesten zich netjes en zedelijk gedragen. De meester
hield een witboek en een zwartboek bij, waarin hij het gedrag
van de kinderen bijhield. Hij lette daarbij op de netheid op
boeken, naarstigheid, gezeglijkheid en eerbied voor ouders en
onderwijzers. In het zwartboek werd opgetekend of de leerling
zich schuldig maakte aan luiheid en ongehoorzaamheid en aan liegen, stelen of vloeken. De straffen bestonden uit: vermelding op het schandbord, nablijven of, in ernstige
gevallen, verwijdering van school en door den Burgemeester
wettiglijk aangeklaagd worden.
Een groot probleem was het schoolverzuim. Ook na het van
kracht worden van de leerplichtwet in 1901 werden kinderen
regelmatig door hun ouders thuisgehouden. In Ursem
bijvoorbeeld werd daarom, zoals in zoveel plaatsen in
Nederland, in 1901 een commissie tot wering van schoolverzuim opgericht. Redenen voor het schoolverzuim die deze
commissie noteerde waren: ernstige ziekte, in betrekking bij
een ander, slecht weer, ouderdom bereikt hebbende van
dertien jaar, zorg voor de huishouding en helpen op het land.
Voor vervolgonderwijs trokken de kinderen naar de steden of
de grotere plaatsen. Maar doorleren was lange tijd niet de
gewoonte, zeker niet voor meisjes. Zij kwamen na de lagere
school thuis om het huishouden van moeder te leren of ze
moesten als dienstmeisje gaan werken om het gezinsinkomen
aan te vullen.
Recht tegenover de hervormde kerk in Wognum staat nog
steeds een schoolgebouw, dat dateert uit 1927. Tot 1975 was
hier de openbare lagere school gevestigd. Er kwamen steeds meer leerlingen vanwege de bevolkingsaanwas en het gebouw
werd te klein. De leerlingen en hun onderwijzers verhuisden
naar een nieuw onderkomen met acht lokalen, de school kreeg
de naam De Speelwagen. In het oude gebouw werd peuterspeelzaal Speulboet gevestigd. Sinds 1995 is het pand een
woonhuis. Voor het raam hangt een nostalgisch emaille bord
met daarop de woorden: 't Skoôltje.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.