Geschiedschrijving » Westfries Biografisch Woordenboek (WBW)
Karin werd op 1 mei 1941 geboren in een tuindersgezin, Grote Zomerdijk 11 in Wognum. Haar ouders waren Theodorus Groen en Aafje Maria Pronk. Karin groeide op in een gezin met totaal vier kinderen, twee jongens en twee meisjes. Een broer overleed jong.
Een gebruikelijke leerweg
Karin groeide thuis en in het dorp Wognum op in een katholieke omgeving. Haar ouders waren trouwe katholieken.
Op de zusterschool St. Theresia bleek Karin goed te kunnen leren. In de periode 1953-1956 volgde ze de toen
gebruikelijke leerweg voor dorpsmeisjes met capaciteiten, de R.K. MULO in Hoorn.
De opleiding tot medisch analiste in het Sint Elizabethziekenhuis in Alkmaar werd als een passende vervolgstap
gezien. Vanaf 1959 werkte ze in laboratoria in ziekenhuizen in Zaandam, Alkmaar en vanaf 1963 in de
Boerhaavekliniek in Amsterdam.
Karin sloeg haar vleugels uit
In Amsterdam werd Karin ongehuwd zwanger. Zoals dat vaak gebeurde in het toenmalig katholiek milieu stond
ze haar in 1964 geboren dochter voor adoptie af.
In 1966 nam Karin ontslag, vertrok naar Australië en vond werk in een groot ziekenhuis in Melbourne.
Ze kreeg een relatie met een journalist met wie ze na een half jaar naar Nederland terugkeerde. Deze relatie
was op termijn niet bestendig.
In die jaren was Karin op zoek naar een nieuwe levensinvulling en ze vond deze in 1969 als microscopisch
onderzoekster in het Centraal Laboratorium voor Voorwerpen van Kunst en Wetenschappen in Amsterdam. De eerste
jaren richtte Karin zich op het analyseren van het materiaal van culturele voorwerpen. Met de uitkomsten
werden passende conservering- of restauratiemethoden bedacht.
In 1973 kwam er een kleine afdeling voor kunstgeschiedenis die voortaan ook de ‘echtheid‘ van
schilderijen technisch kon gaan toetsen. Hiervoor waren nieuwe technische hulpmiddelen beschikbaar. In de
fase voor de toetsing moest een nauwkeurige beschrijving van het schilderij, de verflagen en de grondering
worden gemaakt. Karin kreeg de taak piepkleine deeltjes verf onder de microscoop te bestuderen en deze
ordelijk en precies te beschrijven. Ze raakte nauw betrokken bij het Rembrandt Research Project, gericht
op een nader onderzoek van alle werken van Rembrandt, te beginnen met de vroegste periode.
‘Warm bad’
Dit project werd voor Karin ‘een warm bad’. Ze ging werken in teamverband en nam volop deel aan
discussies en beraadslagingen over elk kunstwerk tussen kunsthistorici en restauratoren. Zelf ging ze ook
verschillende cursussen volgen, bijvoorbeeld het kunnen lezen van oude handschriften om zo meer kennis te
krijgen van onbekende verfstoffen en schildermethodes of het leren van Frans. Permanente educatie lijkt
vanaf die tijd deel van haar leven te zijn geworden.
Op haar terrein werd ze een expert. Ze was gedreven, werkte zeer accuraat en legde een indrukwekkende
verzameling verfmonsters met een perfecte documentatie aan.
Gelijktijdig groeide haar kennis van het aanpalende terrein, de technische toetsing.
Met Ernst van de Wetering, de leider van het Rembrandt project, reisde ze de wereld over en kreeg zo zelf
ook meer bekendheid. In 1980 werkte ze vijf maanden aan het opzetten van een autoradiografisch project in
het grote Metropolitan Museum of Art in New York. Middels autoradiografie worden schilderijen tijdelijk
radioactief gemaakt waardoor de onderlagen en de schildertechniek zichtbaar worden.
Leermeester in Cambridge
Tussen 1980 en 1990 leidde Karin leerling–restauratoren op in het Hamilton Kerr Institute, onderdeel
van Cambridge University. Op een innemende wijze droeg Karin haar kennis en ervaring opgedaan in het Centraal
Laboratorium aan haar leerlingen over. Ze maakte hen vertrouwd met interdisciplinaire samenwerking, vooral
tussen de analist-microscopist en de (leerling) conservator. Uitkomsten van hun onderzoeken kregen een plaats
in Karin's wetenschappelijke artikelen.
Karin woonde in het oude deel van Cambridge nabij de universiteiten en genoot daar van het sociaal-cultureel
leven. In de avonduren deed ze ook nog een bacheloropleiding natuurwetenschappen.
Voor Karin en haar leerlingen stonden in principe alle universitaire laboratoria open. Van haar directie
mocht ze daar ook schilderijen kritisch onderzoeken die in Nederland tentoongesteld zouden worden. Goede
cultureel-wetenschappelijke contacten met Nederland werden in Cambridge zeer op prijs gesteld.
Gesponsord door DSM
In 1990 liet Karin zich overhalen de leiding te nemen over de eerste Nederlandse postacademische opleiding
voor schilderijrestauratoren in Maastricht (onderdeel van de Stichting Restauratie Atelier Limburg). Het
grote bedrijf DSM stond borg voor haar salaris. Gelijktijdig sloot DSM een langdurig sponsorcontract met
Van de Wetering voor voortzetting van het Rembrandt Research Project. De nieuwe opleiding in Maastricht en
het project zelf mochten gebruik maken van alle professionele onderzoeksfaciliteiten op het DSM terrein in
Geleen.
In ruil hiervoor werd Karin gevraagd DSM te vertegenwoordigen in hun stand op enkele grote internationale
industriële beurzen in de wereld. Staande voor een vroeg kopie van een Rembrandt vertelde ze met flair
over het Rembrandt Research Project en haar ervaringen. Ze trok massa’s belangstellenden.
Spreken met gezag
Karin's leerlingen zwermden over het land uit voor stages en later ook voor werk. Zij zocht hen regelmatig
op. In 1995 was zij dat vele reizen met de trein beu. Ze greep de kans aan om terug te keren naar het
Centraal Laboratorium in Amsterdam, inmiddels omgedoopt tot Instituut Collectie Nederland. Er was voor haar
in het binnenland en in het buitenland werk te over. Haar naam als schilderijenonderzoeker en
conserveringswetenschapper werd in de periode tot haar pensionering in 2006 definitief gevestigd.
Door het onderzoek van het Rembrandt Research Project was het aantal ‘echte Rembrandts’ fors
gedaald. Schilderijen deels of geheel gemaakt door leerlingen mochten een tijd ook niet meetellen. Karin
was in haar uitspraken over de echtheid van een schilderij nooit zo stellig: „Ik zal nooit zeggen
dat een schilderij een Rembrandt is. Ik kan alleen aannemelijk maken dat een schilderij uit Rembrandt zijn
werkplaats afkomstig is, als een opdrachtgever dat wil weten.” Op basis van een studie over de preparatie
van doeken en panelen die door Rembrandt, zijn leerlingen en andere tijdgenoten werden gebruikt, vroeg Karin
zich af of je Rembrandts leerlingen wel moest uitsluiten. Door haar onderzoek toonde ze aan dat sommige
‘zelfportretten’ van Rembrandt waarschijnlijk door leerlingen in zijn werkplaats zijn gemaakt.
Ze zijn vaak ‘rembrandtieker’ dan Rembrandts eigen zelfportretten. Werken van de leerlingen
kwamen weer op de projectlijst.
Eerder nam ze van vier afgewezen schilderijen een kleine sandwich (lagen verf) en vergeleek die met de
Nachtwacht (een echte Rembrandt) gemaakt in dezelfde periode. Haar gedegen onderzoek leverde vier nieuwe
Rembrandts op. Een portret van een vrouw met een kapje werd in New York direct geveild voor miljoenen dollars.
En ze bleef studeren
Na haar pensionering in 2006 haalde Karin in ruim een jaar haar master Aardwetenschappen aan de VU. In 2011
verdedigde ze aan de Universiteit van Amsterdam haar proefschrift ‘Paintings in the Laboratory’.
Het is Karins verdienste dat we nu weten dat Rembrandt een heel eigen manier van gronderen had; hij gebruikte
als enige kunstschilder zand en klei in olie als tweede laag op zijn doek.
Samen met de kunstenaar Fons van Laar maakte Karin in 2011 een reconstructie van deze kwartsgrondering.
„Hierdoor ontstonden de voor Rembrandt typerende kleuren en bleef het doek soepel waardoor de Nachtwacht
in de Tweede Wereldoorlog kon worden opgerold en getransporteerd zonder dat de verf eraf knapte”,
aldus Fons van Laar.
In 2013 werd bij Karin kanker vastgesteld waaraan ze nog hetzelfde jaar op 30 augustus overleed.
Deze biografie is voor een groot deel ontleend aan een artikel geschreven door Leonie Groen (de in 1985
teruggevonden dochter van Karin) en Kees Veken, zie bronnen.
Bronnen:
Leonie Groen en (Cees) Kees Veken, ‘Een pittige moid van de Zomerdijk’. In: jaarboek
2016 Historische Stichting De Cromme Leeck.
Rypke Zeilmaker,
Dossier Rembrandt, nog steeds onzekerheid over echtheid. In: De Ingenieur juni 2006.
Rembrandt-Research-Project. Kunstbus (lexicon) 2005.
Karin Groen: Kwartsgrond.
In: KM Kunstenaarsmaterialen. No. 78 2011. (Op de site van Fons van Laar)
Gegevens samengesteld en aangeleverd door: Peter Wester te Beuningen (Ov.) (2017).
176. Die auto gaat nog wel 'n tijdje mee. Die moet je niet wegskoiten (ver beneden de waarde van de hand doen).
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.