"Omstreeks 1600 woonde in Enkhuizen een smid, wiens vrouw Aagje heette. Van haar buurman, een zekere Freerk, die op Antwerpen voer, had ze veel over deze grote stad gehoord en de verhalen prikkelden haar nieuwsgierigheid. Ze moest Antwerpen ook eens zien. Van haar man wist ze toestemming te verkrijgen om met Freerkbuur mee te reizen. Toen ze in Antwerpen aankwamen, moest buurman voor zaken de stad in. Aagje, door overgrote nieuwsgierigheid geprikkeld, kon zijn terugkomst niet afwachten. Zij liet het schip aan de zorgen van de jongen over en begaf zich, met grote ogen rondziend, de straat op." aldus W. Bloemendaal in zijn artikel in De Speelwagen.
In Antwerpen werd ze aangesproken door een man die haar meenam, dronken voerde en vervolgens haar van geld en goed beroofde. Bloemendaal gaat verder: "De zo duur betaalde nieuwsgierigheid van Aagje werd algemeen bekend en door dit avontuur dankt zij haar onsterfelijkheid in het Nederlandse spraakgebruik."