Bibliotheek » Westflinge » 2006 » 13 december
Westflinge
De rubriek Westflinge richt de schijnwerper op het verleden van West-Friesland met een actuele aanleiding.
Vandaag aandacht voor vergeten kunstenaars voor wie bijna honderd jaar geleden Enkhuizen een belangrijke rol
speelde.
(Eerder verschenen in het Noordhollands Dagblad, woensdag 13 december 2006.)
Door Ed Dekker
ENKHUIZEN – Ze worden niet beschouwd als enkele van ‘de zonen van
Enkhuizen’. Toch misstaan zij niet in het rijtje van grootheden als
cartograaf Lucas Jansz Waghenaer, schilder Paulus Potter en zeevaarder
Jan Huygen van Linschoten: componist Cor Kint, vioolbouwer Gé van
Doornik en kunstschilder Jos Lussenburg.
Bijna vergeten door het grote publiek, opnieuw ontdekt. Kunstenaars die
in de eerste helft van de vorige eeuw actief waren in Enkhuizen, zijn
geboekstaafd. Deze en andere kunstenaars verdienen blijvende koestering.
Zij behoorden tot een groep tijdgenoten in het havenstadje die allen
door de muze waren aangeraakt en zich ontwikkelden tot landelijk
aansprekende kunstenaars die op een breed terrein hun kunst beoefenden.
Leven en werk van deze kunstenaars zijn beschreven in het boekje
‘Bentveugels van Enkhuizen’, een uitgave van de vereniging Oud
Enkhuizen. Het 64 pagina's tellende boekje, aflevering nummer zeventien
in de Maelson-reeks, geeft een schets van het kunstzinnig bestel in
Enkhuizen in de eerste decennia van de twintigste eeuw.
Veel aandacht in ‘Bentveugels van Enkhuizen’ gaat uit naar Cor Kint. Hij
geldt als een van de exponenten van de groep vergeten kunstenaars.
Musicoloog dr. Thijs Kramer uit Hilversum heeft een studie naar deze
opmerkelijke Enkhuizer verricht.
Uit zijn diepgravende onderzoek bleek dat de uitvoerend en scheppend
musicus Cor Kint in zijn geboortestad geen eenzaam talent was.
In het boekje beschrijft auteur Bert van der Veen een flink aantal
personen die enige tijd het plaatselijke culturele klimaat vormden. Zij
waren in Enkhuizen geboren of hadden zich er gevestigd voor kortere of
langere tijd.
De orgelwerken van Cor Kint zijn onlangs heruitgegeven. De uitgave is
begin oktober in Naarden aangeboden aan de directeur van het Nederlands
Muziekinstituut te Den Haag. Samensteller dr. Thijs Kramer noemt de
Enkhuizer ‘een strijker die van prestanten bleef dromen’.
De wieg van de begaafde violist en componist stond in 1890 aan de
Torenstraat. Zijn vader was postbeambte. Al op 10-jarige leeftijd
speelde Cor in het plaatselijke symfonieorkest Crescendo mee bij de
eerste violen. Hij werkte in 1907 als violist mee aan een concert in de
Westerkerk van de befaamde organist-dirigent Reinhart Gerrit Crevecoeur
(1867-1934). Deze man was gedurende drie decennia de centrale figuur in
het Enkhuizer muziekleven.
Na zijn opleiding aan de Amsterdamse Toonkunstmuziekschool werd Cor Kint
altist in het Concertgebouworkest. Met het Hollandsch Strijkkwartet
toerde hij gedurende tien jaar door Europa. Rond 1915 schreef Cor Kint
zijn eerste orgelwerk.
Met zijn orgelwerken verwierf hij zich een blijvende plaats in het
Nederlandse componeren. De Enkhuizer werd in 1923 leraar viool aan het
Amsterdams Conservatorium. In Amsterdam woonde hij ook.
Kint bespeelde ook een viola d'amore, een instrument met zeven snaren en
zeven resonanssnaren. Hij groeide uit tot een autoriteit op het gebied
van de viola d'amore en barokmuziek. Zijn grote internationale erkenning
deed hem Enkhuizen niet vergeten. Elk jaar trad hij wel een of meer
keren op in zijn geboortestad. Hij overleed in 1944.
De Enkhuizer vioolbouwer Gé van Doornik heeft een viola d'amore gebouwd
voor Cor Kint, met wie hij was bevriend. Gerrit Jan van Doornik groeide
als zoon van een metselaar op aan het Venedie. Na zijn hbs-tijd
verhuisde hij naar Amsterdam. Daar studeerde hij aan het conservatorium
af op viool, met piano als tweede instrument. Ook volgde hij een studie
in Mittenwald, het centrum van de Duitse vioolbouw.
Drie jaar achtereen reisde hij door Europa met de zigeunerfamilie Weiss
en speelde in het orkest van deze familie. Vijf jaar verdiende hij de
kost in Parijs met lesgeven, optreden, violen bouwen en violen
restaureren. In 1932 keerde hij terug in Amsterdam.
Ook daar was hij op diverse terreinen van de muziekkunst actief: bouwen,
restaureren, optreden en lesgeven. In 1939 bouwde hij een altviool met
in het rugblad het stadswapen van Enkhuizen ingelegd. Jaap de Wit heeft
jarenlang dit instrument bespeeld in het Enkhuizer orkest Crescendo.
Gerrit Jan van Doornik stierf in 1959.
Ook Hein de Bruin wordt belicht in het boekje van Oud Enkhuizen. De
schrijver en dichter is van Friese komaf. De familie begon in 1903 in
Enkhuizen aan de Driebanen een boek- en sigarenwinkeltje. Over zijn
jeugdjaren in Enkhuizen schreef De Bruin in zijn eerste, sterk
autobiografisch getinte roman ‘Wat blijft’, 1934. Hij heeft gedichten
gepubliceerd in het christelijk-literaire tijdschrift ‘Opwaartsche
Wegen’. Zijn eerste dichtbundel verscheen in 1932, ‘Het Ingekimde Land’.
In zijn dichtbundel ‘Hernieuwd herdenken’ van 1941 verwijst hij naar
Enkhuizen. De depressief ingestelde De Bruin maakte in 1947 een eind aan
zijn leven. Schrijver Bert van der Veen noemt hem in het boekje een
begaafd, ingetogen dichter die ten onrechte miskend is.
Landelijk tijdschrift Opwaartsche Wegen was in 1923 opgericht mede door
Han van der Leek. Deze Enkhuizer, door Godfried Bomans een scherpzinnig
essayist genoemd, was in 1895 geboren aan de David Vlughstraat. Van der
Leek was in de oorlog betrokken bij het verzet. In 1941 is hij gefusilleerd.
Jos Lussenburg was actief als musicus en schilder. Zijn vader dreef aan de Dijk in Enkhuizen een scheerwinkeltje. Hij raakte bevriend met Cor Kint en Gé van Doornik. Eerst was hij bouwvakker. Metselend in de Westerkerk werd hij overvallen door orgelspel van Crevecoeur. Zijn muzikale hart werd geopend.
In 1908 vertrok het gezin uit Enkhuizen. Jos legde zich toe op een vioolstudie. Enige tijd speelde hij in het orkest van het toen bekende circus Caroli. Ook ging hij schilderen. Later werd hij directeur van de stadsmuziekschool in Harderwijk en richtte het Symfonieorkest Crescendo op.
Een gemene infectie aan een vinger maakte vioolspelen onmogelijk. Hij stortte zich volledig op het schilderen. Geliefde onderwerpen waren de
Zuiderzee en Beethoven.
De veelzijdige Lussenburg schilderde portretten, karakteristieke koppen van Zuiderzeevissers en boerderijtjes in hun omgeving. Hij exposeerde
ook in het buitenland, onder meer in New York, Montreal en Algiers. Hij stierf in 1975 te Nunspeet.
Cor Kint, Gé van Doornik, Hein de Bruin, Jos Lussenburg, zij behoorden
tot de Enkhuizer bentveugels. Auteur Bert van der Veen verwijst met deze aanduiding naar een groep Nederlandse kunstschilders uit de zeventiende
eeuw die hun leertijd in Italië doorbrachten.
De bentveugels (te vertalen als ‘uitvliegende bende’) werden in Enkhuizen beïnvloed door andere kunstenaars. Van der Veen noemt er een
aantal, onder wie schilder Willem Bastiaan Tholen, tekenleraren Dirk de Vries en George Marinus Tamson, cellist Hans Kindler, zangeres Aaltje
Noordewier-Reddingius, de blinde schrijver Willem Kramer, de muzikale familie Le Coultre en – hij vooral – organist R.G. Crevecoeur.
Mede dankzij kunstenaars als deze personen konden de bentveugels
uitvliegen om hun aanleg te volgen en te ontwikkelen. Hoezeer hun
levensloop ook uiteen liep, de Enkhuizer bentveugels verloochenden nooit
hun afkomst.
‘Bentveugels van Enkhuizen’, geschreven door Bert van der Veen, is een
uitgave van de vereniging Oud Enkhuizen. De prijs voor leden is 7,50
euro. Niet-leden kunnen 10 euro overmaken op gironummer 451925. Wie
buiten de stad woont, betaalt 2,25 euro extra aan portokosten.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.