Westfries Genootschap » Publicaties » Vierkant » 2010 » Nummer 1 » Pagina 14
Kunsthistoricus Harold D.E. Bos, bespreekt een voorwerp uit de pronkkamer.
Verlichting: de hangpetroleumlamp
Interieurs in woonhuizen en boerderijen waren zodra de avond viel aardedonker. Door de eeuwen heen
waren olielamp, kaars en het open vuur de enige verlichtingsbron. Vetkaarsen en de duurdere waskaarsen
werden geplaatst in een kandelaar of blaker. De vroegste olielampen brandden op plantaardige olie en
gaven naast veel walm weinig licht.
De olielamp als verlichtingsbron werd eind achttiende eeuw verbeterd door het gebruik van een lampenglas,
ook wel ‘kous’ genoemd. De vlam werd daardoor niet gehinderd door tocht. Al snel ontstond
hieruit de staande olielamp, de ‘Argandlamp’, naar de Zwitser Argand genoemd. Het
oliereservoir zat bij zijn lamp echter aan de zijkant en gaf daardoor schaduw.
Aan het begin van de negentiende eeuw ontwikkelde men een olielamp die geen schaduw meer gaf. Deze
olielamp noemde men de ‘sinombre’, wat zonder schaduw betekent. Deze lampen werden van
geverfd plaatijzer of gelakt blik gemaakt, fraai gedecoreerd in Empirestijl. Ook koperen exemplaren
komen voor.
Hangolielamp, gietijzer en opalineglas, derde kwart negentiende eeuw,
particuliere collectie. (foto auteur)
Omstreeks 1836 vond de Fransman Franchot een oplossing voor een verbeterde olielamp. Bij zijn olielamp
zit het oliereservoir onder de pit en de toevoer van de lampenpit kan door middel van een draaibare
stift hoger en lager gedraaid worden. Deze lamp, de ‘moderateur’ lamp, was zuinig en gaf
geen schaduw.
De moderateur werd vooral van opaline, een ondoorzichtig glas, of van gietijzer gemaakt. Het witte
opaline werd wel beschilderd, of was ‘door en door gekleurd’ in blauw, roze of lichtgroen.
Over het heldere lampenglas, de kous, plaatste men een witglazen kap die de lamppit verzachtte en mooi
gespreid licht gaf.
In boedellijsten uit de tweede helft van de negentiende eeuw in West-Friesland worden wel
‘hanglampen’ genoemd. Dit zijn dan waarschijnlijk de ‘moderateur’ hangpetroleumlampen
die vanaf 1860 in zwang komen. Omstreeks die tijd werd van plantaardige olie overgeschakeld naar petroleum
of aardolie. Deze hanglampen zijn hoofdzakelijk van gietijzer gemaakt dat vervolgens werd geschilderd.
Ook werden koperen exemplaren vervaardigd. Het reservoir en de kap zijn van wit opalineglas. De ornamenten
van deze na 1860 daterende lampen zijn van gegoten gietijzer in neostijlen zoals de neogotiek, renaissance
en rococo en aan het eind van de eeuw in art nouveau stijl. Reservoirs werden toen ook van geglazuurd
aardewerk gemaakt, met kleurige patronen in reliëf. Onder aan de glazen kap hing men een rand van
geregen glazen kraaltjes in de kleur of patroon van de aardewerk pot.
Hangpetroleumlampen zijn tot het begin van de 20e eeuw vervaardigd, toen gas- en elektrisch licht inmiddels
hun opgang hadden gemaakt. Veel afgelegen boerderijen bleven nog lang verstoken van elektra. Enkele
hadden wel zelf een eigen gasbron op het erf.
In een aantal pronkkamers in West-Friesland hangt nog steeds, nu voor de sier, een petroleumhanglamp
aan het plafond.
Andere afleveringen van 'Uit de Pronkkamer':
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.