Westfries Genootschap » Publicaties » Weblog Uit en Thuis » 2020 » 2 juni
Hoewel de meidagen inmiddels achter ons liggen, is er nog steeds veel aandacht voor de gebeurtenissen
in ons land tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog. Hoe verging het onze vereniging, die toen nog
Historisch Genootschap Oud West-Friesland heette, in die tijd?
Het jaarboek van 1940 vermeldde niet alleen de namen van de bestuursleden en de leden (439 op 1 juli 1940),
maar ook die van 9 beschermers, vooraanstaande personen zoals Jonkheer Mr. Dr. A. Röell, commissaris
van de koningin. Aardig is het om te zien hoeveel belang er toen nog gehecht werd aan het vermelden van de
maatschappelijke positie die de leden bekleedden. Voorbeelden: burgemeester, gemeentesecretaris, arts,
lerares landbouwhuishoudschool, hoofd der school, notaris, maar ook bijvoorbeeld bibliothecaresse van de
openbare leeszaal, directeur zuivelfabriek en meester smid.
In het jaarverslag van 1939/1940 werd melding gemaakt van ‘stormvlagen die in het afgelopen
verenigingsjaar over de vereniging zijn getrokken en die op alles en allen een donkere schaduw hadden
geworpen en nog zouden werpen.’ Daarbij werd vooral gedoeld op het overlijden in 1939 van de
bestuursleden dokter G.C. van Balen Blanken en meester K. Ruijterman.
Het jaarboek (de bundel) van 1941 kon gelukkig toch nog verschijnen ondanks de papierschaarste.
In zijn openingsrede op de Westfriezendag in De Rijp in 1941 zei voorzitter G. Nobel “Wij beleven
een tijd als in de wereldgeschiedenis niet bekend, waaraan wij niets kunnen veranderen, dien wij hebben te
aanvaarden als onafwendbaar, in de hoop en het vertrouwen dat er weer andere – vrediger – tijden
zullen komen en een gelukkiger wereld, waarin niet de wapenen, maar de liefde zal beslissen en de mensheid
in vrede zal leven.” Het werk van het genootschap moest doorgaan en het aantal leden bleef op peil.
De algemene vergadering van 1942 werd gehouden in Zaandijk. Ondanks de ‘moeilijke tijden’ steeg
het aantal leden tot 600 medio 1943. Van hen bezochten er 200 in Purmerend de algemene ledenvergadering in
1943.
In 1942 en 1943 verschenen er vanwege de papierschaarste geen jaarboeken en om dezelfde reden moest in
het jaarboek van 1944 de zogenaamde bellettrie achterwege blijven. Er was dus geen plek voor bijvoorbeeld
Westfriese verhalen en gedichten. Wel voor wat genoemd werd wetenschappelijk werk. Het eerstvolgende jaarboek
verscheen pas in 1946.
In de loop van de jaren werd het functioneren van de vereniging steeds meer bemoeilijkt door de
oorlogsomstandigheden. Na de algemene vergadering op 2 augustus 1944 in Alkmaar, kwam het bestuur voor het
laatst bij elkaar op 2 september 1944. Daarna moesten de onderlinge contacten tussen de bestuursleden via
de post verlopen. Voorzitter en secretaris konden elkaar af en toe nog wel bereiken. De omstandigheden
brachten echter mee dat het genootschap ‘weinig vruchtbaar’ kon zijn.
Het is opvallend dat ook tijdens de oorlog het aantal leden steeds groter werd. Medio 1944 waren dat er
711 en bovendien waren er nog 11 beschermers. Eind 1945 waren er bij elkaar ongeveer 900 en eind 1946 zelfs
977.
Na de bevrijding in mei 1945 konden de zaken weer opgepakt worden. De eerste Westfriezendag waarop men zich
weer ‘echte vrije Westfriezen kon gevoelen’ was op 23 augustus 1945 in Hoorn.
In zijn voorwoord van het jaarboek 1946 greep voorzitter Nobel terug naar zijn openingswoorden op de
jaarvergadering in Hoorn. Hij kon melden dat er aan ‘den verschrikkelijksten aller oorlogen’
gelukkig een einde was gekomen en dat in tegenstelling tot veel andere delen van Nederland er in ons gewest
‘geen vernietiging op grote schaal van wat ons lief is’ was geweest. Ook al waren de gevolgen
van de oorlog verschrikkelijk, de tijd was gekomen om met toewijding de vele belangen van het gewest en
het genootschap te dienen. In deze ontredderde wereld met zijn veel voorkomende liefdeloosheid en verval,
was volgens de voorzitter behalve de noodzaak om de dingen van de geestelijke kant te zien, liefde nodig:
liefde bij het genootschap, liefde tot het land en zijn historie en liefde tot elkaar, want alle dingen
zijn betrekkelijk, maar de liefde is volstrekt (volmaakt).
Daar valt anno 2020 nog steeds niets op af te dingen.
Jan Smit
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.