Bibliotheek » WFON » 1978 » Pagina 7-8
De oudste topografie van Hoorn: de wording van een stad (1/5)
Eerder verschenen in West-Frieslands Oud & Nieuw, 45e bundel, pagina 7-19.
Uitgave: Historisch Genootschap "Oud West-Friesland", 1978.
Auteur: Dr. G.J. Borger.
Velius geeft in zijn 'Chroniick van Hoorn'1)
een beschrijving van het ontstaan van de stad Hoorn. Volgens hem lag er
eertijds aan de oostzijde van de Rode Steen een grote sluis en een
overtoom. Deze sluis werd niet alleen gebruikt voor de afwatering van
een deel van West-Friesland maar ook voor het dagelijks in- en uitvaren
van de schepen. Het overtollige polderwater werd de sluis toegevoerd
door een waterloop, die Tocht of Gouw werd genoemd.2)
Buitendijks lag een stuk voorland. Velius zocht daar de resten van het
al eerder verspoelde dorp Dampten. Vanaf de sluis liep een redelijk
diepe geul door dit buitenland zeewaarts. Door een gekromde vorm bood
deze geul schepen een veilige ligplaats. Als gevolg van deze gunstige
ligging kreeg de plaats een groot aandeel in de gestaag toenemende
handel. Ook handwerkslieden werden daardoor aangetrokken. Voor drie
gebroeders uit Hamburg, brouwers van beroep, was dat in het jaar 1316
aanleiding om zich te vestigen bij de sluis. Ieder van hen bouwde daar
toen een herberg. Nog in de tweede helft van de 16e eeuw wees men aan de
Rode Steen in Hoorn een oud gebouw aan dat door de overlevering werd
gehouden voor één van deze drie herbergen. Toen dit gebouw omstreeks
1560 werd afgebroken vond men bij grondwerkzaamheden onder het bouwwerk
de resten van een oude schoeiing langs de Gouwen de resten van een
overtoom.
Dit verhaal van Velius heeft grote invloed gehad. Sommige schrijvers
beroepen zich duidelijk op hem, anderen volgen hem min of meer verholen.
Die grote invloed is enerzijds het gevolg van het feit dat Velius een
bekwaam geschiedschrijver was: zijn kroniek wordt nog steeds gehouden
voor een voorbeeldige beschrijving van een plaatselijke geschiedenis.
Anderzijds heeft Velius in dit verhaal een aantal bijzonderheden op zo
innemende wijze samengevoegd, dat de lezer al gauw wordt gegrepen door
de aantrekkelijkheid van het getekende beeld. Maar is het ook een juist
beeld? Welke delen van het verhaal gaan terug op bronnen die Velius
heeft bestudeerd en welke delen stoelen op overlevering? In dit artikel
willen wij trachten deze vragen te beantwoorden voor wat betreft de
oudste topografie (plaatselijke gesteldheid) van Hoorn. Het zal ons
daarbij voornamelijk gaan om de vraag wat andere bronnen ons zeggen over
die oudste topografie. Wij zullen daarbij stuiten op een tot nu toe nog
weinig beschreven probleem dat samenhangt met de wording van een stad,
namelijk de lokalisatie van de handel.3)
De sluis te Hoorn
In het begin van de 14e eeuw moet er inderdaad vlak bij Horn een sluis
hebben gelegen. één van de geschillen, waarover een grafelijke raad
onder leiding van de bisschop van Zuden in die tijd een uitspraak moest
doen, betrof namelijk het geval van Martijn van der Niewerwike, die 'die
sluze te Hoirne bi sinen huze' had opgesperd.4) In diezelfde uitspraak
is opgenomen een opmeting van de Westfriesche Omringdijk, tussen 3 en 16
maart 1320 verricht door Willem ver Bartensoen.5) Gemeten is toen onder
andere een dijkvak, lopende van Schellinkhout 'toter niewer sluse toe te
Hoirne bizuden dorp'. Het is echter niet zeker dat deze 'nieuwe sluse'
dezelfde is als de sluis naast het huis van Martijn van der Niewerwike.
Een oude overlevering zegt dat de zeedijk eertijds van de Rode Steen
recht op Schardam aanliep.6) In de 17e eeuw heeft een tekenaar de
strekking van deze overlevering in een kaart vastgelegd.7) Hemelsbreed
komt de afstand tussen de Rode Steen in Hoorn en het oostelijke deel van
de Oudendijk bij Lutje Schardam overeen met de lengte van de dijk tussen
de 'niewe sluse ... te Hoirne bizuden dorp' en de Schardam in de
opmeting van de Westfriesche Omringdijk uit 1320.8) Dat maakt het
waarschijnlijk dat de sluis 'te Hoirne bizuden dorp' bij de Rode Steen
heeft gelegen. Erg ver ten zuiden van het dorp kan de sluis toen niet
gelegen hebben. De aanduiding 'te Hoirne bizuden dorp' willen wij daarom
opvatten als: aan de zuidzijde van het dorp Hoorn.
Meer duidelijkheid omtrent de ligging van de sluis bij Hoorn krijgen wij
door een oorkonde van 1352.9) Daarin is sprake van een hofstede
'die Slusekolc' genaamd. Deze hofstede was gelegen 'bi den Roeden Steen van
der havenen' en strekte zich uit tot het 'roester' van het kerkhof. Er
wordt aan toegevoegd dat het betrokken stuk grond 'der slusewateringhe
plach toe te behoeren'. Kennelijk was die sluiswatering eertijds zo
breed dat men door aanplemping en ophoging een strook land langs de
oever ervan had kunnen aanwinnen. De aanwezigheid van een schoeiing
onder een oud gebouw aan de Rode Steen in Hoorn10) wijst ook in die
richting. Onduidelijk blijft door wie en wanneer er moeite voor deze
landaanwinning is gedaan.11)
1 Th. Velius, Chroniick van Hoorn. Hoorn 1617, p. 3/4.
2 Deze waterloop werd naderhand verwulfd (Velius, 1617, p. 246) en ligt
ter plaatse van de huidige Kerkstraat. Vgl. afb. 2.
3 Van rechtshistorische zijde is dit probleem indertijd aangeduid door
K. Kroeschell, Weichbild.
Untersuchungen zur Struktur und Entstehung der mittelalterlichen
Stadtgemeinde in Westfalen. Keulen-Graz 1960, inzonderheid p. 108-112.
4 Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage (A.R.A.), Inventaris Leen- en
Registerkamer no. 9:
Register EL 10, 1316-1337. Groot register Friesland, fol 9v-° en idem
no. 11: Reg. EL 12, 1316-1337. Klein register Friesland, fol. 8. Zie
ook: F. van Mieris, Groot charterboek der graaven van Holland, van
Zeeland en heeren van Vriesland, dl. Il. Leiden 1754, p. 212 linker
kolom.
5 ARA Inv. Leen- en Registerkamer no. 9, EL 10, fol. 11v-°/12; idem, no.
11: Reg. EL 12, fol. 10v-°; Van Mieris, II, 1754, p. 215. Deze opmeting
heeft plaats gehad van 'des dinxengaghes voir midvasten int jair ons
heren M°CCC° ende XIX tote des sonnendaghes voir Palmendach dairna'.
Aangezien deze opmeting verband hield met een uitspraak van de
grafelijke raad, is het waarschijnlijk dat hier volgens Paasstijl is
gedateerd. Een tweede aanwijzing in die richting is het feit dat
'sonnendaghe voir Palmendach' in 1319 viel op 25 maart, Maria Boodschap.
6 Velius, 1617, p. 12; idem ed. S. Centen, 1740, p. 22.
7 Gemeentearchief (G.A.) Hoorn: Kaart van de Westfriesche Omringdijk door
D. van der Meersch. (1638).
8 A. A. Beekman, Holland, Zeeland en Westfriesland in 1300, I: Holland's
Noorderkwartier. 's-Gravenhage 1916, p. 27/28; G. J. Borger, De
Veenhoop. Amsterdam 1975, p. 31-33.
9 A.R.A. Inv. Leen- en Registerkamer no. 19: Reg. EL 22, 1351-1356, fol. 3,
d.d. 1352, september 3.
10 Velius, 1617, p. 4.
11 Er is reden om aan te nemen dat Margriete van Crabbenborch, die de
hofstede in 1352 verkocht aan hertog Willem V, niet zelf de landaanwinning heeft bekostigd maar
door koop in het bezit van deze hofstede is gekomen. Onbekend is echter
hoe lang zij in het bezit van de 'Slusekolc' is geweest.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.