Archivering » WFON » 1949 » Pagina 36-41
Historisch Genootschap „Oud West-Friesland”
Verslag over het jaar 1947
Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 19e bundel, pagina 36-41.
Uitgave: Historisch Genootschap „Oud
West-Friesland”, 1949.
Auteur: Th. P. H. Wortel.
Het jaar 1947 was ook voor ons Genootschap in vele opzichten nog een jaar van geleidelijk herstel
en wederopbouw.
Van onze leden waren vele in de laatste oorlogsjaren door vrijwillige of gedwongen verhuizing, door
evacuatie of door onderduiken uit het gezichtsveld verdwenen. Met onze leden in Indië en elders
in het buitenland was alle contact verbroken.
Na de oorlog bleken vele adressen veranderd; herhaaldelijk kwamen brieven als onbestelbaar terug,
voorzien van de mededeling vertrokken naar elders, tegenwoordig adres onbekend. Langzamerhand kwamen
vele gewijzigde adressen weer te onzer kennis, zij het soms langs een omweg, ook gerepatrieerden meldden
zich weer bij ons aan en nu zijn we eindelijk zover, dat we bijna al onze schaapjes weer bijeen hebben;
de ledenlijst is nagenoeg weer volledig en up-to-date. Slechts bij enkele namen staat nog: tegenwoordig
adres onbekend. Voor iedere verbetering van desondanks gebleven onjuistheden en van iedere aanvulling
van onvolledigheden houdt Uw Secretaris zich aanbevolen, evenals voor opgave van alle adresveranderingen
nu en in de toekomst.
Onze penningmeester had met dezelfde en nog meer moeilijkheden te kampen. Ons Genootschap met zijn groot
ledental eist thans een omvangrijke administratie, die zeer tijdrovend is. Het werd daarom gewenst geacht
voor het beheer onzer financiën de hulp in te roepen van een administratielbureau, terwijl de gehele
boekhouding op nieuwe leest werd geschoeid.
Het ledental bedroeg op 1 Januari 1947 volgens toen beschikbare gegevens 977. In de loop van het jaar
bleek, dat verschillende namen van de lijst geschrapt moesten worden: dit waren van bovenbedoelde
uit-het-oog-verlorenen degenen, die onvindbaar bleven. Als altijd verloren wij ook leden door bedanken
(een algemeen verschijnsel: na de stijging in 1945 en 1946 kwam in 1947 de onvermijdelijke terugslag)
en ook door overlijden moesten wij enkele leden verliezen. Van hen bereikte ons bericht betreffende de
heren M. J. Porte uit Heer Hugowaard, die reeds in 1946 overleed, en J. Hekelaar, uit Eindhoven. Mogen
zij rusten in Vrede.
Met dat al bleek ons ledental op 1 Januari 1948 te bedragen: 991. De duizend werd dus nog niet bereikt,
maar zal zeker bereikt zijn vóór ons jubileum jaar 1949.
In het bestuur kwam geen verandering.
Ons overleden bestuurslid, wijlen D. Brouwer wil men te Enkhuizen eren door op een daartoe geschikte
plaats een gedenkteken aan te brengen. Desgevraagd zegden wij daarvoor gaarne onze medewerking toe.
We herinneren ons nog de Westfriezendag in de Langedijk, die in de zeer warme, droge zomer van 1947,
juist viel op een van de uitzonderlijke regendagen! Het was wel jammer, dat daardoor het varen
's morgens niet het genoegen mocht bieden, dat wij er ons van hadden voorgesteld. De middagvergadering,
besloten met het optreden van de zangvereniging Crescendo en van het fleurig gezelschap uit Wijdenes,
verliep echter des te genoeglijker.
In ons vorig jaarverslag konden we nog juist melding maken van het verschijnen van onze 18de bundel.
Hij heeft qua uiterlijk en qua inhoud een gunstige ontvangst gevonden. Welgingen er stemmen op, die
vroegen om toch vooral lectuur van ontspannende aard niet te vergeten. Naast Westfrieslands ernst mag
ook Westfrieslands luim gerust aan het woord komen. De redactie heeft daar in 't geheel geen bezwaar
tegen; het blijkt echter zeer moeilijk om in 't luchtige genre copie te verwerven, die waarlijk op
behoorlijk peil staat en dus aanvaardbaar is.
In de plaats van wijlen Mevrouw Kerkmeyer-de Regt, die op zo uitstekende wijze haar taak vervulde,
werd ons Alkmaars lid, de heer E. Kroeskop, leraar geschiepenis m.o., bereid gevonden om als redacteur
van ons jaarboek op te treden.
Onze 18de bundel was wat dikker dan zijn voorgangers. Maar vooral veel duurder tengevolge van de enorm
gestegen papierprijzen en drukkosten. Daardoor is het in het vervolg niet meer mogelijk deze aan onze
leden gratis te verstrekken. U allen hebt inmiddels onze circulaire omvangen, waarin U gevraagd werd
om telkens bij verschijnen van een nieuwe bundel ƒ 2.- te betalen buiten en en boven Uw
contributie, welke blijft gehandhaafd op ƒ 2.50.
Een ieder is dus voortaan vrij om de bundel al of niet te nemen. Daarom is het verheugend, dat de
meerderheid onzer leden inmiddels reeds heeft te kennen gegeven, dat het behoud van ons jaarboek op
prijs wordt gesteld. Deze bemoedigende belangstelling heeft Uw bestuur doen besluiten zo spoedig
mogelijk wederom een bundel, de 19de, te doen verschijnen. Uw bestuur wekt gegadigden, die dit nog
niet deden, op om zo spoedig mogelijk te kennen te geven, dat zij op bovengenoemde voorwaarde het
komende jaarboek wensen te ontvangen. Men kan dat doen door middel van de bij bedoelde circulaire
gevoegde antwoordkaart, maar ook door een simpel briefkaartje aan de Secretaris. Enkelen zonden reeds
de twee guldens. Men wachtte hiermee echter liever, totdat daar uitdrukkelijk om wordt gevraagd.
We mogen hier nog wel vermelden, dat ons jaarboek werd gevraagd door de Universiteitsbibliotheek te
Uppsala. In ruil ontvingen wij daarop uit deze Universiteitsstad enkele publicaties op oudheidkundig
gebied in de Zweedse taal, welke in de bibliotheek van ons genootschap zijn opgenomen.
Over die bibliotheek gesproken: in ons vorig jaarverslag werd reeds medegedeeld, dat deze berust op
het Gemeentearchief te Alkmaar. Iedereen, die lectuur wenst betreffende Noord-Holland, wende zich tot
deze instelling, welke hem het gewenste gaarne in bruikleen verstrekken zal.
Ons lid, de heer J. Roselaar, brak een lans voor het behoud van de Noordhollandse kap. Niet voor dagelijkse
hoofdbedekking; als zodanig wordt de kap bij het tegenwoordig geslacht niet meer aanvaard. Maar hij
hoopt te bereiken bij bepaalde gelegenheden, waar en wanneer het pas geeft, onze boerinnen met dit toch
zo flatteus hoofddeksel getooid te zien. Daartoe is allereerst nodig, dat tenminste de kunst om deze
kappen te maken, behouden blijft. Een van de weinige dames, die deze edele kunst nog verstaan, Mevrouw
Blokker uit Hauwert, verklaarde bereid te zijn om er enkele jongere dames in te onderrichten. De moeilijke
vraag hoe aan het benodigde gaas en garen te komen, zal hopelijk tot een goede oplossing worden gebracht,
zodat mogelijk in 1948 de eerste cursus zal kunnen beginnen.
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg nam de beschrijving van de plattelandsbouwkunst ter hand, waartoe
zij een assistente, Mejuf. frouw van den Berg, aanwees. Onze Commissie voor Landelijk Schoon zal
desgevraagd aan deze nuttige en nodige arbeid zoveel mogelijk medewerking verlenen.
Het moderne bouwen op het platteland is een zaak, die ook voortdurend zorg en waakzaamheid vraagt: Een
schilderij, dat ons niet bevalt, kunnen we op zolder zetten, maar een huis, dat stoort in zijn omgeving,
zal ook het nageslacht nog tot ergernis zijn. Een deskundig toezicht, uitgaande van mensen, die met
het karakter van ons gewest volkomen vertrouwd zijn, moet over elk bouwplan zijn wakend oog kunnen laten
gaan, opdat verdere ontluistering onzer dorpen worde voorkomen en opdat er geen bouwwerken meer verrijzen,
die vloeken met het eigen karakter van ons gewest.
De belangstelling van ons Genootschap strekt zich niet alleen uit tot al wat op en boven onze geboortegrond
zich vertoont, maar evenzeer tot wat er onder en in die grond verborgen ligt.
Uit de publicatie van Prof. van Giffen in ons 17de jaarboek is U al een en ander bekend geworden betreffende
de interessante opgravingen onder Wervershoof. Prof. van Giffen hoopt t.g.t. aldaar nog meerdere grafheuvels
te onderzoeken. Door het Departement van O.K. en W. werd aan ons Genootschap ten bate van het opgravingswerk
van Prof. van Giffen een subsidie van ƒ 2000.- toegekend. Dit afgelopen jaar richtte de
belangstelling van Z.H.G. zich allereerst op Egmond-Binnen. Daar liggen, gedeeltelijk op gronden van
de priorij der Pater Benedictijnen, gedeeltelijk op het kerkhof van de Ned. Hervormde kerk, nog grondsporen
en fundamenten van de v.m. Abdij van Egmond. Jammer genoeg is door minder-bevoegden al sedert meer dan
een eeuw deze historische bodem doorwroet en afgezand en zijn b.v. de rustplaatsen van de eerste Hollandse
graven, onze Dirken en Florissen, op een van weinig piëteit getuigende wijze omgewoeld en teniet
gedaan. Door bemiddeling van Uw bestuur en met medewerking zowel van de Paters Benedictijnen als van
de Ned. Hervormde Kerkvoogdij, kreeg Prof. van Giffen met zijn staf gelegenheid tot een gedegen onderzoek.
Dit had niet alleen tot doel de ligging van de abdijgebouwen nauwkeurig vast te stellen, maar men hoopte
in dieper bodemlagen sporen te vinden van een nog veel oudere bewoning: een nederzetting van de min
of meer legendarische Kanninefaten uit de eerste eeuwen onzer jaartelling. Het onderzoek in dit afgelopen
jaar bracht de grondsporen en overblijfselen der fundamenten van de Abdij-kerk aan het licht. De
fundamenten van de torens van de kerk bleken te liggen vlak achter het Protestantse kerkje. Het is de
wens van Prof. van Giffen, dat de traceringen van de muren blijvend op het terrein zullen worden aangeduid.
Het kerkhof — er liggen in het gedeelte waar werd gegraven, geen grafsteden — moet weer in
behoorlijke staat worden opgeleverd en zal van een passende beplanting worden voorzien. Een paar
deskundigen uit de Commissie voor Landschapsschoon in Hollands Noorderkwartier zullen hiertoe advies
verstrekken.
Toen op 17 Juni het Biologisch-Archaeologisch Instituut te Groningen zijn 25-jarig bestaan vierde en
zijn oprichter-Directeur Prof. van Giffen, dus mede jubileerde, besloot Uw bestuur hem de genootschapspenning
in zilver aan te bieden als blijk van erkenning van zijn verdiensten voor het bodemonderzoek in ons
gewest. Door ons bestuurslid de heer P. Noordeloos werd op die feestdag de penning aan de jubilaris
overhandigd.
Het maandblad „De Speelwagen”, waarvan we de start in ons vorig jaarverslag mochten boekstaven,
heeft zich in ons gehele Noorderkwartier een vaste plaats veroverd. Door onze voorzitter werden met de
Uitgeefster, de N.V. Meyer's Boek- en Handelsdrukkerij te Wormerweer, besprekingen gevoerd, waarin nog
eens nadrukkelijk werd beklemtoond, dat het blad moet zijn en blijven het orgaan van de samenwerkende
oudheidkundige verenigingen in Noord-Holland baven 't IJ. Dit wordt sedert dien ook duidelijk op het
titelblad vermeld.
Dit populair maandblad is om zo te zeggen een bakerkind van ons genootschap. Het is daarom jammer dat
nog veel te weinig leden erop zijn geabonneerd. Een extra-opwekking zal aan deze leden, die nog geen
abonné zijn, in 1948 worden rondgezonden met een opwekking van Uw bestuur onder het motto: Ieder
lid van Oud West-Friesland rijdt mee met „De Speelwagen”!
We spraken zoëven over de samenwerkende genootschappen. Algemeen wordt de wenselijkheid gevoeld
om die samenwerking intensiever en nauwer te maken en Uw bestuur hoopt daartoe binnen afzienbare tijd
duidelijke stappen te doen, opdat er kome een federatie, waarin men elkander gemakkelijk zal kunnen
vinden, om aldus wederzijdse belangen doeltreffend te kunnen behartigen en samen te kunnen optrekken
overal waar dat nuttig en nodig is. Wanneer wij U dit zo vertellen wordt wel de indruk gewekt, dat er
in Noord-Holland boven 't IJ belangstelling leeft voor de historie en voor de op die historie gegronde
ontwikkeling in het heden. Het erfdeel der vaderen, hoezeer ook door de vervlakkende invloeden der
laatste eeuw bedreigd en aangetast, blijft ons dierbaar.
Wij ervoeren hoe ook in andere provincies wordt gewerkt en gestreden voor het behoud van de gewestelijke
eigenaard, omdat dit wordt gevoeld ook als een nationaal belang. Immers, zoals al eens eerder hier werd
gezegd: onze nationale, Nederlandse cultuur kan alleen bestaan en gezond blijven als ze steunt op levende,
bloeiende gewestelijke culturen, die als zovele bronnen zijn, waaruit ons volk die krachten put, welke
zijn typisch karakter als geheel bepalen. Verdrogen die bronnen, dan vervlakt en verarmt onze cultuur
en gaat onze eigenaard verloren.
Juist nu, waar de mens in deze eeuw van snelheid, mechanisatie en egalisatie meer dan ooit door vervlakking
en ontaarding bedreigd wordt, is het goed dit te beseffen.
Ons genootschap gaat dra zijn 25-jarig bestaan tegemoet. Het is onze overtuiging, dat het nog alle reden
van bestaan heeft en dat het, als wij onze taak goed begrijpen en met liefde en ijver volbrengen, nog
veel mooi en nuttig werk zal kunnen doen in het belang van ons gewest en van ons gehele vaderland.
Th. P. H. Wortel
Andere jaarverslagen:
'33/'34 |
'34/'35 |
'38/'39 |
'41/'42 |
'42/'43 |
'43/'44 |
'45 |
'46 |
'47 |
'48/'49 |
'51 |
'53 |
'54 |
'55 |
'56 |
'57 |
'58 |
'59 |
'60 |
'61 |
'62 |
'63 |
'64 |
'65 |
'66 |
'67 |
'68 |
'69 |
'70 |
'71 |
'72 |
'73 |
'74 |
'75 |
'76 |
'77 |
'78 |
'79 |
'80 |
'81 |
'82 |
'83 |
'84 |
'85 |
'86 |
'87 |
'88 |
'89 |
'90 |
'91 |
'92 |
'93 |
'94 |
'95 |
'96 |
'97 |
'98 |
'99 |
'00 |
'01 |
'02
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.