Bibliotheek » WFON » 2001 » Pagina 22-25
Eerder verschenen in West-Friesland Oud & Nieuw, 68e bundel, pagina 22-25.
Uitgave: Westfries Genootschap, 2001.
Auteur: Volkert J. Nobel.
Volkert J. Nobel
‘Eénstemmig zijn wij het er over eens dat waar West-Friesland toch al zoo slecht bedeeld is met eenige voor den vreemdeling aantrekkelijke objecten, men moet trachten te behouden wat er is, ook al is het dan niet veel. De Tent is een gedeelte geschiedenis van het Waterschap Drechterland en moet, zoo mogelijk, als zoodanig bewaard blijven’'.
Secretaris Henk Galis van de Commissie voor Landelijk Schoon slaakt deze hartekreet in zijn
jaarverslag 1938-'39.
Eén jaarverslag verder krijgt deze hartekreet al een bitter smakend vervolg: ‘De Tent
is onttakeld en heeft daardoor voor ons zijn waarde verloren. De Tent is af, dank zij de mede(tegen)werking
van anderen’.
De Tent. Dat is het dijksmagazijn aan de Noorderdijk van Drechterland. Gebouwd en ingericht na de stormramp
van zaterdag 5 november 1675, waarbij de Westfriese Omringdijk ten zuiden van Scharwoude voor de laatste
keer in zijn bestaan werd doorbroken en het zilte Zuiderzeewater tot aan de stadswallen van Medemblik
en Enkhuizen stroomde. Met Kerstmis 1638 had het er rond de Noorderdijk van Drechterland ook om gespannen.
De waarschappen van Enkhuizen en de dorpen in de Oosterkogge van Drechterland gelastten de noodklokken
te luiden en stuurden 300 mannen als dijkwacht naar de Noorderdijk. Bij de Fluithoek spoelde ter lengte
van negen roeden de kruin van de dijk. Bij de Gelderschehoek werd de wierriem zeewaarts gericht, maar
de dijk hield het. Voldoende materialen tot herstel van ‘de geramponeerde dijkvakken’
bleken ter plaatse evenwel niet aanwezig. Die moesten – over het ijs – worden aangevoerd
uit Broekerhaven: ‘een afstand van gewis twee uur gaans’.
De Tent, de privéherberg van het waterschap Drechterland, waarin tijdens de inspectie van de
Omringdijk twee keer per jaar werd vergaderd, gedineerd en zonodig ook geslapen. Links de opzichterswoning
(gebouwd in 1832), rechts de bestuurskamer (gebouwd in 1830). Op de daklijst van de bestuurskamer het
gebeeldhouwde wapen.
De foto is vermoedelijk in 1915 genomen. In ieder geval voordat de dijkgracht na de stormramp van januari
1916 werd gedempt. Want De Tent is hier nog via een brug bereikbaar. (Foto collectie Ton Jonker)
Nieuwe toezichthouder
Het toezicht op het onderhoud van de 126 kilometer lange Omringdijk berustte tot dan bij de vier ambachten,
die binnen de Omringdijk actief waren: Drechterland, De Vier Noorder Koggen, De Niedorper- en Schagerkogge
en het Geestmerambacht.
In 1650 werd als hoofdtoezichthouder het college van Hoofdingelanden van West-Friesland ingesteld en
na de watersnood van 1675 besloot dit college dat er langs de Noorderdijk drie dijksmagazijnen moesten
worden ingericht. De eerste bij de watermolens van Broekoord, de tweede aan de Kathoek en de derde bij
Isenburg (de plaats van de vroegere eendenkooi bij 't Eerste Hof aan de Oosterdijk, ten noorden van
Enkhuizen). Bij het herstel van de door deze novemberstorm ook zwaar beschadigde Noorderdijk zijn Vlaamse
arbeiders ingehuurd, die in een speciaal daarvoor gebouwde keet werden ondergebracht. In de volksmond
al gauw de Vlaamse Tent geheten.
De daken lekken niet meer, de muren zijn hersteld. Binnen moet nog veel gebeuren, maar De Tent is gered.
(Foto Theo Groot)
Na het vertrek van de Vlaamse ‘gastarbeiders’ werd het pand het dijksmagazijn De Tent, met
daarin een bestuurskamer voor het college van Hoofdingelanden van West-Friesland. Een kamer die werd
voorzien van een tegelschouw, met daarop de familiewapens van de bestuurders. Bovendien werd boven de
ingang nog een gedenksteen geplaatst. De kastelein – de beheerder van het pand – mocht deze
kamer niet gebruiken!
Nieuwe bestemming: jeugdherberg
Aan het bestaan van het college van Hoofdingelanden van West-Friesland kwam een einde toen Provinciale
Staten van Noord-Holland op 21 mei 1919 besloten tot het oprichten van het Hoogheemraadschap Noordhollands
Noorderkwartier, dat ondermeer werd belast met het toezicht op het onderhoud van de Westfriese Omringdijk.
Voor de som van ƒ 13.500 werd het hoogheemraadschap in 1927 eigenaar van De Tent. Een gebouw,
waar het eigenlijk geen behoefte aan had en in 1934 werd het verkocht aan de Nederlandse Jeugdherberg
Centrale, NJHC. Het pand kreeg daarmee een nieuwe bestemming. De exploitatie er van kwam in handen van
een nieuw opgerichte stichting: de Stichting tot Exploitatie van de Jeugdherberg De Tent, zetelend in
Enkhuizen.
Commissie waakzaam
De Commissie voor Landelijk Schoon keek meteen al argwanend tegen die nieuwe bestemming aan. Die argwaan
nam snel toe toen bleek dat De Tent bij jeugdige trekkers te veel in een verloren hoek lag. Toen in de
zomer van 1937 de jeugdherberg bovendien werd geteisterd door zwermen muggen besloot het bestuur van
de Stichting de exploitatie te stoppen. Een door de commissie toegekend subsidie van vijftig gulden als
bijdrage in de kosten van het onderhoud van het gebouw kon dat niet verhinderen.
Bij de verkoop van De Tent aan de NJHC werden de tegelschouw en de gedenksteen aangeboden aan het
provinciaal bestuur, maar bij ontstentenis van een passende bestemming zag dat van dit aanbod af. Dit
ongetwijfeld tot opluchting van de Commissie voor Landelijk Schoon, die vervolgens het NJHC-bestuur
schriftelijk liet weten dat ‘gebouwen het bijbehorende hekwerk beter dienden te worden
onderhouden’.
Nadat De Tent jeugdherberg af was werd het een boerenbedrijf: ‘zeer tot schade van het interieur,
terwijl het uitwendig er ook lang niet florissant meer uitziet’, volgens commissie‑secretaris
Galis.
De tegelschouw en de gedenksteen worden met instemming van de commissie overgebracht naar het Drechterlandse
Huis aan het Grote Oost in Hoorn: ‘een veiliger plaats’. Maar dit hield wel in,
aldus secretaris Galis, ‘dat De Tent is onttakeld en daardoor voor ons zijn waarde heeft
verloren’.
Varkens in bestuurskamer
De Tent werd in 1941 gekocht door Dirk Prins, die het pand een nieuwe bestemming gaf: dat van boerenbedrijf.
In de bestuurskamer – in de volksmond ook wel de Heerenkamer geheten – werden varkens gemest.
Er werd een paardenstal ingericht en ook voor wat jongvee werd een plaats ingeruimd. In 1962 namen Dirk
Nanne en zijn stiefzoon Anton van der Lee De Tent van Dirk Prins over. Zij boerden er naast en wat extra
huisvesting voor vee was nooit weg. De woonruimte werd verhuurd.
In de zomer van 1989 liepen Jaap Boers (ergotherapeut) en Minke Bartstra, op zoek naar een onderkomen
voor een gezamenlijke start, tegen de bouwval op.
‘Dit is het’, zeiden ze tegen elkaar en zij namen het spul over van buurman Anton
van der Lee, die de boerderij inmiddels van zijn stiefvader had overgenomen en aan extra ruimte voor
vee geen behoefte meer had.
Jaap en Minke stelden een veeljarenplan op en gingen aan de slag. Hun drie dochters werden er geboren
en tussen de bedrijven door rondde Minke ook nog haar studie voor huisarts af. ‘Het dak lekt
niet meer. Het eind is nog niet in zicht, maar het kamperen maakt steeds meer plaats voor wonen’,
aldus Minke.
De Commissie voor Landelijk Schoon behoeft zich over de toekomst van De Tent geen zorgen meer te maken.
Zuid-Scharwoude, najaar 2000
Bronnen
Jaarverslagen van de Commissie voor Landelijk Schoon.
P. Schuurman: Het dijksmagazijn De Tent aan den Noorderdijk van Drechterland, in 10e jaarboek WFON (1936).
V.J. Nobel e.a.: Een monument op de Westfriese Omringdijk, in
43e jaarboek WFON (1976).
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.