Geschiedschrijving » Westfries Biografisch Woordenboek (WBW)
Anna van der Horst, dichteres, werd op 16 oktober 1735 in Enkhuizen geboren en stierf op 11 juni 1785 in Groningen. Zij was de dochter van Albert van der Horst, koopman, en Gerritje Pool. Op 17 november 1765 trouwde Anna met Pieter Roelfzema (1745-1826), klerk bij de rekenkamer van het gewest Groningen.
Opvoeding
Albert en Gerritje van der Horst behoorden tot de piëtistische stroming binnen de orthodoxe
gereformeerde kerk in Enkhuizen. Bij de opvoeding legde deze stroming een sterk accent op de
persoonlijke geloofservaring, het zuiver willen leven en de drang om Bijbelse beginselen te laten
doorwerken in het gezinsleven en de samenleving. Opvallend was hierbij de inzet van de 'ratio': een
kind moest leren beredeneerde verklaringen te geven voor zijn denken en handelen. Het omvangrijke
catechisatieboek met de titel 'De duur verkregene en veel bestreedene waarheeden in vragen,
tegenwerpingen en antwoorden' dat zeventienjarige Anna voor vijf jongere broers en zussen samenstelde,
weerspiegelt Anna's opvoeding.
Op het dichterspad
Al op jonge leeftijd moet Anna liefde voor de dichtkunst hebben gekregen. Zestien jaar oud schreef ze
een lijkdicht n.a.v. het overlijden van stadhouder Willem IV (1711-1751). In 1757 volgde een poëtische
beschrijving van een familiereis naar Groningen. Anna wilde meer dan poëzie voor familiegebruik
alleen. Zes jaar lang werkte ze aan een groot heldendicht met tegen het gebruik in een vrouw, de bijbelse
Ruth, in het middelpunt. Zonder scholing maakte zij zich de toen gangbare dichtvormen eigen. Haar
inspiratie vond ze bij een klein groepje eigentijdse schrijfsters als Lucretia van Merken en Christina
de Neufville en bij grootheden als Cicero en Vondel.
Tegen de verwachting van Anna in werd haar epos 'De gevallen van Ruth, in zes zangen' in 1764
vernietigend ontvangen. Haar dichtkwaliteiten zouden nog tekortschieten; het epos zou te hoog gegrepen
zijn. Ze had er verstandig aan gedaan - zoals gebruikelijk - het werk eerst door een mannelijke
deskundige te laten controleren. Die mogelijkheid zou Anna niet in Enkhuizen hebben gehad, maar zou
haar ook tegen hebben gestaan. In de narede bij het epos gaf Anna aan dat ze wilde laten zien dat de
vrouw meer kon dan koken of borduren.
Tot genoegen van Anna en haar vader kreeg het dichtwerk wel een kerkelijke goedkeuring.
Correspondentie met Betje Wolff
Betje Wolff-Bekker uit de Beemster reageerde wel verheugd. In het epos had ze Anna als een bondgenoot
en een lotgenoot ontdekt. Er ontstond een wekelijkse briefwisseling waarin ze elkaar bezwoeren zich
niet bij de kritiek en tegenwerking van mannen te zullen neerleggen. Beide deelden de overtuiging dat
getalenteerde vrouwen zich intellectueel moesten kunnen ontwikkelen. Deze vriendschap werd zo sterk
dat in het eerstvolgende werk van Betje 'Eenzame nachtgedachten, over den slaap en den dood'
lofdichten aan elkaar werden opgenomen. Vader Albert greep in en verbood verder contact. Betje zou in
godsdienstig opzicht een kwade invloed op de dertigjarige Anna hebben. Enige tijd later berichtte
dominee Wolff Anna's vader dat de vriendinnen hun correspondentie stiekem voortzetten. Anna raakte
overstuur en vluchtte naar een jongere broer, student theologie, in Groningen. Kort daarna trad ze in
het huwelijk met Pieter Roelfzema. Ze meed voortaan direct contact met Betje.
Dichteres en intellectueel
Het huwelijk bleef kinderloos. Dit gaf Anna ruimte voor literaire en andere activiteiten. In het
cultuurrijke Groningen mengde Anna zich in menige discussie, o.a. over de toen populaire opvoedingsvragen.
In 1764 had Anna van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen een eervolle vermelding gekregen
voor een essay n.a.v. de vraag 'Hoe moet men het verstand en hart van een kind bestieren, om het
te eenigertijd een nuttig en gelukkig mensch te doen worden?
Binnen enkele jaren publiceerde Anna drie nieuwe werken o.a. een lofzang op het roemrijke verleden van
Enkhuizen 'Het Oud Enkhuizen in zeven zangen'. Ondertussen werkte Anna aan een tweede bijbels
epos, 'Deborah, in vier zangen' (Groningen 1769). In de narede richt Anna zich tot de vrouwen
uit de hogere standen die de capaciteit, het geld en de ruimte hebben om zich verder te ontwikkelen.
Het is volgens Anna hun maatschappelijke plicht die ruimte ook te gebruiken. Anna stelt dat vrouwen
net als mannen van nature begerig zijn om door studie meer aan de weet te komen. Ze kunnen kennis uit
boeken goed toepassen in de opvoeding van kinderen en in de huishouding. Ook godsvrucht kan door studie
worden versterkt. Deborah was in Anna's ogen een van de vrouwen in de geschiedenis die een goed voorbeeld
gaven.
Dit tweede epos werd in culturele kringen redelijk goed ontvangen, ook ver buiten het gewest Groningen.
In 1772 werd Anna benoemd tot 'honorair lid' van het net opgerichte Haagse kunstgenootschap 'Kunstliefde
spaart geen vlijt'. Het valt op dat geen van haar latere werken door dit genootschap is uitgegeven.
Bleef ze te lang op oude thema's hameren of werkte haar bemoeienis met een omstreden zaak tegen haar?
Anna had zich inhoudelijk gemengd in een felle theologische discussie. Hiermee overtrad ze een
maatschappelijke code. 'Theologische zaken waren nog steeds mannenzaken', zo kreeg ze anoniem te horen.
Opnieuw in de belangstelling
In de negentiende eeuw raakte Anna in vergetelheid. Na 1980 keerde de belangstelling terug. Historici
gingen haar zien als een van de voorlopers van de feministen in Nederland. Anna is een van de
achttiende-eeuwse schrijfsters die de weg hebben geopend voor de deelname van ontwikkelde vrouwen aan
de wereld van cultuur en van conversatie, o.a. over de rol van de burger in een toekomstige samenleving.
Literatuur:
- Horst, Anna van der (1735-1785). In: 1001
vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, onder redactie van Els Kloek, Nijmegen 2013
- Zilverberg S.B. J, de dichteres Anna van der Horst (1735-1785) en haar geboortestad Enkhuizen,
In: Steevast 1982 (Vereniging Oud Enkhuizen)
- A de Jeu, De 'mannelyke bekwaamheden' van een achttiende-eeuwse dichteres. In: Vooys,
jaargang 15, Utrecht 1997
- Bekker, Elisabeth (1738-1804). In: 1001
vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, onder redactie van Els Kloek, Nijmegen 2013
Deze literatuur bevat ook de titels van de gepubliceerde werken van Anna.
Gegevens samengesteld en aangeleverd door: Peter Wester, Beuningen (2013).
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.