Archivering » WFON » 1959 » Pagina 157
Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 26e bundel, pagina 157.
Uitgave: Historisch Genootschap 'Oud West-Friesland', 1959.
Auteur: F. J. P. M. Kwaad.
Tijdens de periode 11 augustus t/m 5 september 1958 is een begin gemaakt met een veldonderzoek,
dat ten doel heeft na te gaan de verbreiding, de dikte, de facies en de hoogteligging van de
Westfriese Zeekleien I en II, afgezet tijdens het Subboreal resp. ± 1800 v. Chr. en
± 1300 v. Chr., in het gebied Zandwerven - Niedorper Verlaat - Lutjewinkel - Lambertschaag -
Sijbekarspel - Zandwerven.
Ten einde facies en dikte der Westfriese afzettingen vast te stellen werden in bovengenoemd gebied 186
boringen gezet, waarvan 8 met een puls tot 12 m. diepte, 52 met het boortype spitsmuis tot maximaal
5 m. diepte en 126 met een veenboor tot 8 m. diepte.
Daar de Westfriese afzettingen in het gebied van onderzoek, buiten de zandige geulopvullingen, een
gemiddelde dikte hebben van 3,5 m.-4 m., konden bij de diepere boringen ook de onderliggende oudere
afzettingen bestudeerd worden.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door studenten in de Fysische Geografie van de Gemeente Universiteit
Amsterdam. De leiding berust bij Prof. Dr. J. P. Bakker, directeur van het Fysisch Geografisch
Laboratorium van deze Universiteit.
De Archaeologische Werkgroep 'Westfriesland' van het Historisch Genootschap 'Oud-Westfriesland'
verleende steun aan het onderzoek in de vorm van een subsidie, waarvoor hier onze bijzondere dank
zij betuigd.
Daar het onderzoek nog niet is afgesloten, kunnen thans slechts enkele voorlopige opmerkingen
betreffende de resultaten worden gemaakt. Gebleken is, dat het areaal van zandige c.q. zavelige
geulopvullingen in het gebied van onderzoek groter is dan Du Burck, Ente en Pons aangeven (Burck P. du,
Ente P. J., Pons L. J. Het zeekleigebied van Westfriesland, T.K.N.A.G. 1956, 2). De boringendichtheid
is echter te gering (186 boringen op een oppervlakte van ± 90 km²) om het verloop
van de met zand opgevulde geulen nauwkeurig vast te kunnen stellen. Een meer gedetailleerde kartering
is hiervoor nodig. Deze detailkartering, waarbij wij ons zullen beperken tot het deel van het gebied
van onderzoek ten oosten van de Langereis, zal uitgevoerd worden gedurende de zomermaanden van 1959.
Het ligt in de bedoeling dan ook een profiel te bemonsteren voor een 14 C analyse.
Een uitvoerige beschouwing van de resultaten zal volgen na afsluiting van het onderzoek.
F. J. P. M. Kwaad
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.