Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 15. Sport en spel » pagina 4-7
Op het voormalige kerkplein van Sint Maarten aan de Hoge Buurt vond in de 16de eeuw iedere maandag na Pinksteren een schietwedstrijd plaats ter ere van de patroonheilige van het dorp. Het schieten met een boog of geweer was van oorsprong een militaire aangelegenheid. Het leger zou de eerste sportvereniging kunnen worden genoemd, maar dan gaat men voorbij aan het feit dat soldaten zich in het leger niet uit liefhebberij, maar beroepshalve in het schieten moesten bekwamen. De vroegste vrijwillige schietverenigingen ontstonden in de 14de eeuw en staan bekend als ‘schuts’.
Het schut was een broederschap van rijke burgers die zich een wapen konden veroorloven en ook de tijd hadden zich met de ‘wapenhandelinge’ bezig te houden. In de 14de eeuw vertegenwoordigde het aantal leden van het schut ongeveer het aantal mannen dat een stad aan de graaf van Holland kon leveren als deze ten strijde wilde trekken.
In 1338 bijvoorbeeld telde Medemblik 225 weerbare mannen, Enkhuizen 160, Grootebroek 115 en Hoorn 70.
Het klassieke model van de kruisboog dateert uit de 14de eeuw. (Pc)
De graaf maakte soms ook gebruik van zijn West-Friese
manschappen. Zo schonk hij de schutters van Grootebroek als
dank voor bewezen diensten vanaf 1424 ieder jaar zes zwanen als prijs bij het jaarlijkse papegaaischieten.
Het schut zorgde weliswaar voor rust en orde in de stad, maar
de meeste stadsbesturen waren er toch niet gerust op dat er
zich een groep geoefende schutters binnen de poorten
bevond. Om het broederschap beter te kunnen reguleren, gaf
men hen zogeheten schuttersbrieven.
Met een schuttersbrief kreeg de organisatie erkenning en
ontving ook bepaalde privileges. Maar de brief legde tevens
vast dat de schutters gehoorzaamheid aan het stadsbestuur en
de schout verschuldigd waren. Het schut werd daarmee de
voorloper van de latere burgerschutterij.
De oudst bewaard gebleven West-Friese schuttersbrief dateert
volgens kroniekschrijver Dirk Burger van Schoorel uit 1519 en
was bestemd voor het schut Sint Maarten in het gelijknamige
Sint Maarten (gemeente Harenkarspel). De meest interessante
passages betreffen de regels over het jaarlijkse papegaaischieten.
Het papegaai- of vogelschieten was een wedstrijd waarbij men met een hand-, kruis-, of voetboog een kunstvogel van een
ongeveer tien meter hoge mast moest schieten. Deze discipline
is waarschijnlijk ontstaan uit de jacht. In vroeger tijd schoot
men fazanten uit de bomen waarin deze dieren 's nachts
gewoonlijk sliepen. In Sint Maarten schoot men uitsluitend
met handbogen op de vogel. Iedere deelnemer kreeg zes
pijlen en de uiteindelijke winnaar mocht zich koning noemen.
Hij dronk de rest van het jaar accijnsvrij bier en hoefde ook
niet meer mee te betalen aan de maaltijden die het schut
organiseerde. De schuttersbrief vermeldde verder dat het
bekijken van de wedstrijden op eigen risico geschiedde.
De winnaar van de wedstrijd werd koning en mocht dat jaar
bijvoorbeeld een zilveren vogel dragen als rangonderscheidingsteken.
Hij moest het kleinood zelf laten maken. (Pc)
Degene die door een pijl verwond zou raken, had geen recht op schadevergoeding of smartengeld. Omstreeks 1580 kregen
alle mannelijke ingezeten van een stad schuttersplicht. Er was
geen plaats meer voor andersoortige schietverenigingen. Het
aloude schut verdween of ging op in de nieuwe organisatie.
Doordat de schutterij overstapte op het gebruik van geweren,
ging de traditie van het papegaai schieten met bogen allengs
verloren. In West-Friesland was de schietwedstrijd omstreeks
1600 verworden tot een soort kermisvermaak, vrijwel
uitsluitend georganiseerd door herbergiers.
De Franse tijd maakte een einde aan de burgerschutterij. In enkele steden werden na circa 1820 weliswaar schutterijen
heropgericht, maar de militaire betekenis was ondergeschikt
geworden aan de recreatieve. Zo ontstonden uit schutterijen
veel muziekkorpsen en schietverenigingen, zoals schietvereniging Neerlands Burgerwacht in Hoorn en de handboogschietvereniging Sint Sebastiaan (1824) in Alkmaar.
Waarschijnlijk maakte deze laatste vereniging, net als de
stedelijke schutterij, gebruik van de grote paal die zich in het
midden van de 19de eeuw op het Doelenveld bevond. In 2010 zijn hiervan de zeer zware funderingen opgegraven onder dit
plein in de Kaasstad. De traditie van het papegaaischieten
wordt door enkele schuttersgilden in Limburg en Brabant nog
steeds in ere gehouden onder de naam wipschieten. Alleen de
‘koning der koningenwedstrijd’, die jaarlijks door de Kruisboogbond (1951) wordt georganiseerd, herinnert in naam nog
enigszins aan het eeuwenoude schieten op de vogel.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.