Archivering » WFON » 1964 » Pagina 164-165
Na 40 jaar ... (1/18)
Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 31e bundel, pagina 164-199.
Uitgave: Historisch Genootschap 'Oud West-Friesland', 1964.
Auteur: F. Butter.
F. Butter
Een terugblik over oprichting en werkzaamheden van het Historisch Genootschap 'Oud West-Friesland' (1924-1964).
Zie, zie ze zitten, de mannen en vrouwen in Hauwert!
De rook slaat tegen de zolder en de chocolamelk staat te pruttelen: het is 1924.
Er is een bijeenkomst van het Departement Hauwert van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen - de bekende
vereniging, die Jan Nieuwenhuysen van Edam tot stichter had en welke gedurende vele jaren heel nuttig werk
verrichtte.
Het platteland - en ook de plattelandssteden - werd wakker geschud, er werden spaarbanken gesticht en zonder
enig profijt beheerd; er werden bibliotheken opgericht en zonder of met heel geringe kosten in leven
gehouden; sprekers kwamen de mensen voorlichten of deden ze genieten van
voordracht of zang. Predikanten vooral voelden zich gedrongen 'de boer
op te gaan' om een Nutsavond 'te vullen', wat altijd gelukte, want het
werden gezellige bijeenkomsten, vooral als tonelisten der 'Wilsons' uit
Hoorn kwamen, die hun voordrachtskunst brachten. De ouderen zullen zich
Johan Wilson nog herinneren wanneer hij de mensen deed genieten van zijn
sprankelende voordracht 'De man die niet kon fluiten'. Die bijeenkomsten
van het 'Nut', waar de mannen hun pijpkes rookten, de vrouwen haar
breikous naar toe hadden meegenomen, wat hebben ze in het leven van onze
voorouders niet een heil gesticht.
Hoe was er ook - zo een paar maal in de winter - niet een prachtige
gelegenheid om dan dingen te bespreken, die eens niet met de strijd om
het dagelijks bestaan te maken hadden. Dat was eens niet een avond om
alleen over 'de butter en de keis' te praten, maar als het algemeen
welzijn ter sprake kwam, dan kwamen de tongen los. De dorpse politiek
kon toen nog een 'gemoedelijk' onderwerp van bespreking zijn, de
'rondvraag' voor de raadsvergadering vond hier haar onderwerpen. En
intussen zaten de 'woifkes' gezellig bij elkaar, de nieuwtjes van het
dorp en de omgeving voor zover als oog en oor die konden omspannen! -
werden breed uitgemeten en wee degene die er niet al te best op stond!
Ja, dat was een aardige avond geweest in Hauwert, toen Jacob de Jong, de
gemeente-secretaris van Hoogkarspel, bij het Nut in Hauwert een
spreekbeurt had vervuld. Jacob de Jong was een bijzonder man, die in
hart en nieren een goede Westfries was en die onder Burgemeester Brander
zijn taak secuur verrichtte, zodat er geen punt en geen komma aan
mankeerde.
Als Jacob de Jong aan zijn sik trok, dan kon je weten dat hij iets op de
lever had en ... dat het er af moest ook. O nee, niet schreeuwerig of
onvertogen, helemaal niet, want Jacob de Jong was een beschaafd man, een
héér!
Nu was hij in Hauwert geweest en had hij er de mensen op gewezen, dat
het eigenlijk maar zo-zo was dat men West-Friesland liet veranderen
zonder dat men er een hand tegen uitstak! Al wat mooi en zeldzaam was op
en in zijn geliefde Westfriese land ging heen, verdween. De
klederdrachten werden al zeldzamer, men danste er sinds lang de
boerenschots niet meer en paard-en-kar hadden plaats gemaakt voor de
fiets, dat vreemde ding waarop je de mensen bij het leren rijden de
malste bokkesprongen zag maken. Maar erger nog: de taal van het
Westfriese land begon te veranderen, het eigen dialect werd niet meer in
ere gehouden. In Oostwoud had men een revue gespeeld, welke tot titel
droeg 'Die toid het 'weest.' Zo was het in West-Friesland bijna met
alles gesteld, alles veranderde.
Meester Ruyterman, het hoofd van de openbare lagere school te Hauwert,
die in zo'n Westfries dorp uiteraard een vooraanstaande plaats innam,
moest het bekennen - en mijnheer Galis, de secretaris van zijn gemeente,
onderschreef het ten volle: het land, dat zij liefhadden, gleed onder
hun handen door. Werd het niet bitter nodig tijd om in te grijpen?
Ja, het was waar, de ouwe toid, 'die toid had 'weest'. Betje Gast, de
maakster van de revue, had volkomen gelijk gehad; het was geen wonder
dat alle avonden van de revue-opvoering uitverkocht waren. Men begon in
het verleden te kijken en men moest er wel als de kippen bij zijn om nog
iets van het oude, van het historische vast te houden voor alles
heenging, men moest pakken wat men nog pakken kon om dat vast te leggen
voor het nageslacht.
Men trok in Hauwert de stoute schoenen aan; meester Ruyterman, niet van
gisteren, zette door en pleegde overleg met 'de dokter', met Van Balen
Blanken van Spanbroek, die al zo vaak had laten blijken dat zijn
geboortegrond hem lief was. Hij was immers aan het Westfriese land, aan
Benningbroek, ontsproten en dat verloochende hij in zijn ganse leven
niet.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.