Geschiedschrijving » Westfries Biografisch Woordenboek (WBW)
Petrus Cornelis Constant Wiegman wordt geboren in Zwolle op 18 april 1885. Hij overlijdt op 30 september
1963 in Alkmaar op 78-jarige leeftijd.
Daartussen voltrekt zich een leven van werken, schilderen, beeldhouwen, houtsnijden en ook van veel
verhuizen, soms vrijwillig soms gedwongen door de omstandigheden.
Hij trouwt met Janna Formijne, het huwelijk wordt op 5 december 1921 in Tiel voltrokken. Ze krijgen
vier kinderen, twee jongens en twee meisjes. Het plotseling en vroeg overlijden van zijn oudste zoon
Peter maakte diepe en blijvende indruk.
In 1894 verhuist het gezin Wiegman naar Spierdijk, waar de vader hoofd van de Openbare Lagere School
wordt. Wat er ook is gebeurd, het moet voldoende geweest zijn voor de vader om zoon Piet van school te
sturen. In 1897 gaat hij werken in Rotterdam, in de havens. En daarmee begint een leven van veel verkassen
en vele baantjes en banen.
In 1901 gaat hij werken in Amsterdam, als slager, als klerk, en als sjablonist bij de kerkschilder Kees
Dunselman. In 1903 keert hij terug naar zijn ouders die inmiddels naar Amsterdam zijn verhuisd na het
ontslag van zijn vader. Zijn moeder begint noodgedwongen een pension, omdat zijn vader ziek is. Het
gezin is roomskatholiek, maar Piet is afvallig van de kerk. Hij tekent en schildert in zijn vrije tijd.
Tussen 1908 en 1912 kopieert hij allerlei tekeningen en schilderijen in het Rijksmuseum en hij leert
via zijn jongere broer Matthieu, Leo Gestel en Gerrit van Blaaderen kennen.
In 1912 vestigt hij zich in Groet en is met niets anders meer bezig dan schilderen. Hij kan leven van
een wekelijkse subsidie die Van Blaaderen en Ed Gerdes hem verstrekken op voorwaarde dat hij vijf jaar
lang niets verkoopt. Hij krijgt in deze periode ook contact met Arnout Colnot, Dirk Filarski en Charley
Toorop.
In 1917 neemt hij voor het eerst deel aan de jaarlijkse tentoonstelling van de Hollandsche Kunstenaarskring
in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Hij heeft een grote inzending van 52 tekeningen en schilderijen
waarvan een aantal geprezen wordt.
In 1919 gaat hij opnieuw naar Amsterdam, o.a. na onenigheid met Boendermaker, de mecenas van de Bergense
School. Daar leert hij zijn vrouw Janna kennen in artiestensociëteit 't Honk. Zij volgt schilderlessen
aan de Rijksakademie.
Bij zijn schoonouders maakt hij tekeningen en schilderijen van het rivierenlandschap. In dat jaar 1921
is hij mogelijk ook in Parijs en Chamonix geweest. Ze gaan wonen in Amsterdam, in de Jordaan. Ook zij
komen bij kunsthandelaar Jack Vecht op bezoek en er ontstaat een vriendschap voor het leven.
In 1923 besluiten Piet Wiegman en zijn vrouw in Limburg te gaan wonen, in het witte stadje Thorn. Zeven
jaar lang maakt hij schilderijen en tekeningen van het Limburgse landschap, het stadje Thorn en maakt
hij portretten van dorpelingen en zijn kinderen.
Zij leren Hendrik Wiegersma, de medicus-schilder uit Deurne en zijn vrouw Nel Daniëls kennen. Ook
met hen ontstaat een levenslange vriendschap. Wiegersma stimuleert Wiegman en geeft hem o.a. opdracht
tot het snijden van poppen voor zijn kinderen. Hij leert daar eveneens de Vlaamse expressionisten kennen.
Hij ontwikkelt zich en durft meer. Hij maakt schilderijen van groter formaat. Ook maakt hij beelden in
brons en steen, o.a. van zijn zoontjes.
In 1929 sterft zijn oudste zoontje Peter en dat veroorzaakt een geweldige emotionele schok. Ze verhuizen
in 1930 naar Heiloo. Een jaar later vestigen ze zich in Catrijp bij Groet in een stolpboerderij. Daar
heeft hij een ruim atelier, ook al is de rest van het huis wat groot voor een gezin met twee kleine
kinderen.
In 1934 gaat Piet Wiegman drie maanden in de leer bij een pottenbakker in Krefeld, Paul Dressler, om
er de techniek onder de knie te krijgen.
In 1938 gaan ze wonen in een door henzelf ontworpen atelierwoning in Groet. Hier maakt hij schalen en
potten (hij heeft er een gasgestookte oven), snijdt hij nieuwe poppen, en werkt er aan zijn grote
schilderij het Jagersstuk. Verder schildert hij portretten van zijn kinderen, van biljartvrienden en
dorpsgenoten. Ze hebben er een druk sociaal leven en ontmoeten er vele andere kunstenaars. De oorlog
snijdt diep in en brengt vele beperkingen met zich mee.
In 1943 worden zij gedwongen te evacueren en vertrekken naar Wadenoijen, dichtbij Tiel. Daar kan hij
wel tekenen, maar schilderen kan hij alleen bij mensen thuis, vaak in ruil voor levensmiddelen. In 1945
blijkt Tiel het toneel van de strijd te worden en niet Groet. De Duitsers vorderen hun woonruimte in
Wadenoijen. Ze gaan in de winter te voet naar Wijk-bij-Duurstede, met zijn schoonmoeder en huisraad
op een boerenwagen. De moeder blijft achter in een klooster, de Wiegmannen vertrekken naar twee boerderijen
in Blokland in de Lopikerwaard. Op een uur afstand van Montfoort. Hier staan de dieren model voor Wiegmans
werk. Ook na de oorlog komt Wiegman hier nog vaak.
In juni 1945 zijn ze terug in Groet, maar de draad oppakken blijkt erg moeilijk. Hij houdt het
voornamelijk bij pottenbakken, schilderen vergt te veel concentratie. Ook de poppenkast komt weer te
voorschijn en hij breidt de collectie poppen uit met vele nieuwe types. Hij krijgt opdrachten voor
tegeltableaus in de Nobelhuishoudscholen in Alkmaar en Purmerend. Ondanks dat Cobra ‘de show
steelt’ verkoopt hij toch zo nu en dan aan de Rijksoverheid, de Stichting Kunst en Bedrijf iets
van zijn werken. Ook Sandberg koopt. En&hellip de ceramiek wordt grif verkocht.
In 1950 krijgt hij een hartaanval, waardoor schilderen onmogelijk wordt. Er komt een
overzichtstentoonstelling in de Prinsenhof in Delft en die vergt al zijn aandacht en energie. In de
zomer is hij behoorlijk actief met werk, maar 's winters is hij vaak depressief en verblijft dan
in Santpoort. Daar geeft hij tekenlessen en tekent ook zelf. Thuis maakt hij daarvan dan weer houtsnedes.
In 1957 krijgt hij opdracht voor het snijden van poppen voor de poppenspeler Henk Zoutendijk. Die
opdracht wordt verstrekt door het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Ze beelden Tijl
Uilenspiegel en lamme Goedzak uit.
Grote werken kan hij niet meer ondernemen. In zijn laatste levensjaar, 1963, voelt hij zich relatief
goed. Mede doordat de patertjes van de Sint Willibrordusstichting – de antidepressiva – hem
bevrijden van zijn angst. Angst voor de hel. Het laatste waarmee hij bezig is, is het snijden van koppen
in reliëf, opnieuw Tijl Uilenspiegel. Op 30 september van dat jaar sterft hij in Alkmaar na een
hartaanval. Zijn vrouw Janna Formijne volgt hem vele jaren later, op 11 april 1982. Zij sterft in Groet,
diep in de tachtig.
Piet Wiegman heeft vele prachtige schilderijen gemaakt. Hij was graficus, ceramist, maakte prachtige
poppen en sculpturen. Zijn werk is o.a. te zien in Museum Kranenburgh te Bergen.
Literatuur:
1. Klomp. D. A., In en om de Bergensche School, Strengholt, Amsterdam (1943)
2. Spijk, P., De Bergense School en Piet Boendermaker. Kunstverzamelaar in Amsterdam en Bergen,
Zwolle 1997.
3. Museum Kranenburgh, Piet Wiegman 1885-1963, Kranenburgh Cahiers N° 4; tekst: D. Haan-Wiegman,
redactie: C. Roodenburg en W. Vroom.
Bronnen:
1. Kranenburgh Cahiers N° 4 en de tentoonstelling die de aanleiding was tot cahier.
2. Klomp. D. A., In en om de Bergensche School, Strengholt, Amsterdam (z.j.)
Gegevens aangeleverd en bewerkt door: Karel Numan te Schagen (2011).
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.