De Noord-Hollandse stolp uit 1860 aan de Dorpsstraat 65 in Zwaag bevat een bijzonder interieur. Op verzoek van de eigenaren Jan en Toos Louter is dit op 29 juni van dit jaar door middel van een deelaanbesteding door de Gemeente Hoorn aan de gemeentelijke monumentenlijst toegevoegd. Het betreft de nagelvaste onderdelen zoals de schouw, kastenwanden, deuren en het plafond, aanwezig in de vertrekken aan de voorzijde: de woonkamer, de voormalige slaapkamer en het voorste gedeelte van de vroegere koegang. In de koegang bevinden zich nog de zogenaamde blauwbakken tegels, originele blauwgrijze gesmoorde plavuizen.
De werkgroep Red de Stolp, een samenwerkingsverband van Bond Heemschut, Boerderijenstichting Noord-Holland ‘Vrienden van de Stolp’ en het Westfries Genootschap, ondersteund door Archeologie West-Friesland en MOOI Noord-Holland, vond het initiatief van de heer en mevrouw Louter zo bijzonder dat zij besloten heeft het echtpaar in het zonnetje te zetten door het overhandigen van een zogenaamde warme douche. Het is de tweede die uitgereikt is.
Op 29 november 2017 werd in het fraaie zestiende-eeuwse stadhuis van Alkmaar de aftrap voor de op het publiek en de politiek gerichte campagne Red de Stolp gegeven. Sindsdien is er veel gebeurd en is er op diverse manieren aandacht gegeven aan het grote belang van de stolp voor het Noord-Hollandse landschap. Kort geleden verscheen een in opdracht van de Provincie Noord-Holland door MOOI Noord-Holland gemaakt rapport met daarin een waarderingskaart van alle nog in onze provincie aanwezige stolpen. Ook is een groot aantal aanbevelingen gedaan voor maatregelen en stimulansen om de resterende stolpen voor de toekomst te bewaren.
Tijdens de bijeenkomst in Alkmaar is aan wethouder Anjo van de Ven namens de organisaties achter de campagne Red de Stolp de eerste symbolische warme douche uitgereikt. Dit als waardering voor het stolpenbeleid van de gemeente Alkmaar na de fusie met de voormalige gemeenten Schermer en Graft-De Rijp. Op basis van een inventarisatie van de kwaliteit van de stolpen in de Schermer zijn in goed overleg met de bewoners, stolpen aangewezen als gemeentelijk monument dan wel gehandhaafd als beeldbepalend pand op grond van het bestemmingsplan. Daardoor wordt het dominante beeld van grote stolpen in het gave cultuurhistorisch zeer waardevolle landschap in de Schermer gewaarborgd en is het beleid een voorbeeld voor andere gemeenten.
De werkgroep Red de Stolp vindt het niet alleen van belang dat de stolp als landschapselement behouden blijft, maar ziet ook graag dat historische interieurs van stolpen behouden blijven. Daarvoor is de medewerking en inzet van eigenaren van stolpen zoals de heer en mevrouw Louter van groot belang. Daarom is op donderdag 16 december door Elsa Gorter van Bond Heemschut en Jan Smit van het Westfries Genootschap aan de heer en mevrouw Louter de tweede symbolische warme douche overhandigd.
Op de bijbehorende oorkonde staat als motivatie het volgende:
De erfgoedinstanties Heemschut, Boerderijenstichting Noord-Holland ‘Vrienden van de Stolp’ en het Westfries Genootschap hebben in het kader van de campagne Red de Stolp besloten de heer en mevrouw Louter te onderscheiden met de ‘warme douche’.
Dit als waardering voor hun initiatief om het interieur van de stolp aan de Dorpsstraat 65 te Zwaag op de gemeentelijke monumentenlijst te laten plaatsen.
Daardoor wordt onderstreept dat het uit cultuurhistorisch oogpunt niet alleen belangrijk is stolpen als beeldbepalend element voor het Noord-Hollandse landschap te bewaren, maar dat ook authentieke interieurs het verdienen om voor het nageslacht te worden bewaard.
Jan Smit
De Najaarsstreekmiddag was dit jaar op zaterdag 13 november in Partycentrum De Vriendschap in 't Veld. Na mijn welkomstwoord presenteerde bestuurslid Hans van Kampen de vernieuwde folder met adviezen voor historisch verantwoord kleurgebruik voor buitenschilderwerk in Westfriesland, met onder andere aandacht voor het Westfries groen.
Michiel Bartels en John van Lunsen van Archeologie West-Friesland vertelden over het archeologisch onderzoek in de zomer van 2021 in de buurt van 't Veld naar het vergeten kloostercomplex van de Klopjeszusters. Buiten was een kleine expositie te zien van voorwerpen die tijdens het onderzoek gevonden zijn.
Nadat in 1572 de steden in het Noorderkwartier onder het gezag van de aanhangers van Willem van Oranje kwamen te staan, werd in Westfriesland het Protestantisme de enig toegelaten religie. De katholieken mochten hun geloof niet meer in het openbaar belijden. Zij hielden daarom bijeenkomsten buiten de steden en de dorpen in het open veld of in zogenaamde schuilkerken. Deze bijeenkomsten werden door het Protestantse gezag gedoogd.
Hans van Kampen toont enkele exemplaren van de vernieuwde kleurenfolder. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Schuilkerken zagen er van buiten vaak uit als gewone huizen. Dichtbij 't Veld werden in 1593 op een stuk land eenvoudige huisjes gebouwd die sober werden ingericht. Daar vestigde zich een geloofsgemeenschap van de Klopjeszusters. Dat waren ongehuwde katholieke vrouwen die voor een priester de gelofte van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid hadden afgelegd. Zij droegen zwarte bovenkleding en zwarte, bruine of grauwe onderkleding. Versierselen op de kleding waren niet toegestaan en op het hoofd droegen de zusters een zwart kapmutsje. Zij droegen een vingerring als symbool van hun huwelijk met Christus. De naam Klopjeszuster is een verwijzing naar het kloppen op de deuren van de huizen van geloofsgenoten om deze op te roepen naar het klooster te komen voor de heilige mis. Het terrein van het klooster grensde aan De Rijdt, een moerassig gebied waar de zusters een vlasroterij hadden. Van de vezels van geroot vlas kon linnen worden geweven. Waarschijnlijk moesten de zusters vanwege wateroverlast verhuizen. De Rijdt werd later ingepolderd. Tussen 1632 en 1639 werd in 't Veld een nieuw klooster gebouwd op de plek waar nu de Sint Martinuskerk staat. Het klooster heeft tot ongeveer 1740 bestaan.
Na de uitleg over het archeologisch onderzoek liet Dick Ham van Stichting Projector een film zien met opnamen van de Westfriese Omringdijk. Vooral de opnamen die met een drone gemaakt waren spraken tot de verbeelding. Aansluitend vertelde bestuurslid Netty Zander over de wandelroute die beschreven als Streekpad Westfriese Omringdijk in een boekje van Wandelnet. Het boekje kreeg als titel mee ‘Wandelen langs een Icoon in het Noord-Hollands Landschap’. Deze wandelroute was een van de vijf genomineerde routes voor de verkiezing van het Beste Wandelpad van de Benelux 2021. Het boekje was tijdens de bijeenkomst te koop.
Na de pauze werd het programma vervolgd met de vertoning van films uit het archief van Stichting Projector. De beelden uit de periode 1915-2017 vielen bij velen goed in de smaak.
Na afloop van het officiële gedeelte van het programma volgde de nazit met een hapje en een drankje en kon er teruggeblikt worden op een geslaagde bijeenkomst.
Jan Smit
Eind 2018 werd in opdracht van Stichting De Westfriese Molens een begin gemaakt met de restauratie van Molen De Lastdrager in Hoogwoud. Een behoorlijke klus, waarbij aan de nodige tegenvallers het hoofd moest worden geboden.
Uit dendrochronologisch onderzoek van het eikenhout van het achtkant van de molen bleek dat het afkomstig is van bomen die in 1525 zijn gekapt. De molen is vermoedelijk in 1526 gebouwd. Daarmee is De Lastdrager de oudste houten molen van Nederland en iets ouder dan de molen van Waarland die uit 1530 dateert. De Lastdrager is oorspronkelijk als poldermolen op een andere plek dan de huidige gebouwd. Na ongeveer honderd jaar is de molen verplaatst naar de huidige plaats in Hoogwoud en een korenmolen geworden. Tot 1935 is deze in bedrijf geweest. Daarna zijn de maalstenen en de maalstoel verdwenen.
Onderdeel van de in 2020 afgeronde restauratie was het weer maalvaardig maken van de molen. Er werd een grote geldwervingsactie op touw gezet onder het motto: ‘Geef De Lastdrager een nieuw Hart’. Deze campagne werd een succes, niet alleen door subsidies van overheden en bijdragen van sponsors en particulieren, maar ook door het winnen van de BankGiro Loterij Molenprijs 2018 ad. € 95.000. Mede dankzij de stemmen van veel leden van het Westfries Genootschap kon deze publieksprijs met net iets meer stemmen dan de naaste concurrent worden gewonnen.
Na de restauratie en het weer maalvaardig maken van de molen werd er ook een molenaarsverblijf bij de molen gebouwd.
Door de coronacrisis moesten de officiële heropening van de molen en de officiële opening van het molenaarsverblijf uitgesteld worden tot vrijdag 17 september 2021. Daarvoor was een kleine groep mensen uitgenodigd.
Na een kort welkomstwoord van Bart Slooten, de secretaris van de Stichting De Westfriese Molens, volgde de openingstoespraak van voorzitter Kasper Gutter.
Oud-bestuurslid Cees Klaver knipte hierna het lint door dat voor de deur van de gerestaureerde molen was gespannen en Nico Papineau Salm, voorzitter van Vereniging De Hollandsche Molen, lichtte de vang, waarna de met vlaggetjes versierde wieken begonnen te draaien. Namens de vereniging overhandigde hij een barometer aan molenaar Cees Mens. Voor een molenaar is het immers van groot belang om de wind en het weer in de gaten te houden.
De nieuwe burgemeester van de gemeente Opmeer, Gerard van den Hengel, opende vervolgens symbolisch de deur van het nieuwe molenaarsverblijf. Daarbij nodigde hij Cees Klaver uit om samen met hem naar binnen te gaan.
Het was een opmaat naar een verrassing die de burgemeester in petto had voor het oud- bestuurslid. De burgemeester mocht Klaver vertellen dat hij onder meer vanwege zijn grote inzet voor Stichting De Westfriese Molens benoemd was tot lid in de Orde van Oranje Nassau. De bijbehorende versierselen werden in verband met de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus door mevrouw Klaver bij haar man opgespeld.
Behalve waardering voor het bestuur van de stichting en het kersverse lid in de Orde van Oranje Nassau was er ook veel lof voor molenaar Cees Mens die zich met hart en ziel ingezet heeft voor de restauratie en de geldwerving.
Wie dat wilde kon na afloop van de plechtigheden een kijkje nemen in de molen en het molenaarshuis en voor iedereen was er een zakje pannenkoekenmeel. Een mooie afsluiting van een feestelijke middag.
Jan Smit
De Westfrieslandprijs wordt jaarlijks uitgereikt aan een groep, persoon of instelling die zich bijzonder inzet gedurende een reeks van jaren voor cultuurbehoud, historisch besef of het ontwikkelen van beleid of initiatieven binnen het werkgebied van en passend bij de doelstellingen van het Westfries Genootschap.
Tijdens de Westfriezendag op zaterdag 4 september in Berkhout mocht ik de Westfrieslandprijs 2021 uitreiken.
Dit jaar is gekozen voor een kandidaat in de categorie ‘Archeologie, geologie en aardkundige projecten’ en wel in het bijzonder scheepsarcheologie.
De zeebodem omvat wereldwijd een schat aan informatie over ons verleden. Denk aan resten van oude beschavingen zoals het verdwenen paleis voor de kust van Alexandrië en aan de talloze vliegtuigen die in zee zijn gestort tijdens allerhande oorlogen.
Volgens een schatting van de UNESCO ligger er wereldwijd meer dan 3.000.000 scheepswrakken op de bodem van de zeeën en oceanen. Erfgoed dat onder water op de zeebodem ligt, is vaak goed geconserveerd, maar door erosie kunnen erfgoedresten verregaand worden aangetast. De meeste wrakken zijn lange tijd moeilijk of niet bereikbaar geweest, maar nieuwe duiktechnieken hebben de zeebodem toegankelijker gemaakt. Een aandachtspunt is daarom de bescherming van archeologisch erfgoed. Belangrijke schatten uit het verleden mogen niet ten prooi vallen aan mensen die ze voor eigen plezier of gewin opgraven of opduiken.
De Nederlandse maritieme activiteiten spelen zich al eeuwenlang voor een belangrijke deel af op internationale wateren. Daarbij gaat het niet alleen over handelsschepen, maar ook over oorlogsschepen.
Voor Westfriesland is de scheepvaart vroeger van grote betekenis geweest. De ligging aan de kust maakte niet alleen kustvaart en visserij mogelijk, maar ook handelsvaart en stimuleerde aanverwante activiteiten zoals scheepsbouw. Veel Westfriezen waren geheel of gedeeltelijk werkzaam als zeeman. De Zuiderzee was regelmatig een strijdtoneel. Denk aan de kapersvloot van Grote Pier en aan de slag op de Zuiderzee in 1573.
Voor de kennis van de geschiedenis zijn niet alleen bewaard gebleven documenten, tekeningen, schilderijen en foto's van belang, maar ook voorwerpen.
Door middel van archeologisch onderzoek komen we steeds meer te weten over onze geschiedenis en krijgen we een beeld van gebouwen en gebruiksvoorwerpen uit het verleden.
Opgravingen in onze eigen omgeving spreken tot de verbeelding. Bij de drooglegging van de Wieringermeer, de Noordoostpolder en de Flevopolders werden diverse scheepswrakken gevonden. Tussen 2014 en 2020 voerde Archeologie West-Friesland zelfstandig maritiem archeologisch onderzoek uit op een groot deel van het Hoornse Hop door middel van een sonarscanner. In 2020 werd in opdracht van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed door andere bureaus aanvullend onderzoek gedaan. Bij de onderzoeken zijn op 33 locaties complete scheepswrakken aangetroffen en op 38 locaties mogelijke wrakresten. Begin augustus werd gemeld dat een team van archeologen onderzoek doet naar een wrak in de buurt van Schellinkhout.
Voor ons als Westfriezen werd het spectaculair toen bekend werd dat in de Finse Golf een in Medemblik gebouwd oorlogsschip in een goede staat was teruggevonden.
Wij hebben het hier over een wrak dat al in 2002 door de Finse overheid werd ontdekt, maar waarvan pas in 2016 bekend kon worden gemaakt dat het hier ging om het in 1715 vergane fregat Huis te Warmelo. Dat het wrak een naam kreeg is vooral te danken aan het werk van de nu in Hoorn woonachtige oud-Medemblikker Peter Swart. Dat is geen toeval. Peter legt zich toe op het onderzoek naar de geschiedenis van Westfriesland, met als speciale aandachtsgebieden de maritieme geschiedenis en de geschiedenis van de stad Medemblik. Het onderzoek naar het schip en de bemanning gaat nog steeds verder. Er is ook een website met archeologische rapporten, filmpjes, nieuwsberichten en de bemanningslijst.
In het jaarboek Westfriesland Oud & Nieuw van 2021 staat een lezenswaardig artikel van Peter Swart over dit onderwerp.
Alles bij elkaar is hij iemand die de geschiedenis van Westfriesland op een toegankelijke en begrijpelijke manier onder de aandacht brengt.
Jan Smit
Tijdens de Westfriezendag op zaterdag 4 september in Berkhout mocht ik als voorzitter van het Westfries Genootschap de winnaar bekend maken van de verkiezing van het mooiste nieuwe bedrijfsgebouw van Westfriesland.
In 2019 nam het bestuur van het Westfries Genootschap het besluit om middels het organiseren van verkiezingen aandacht te vragen voor het belang van de kwaliteit van nieuwe gebouwen. In dat jaar was de verkiezing voor de mooiste vrijstaande woning van Westfriesland in de categorieën nieuwbouw en verbouw. De prijsuitreiking vond plaats op de Westfrieslanddag op 2 november 2019 in Schagen.
Dit jaar organiseerden wij de verkiezing van het mooiste bedrijfsgebouw van Westfriesland. Het betrof nieuwe bedrijfsgebouwen en bedrijfsgebouwen die gerestaureerd of ingrijpend verbouwd zijn. Nieuwbouw of restauratie moest in de afgelopen 10 jaar gebeurd zijn.
Net als in 2019 was dit jaar het motto: Houd Westfriesland mooi!
Op de oproep om voor 1 april bedrijfsgebouwen aan te melden kwamen maar liefst 21 aanmeldingen binnen. Een daarvan moest afvallen omdat deze niet binnen de Westfriese Omringdijk staat.
Na 1 april beoordeelde een deskundige jury bestaande uit de architecten Rens Bakker en Ben Looye de inzendingen. Aandachtspunten bij de beoordeling waren:
1. Uitstraling
2. Materiaalgebruik (bijvoorbeeld kwaliteit)
3. Kleurgebruik (in samenhang met de omgeving)
4. Context (passend in omgeving, zowel stedenbouwkundige als landschappelijke inpassing)
5. Mate van duurzaamheid (bijvoorbeeld materiaalgebruik, energiegebruik).
Er werden zes gebouwen door de jury geselecteerd. De nominaties werden in juni bekend gemaakt via de dag- en weekbladen, ons ledenblad het Vierkant en op onze website geplaatst. Daarna kon iedereen tot en met 14 augustus via de website stemmen op haar of zijn favoriet.
Er is massaal gestemd. Er zijn maar liefst 2517 unieke stemmen uitgebracht.
Hoge ogen gooide de André Hoeve uit Spierdijk. De eigenaren van dit bedrijf verzamelden 29,7 % van de stemmen voor hun nieuwe stal. Toch nog onvoldoende om te winnen.
Als winnaar met 37,2 % van de stemmen kwam uit de bus Oogcentrum Noordholland aan de Gildestraat 10 in Heerhugowaard. Het juryrapport meldt daarover het volgende:
Het gebouw ligt als een kunstwerk op een verhoogd maaiveld waarin parkeerruimte voor het personeel verborgen ligt. Het is in eerste instantie niet direct af te lezen wat de functie van het gebouw is, maar dat maakt het nog meer intrigerend.
Een wit gebouw met afgeronde hoeken met daarin uitsnijdingen door mahoniehouten kozijnen. De uitsnijdingen zijn meestal rechthoekig in een mooi ritme gepositioneerd. De entree heeft de boogvormige brede uitsnijding tot aan de grond toe, bekleed met mooie materialen wat het een rijke entree maakt. In het interieur een oogstrelende patio met veel daglicht en groen.
De prijs, bestaande uit een oorkonde en een zilveren speld vervaardigd door ons bestuurslid Anneke Helder mocht ik overhandigen aan Rob en Monique Wouters.
In zijn dankwoord gaf de heer Wouters aan dat de prijs een compliment is voor het gehele team dat bij de realisatie van het gebouw betrokken in geweest.
Jan Smit
Almersdorp lag ooit ten noordwesten van Opperdoes en was gelegen binnen de Westfriese Omringdijk. De oudst bekende vermelding van Almersdorp is te vinden in een rekening van de baljuw (een bestuurder) van Medemblik uit 1311.
Almersdorp had in 1335 138 inwoners. Opperdoes had er op dat moment 98.
Op 23 november 1334 werd Westfriesland getroffen door de Sint Clemensvloed. De ravage was zo groot dat de Westfriese Omringdijk net als eerder al eens was gebeurd, teruggelegd moest worden in zuidelijke richting. Bij deze zogenaamde grote inlaag tussen Medemblik en Barsingerhorn werd de dijk tussen de twee en vier kilometer teruggelegd en kwam ongeveer 2.875 ha. land buitendijks te liggen, waardoor dit land prijsgegeven werd aan de Zuiderzee.
In dit gebied lag ook het ten noorden van Aartswoud gelegen dorp Gawijzend en een groot deel van Almersdorp. Het prijsgegeven land werd niet in een keer door de zee verzwolgen.
Dat gold ook voor Almersdorp. Na dijkdoorbraken in 1507, 1508 en 1509 werd tussen Medemblik en Almersdorp opnieuw een inlaagdijk aangelegd. Daarbij werd zo'n honderd morgen (ca. 85 tot 90 ha.) land buitengedijkt.
Op basis van kaarten uit de zestiende eeuw concludeerde Jan de Bruin van het Westfries Archief in 2008 dat tot ver in de zestiende eeuw een klein, maar niet onbelangrijk deel van Almersdorp is blijven bestaan. Tot de overgebleven bebouwing van Almersdorp hoorde ook een compleet kerkgebouw met een toren.
In 1638 werden er door landmeter Jan Cornelisz. Schagen twee of drie kleine huisjes geteld in de Almersdorperhoek. Vermoedelijk zijn deze huisjes gebouwd na de ‘fusie’ met Opperdoes.
Op de kruising van de Almersdorperweg in Opperdoes en de Provinciale Weg N239 (Westerzeedijk) is in het voorjaar van 2015 een verkeersrotonde aangelegd. Voorafgaand aan en tijdens de werkzaamheden is op deze plek archeologisch onderzoek gedaan. Verwacht werd dat er niet alleen prehistorische resten gevonden zouden worden, maar ook resten van het verdwenen Almersdorp. Al in 1724 waren op deze plek geraamtes gevonden en een stenen sarcofaag. In de jaren zestig van de twintigste eeuw bouwde men ten zuiden van de kruising een nieuwe brug en werd de dijksloot een stuk naar het zuiden verlegd. Bij deze werkzaamheden werden veel schedels en ander skeletmateriaal gevonden.
Bij het archeologisch onderzoek kwam naar voren dat de middeleeuwse dijk vermoedelijk onder de huidige weg ligt en dat onder deze dijk nog een ‘middeleeuws bewoningshorizont’ (sporen van bewoning) aanwezig is van voor de teruglegging van de dijk in de veertiende eeuw na de Sint Clemensvloed. Deze bewoningsresten liggen ter hoogte van de weg op circa drie meter onder het maaiveld.
Tijdens het onderzoek werden fragmenten kloostermop (een grote baksteen met een lengte van dertig centimeter) en tufsteen gevonden. Beide soorten steen komen voor als bouwmateriaal in middeleeuwse kerken. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de kerk van Almersdorp gestaan op de plek waar anno 2021 de rotonde zich bevindt.
Ten zuiden van de huidige dijksloot zijn op de plek van het vroegere kerkhof van Almersdorp de stoffelijke resten van 25 individuen gevonden.
Vijf jaar nadat Stichting Historisch Opperdoes het initiatief had genomen om op de provinciale rotonde een monument als herinnering aan het verdwenen Almersdorp te plaatsen, kon het project op 25 juni worden afgerond.
Het kunstwerk, in de vorm van een kerkje, is ontworpen door beeldend kunstenaar Thea van Lier uit Hoorn. Harry Nederpelt, wethouder voor onder andere kunst en cultuur en archeologie van de gemeente Medemblik onthulde het monument en Sander Gerritsen, senior archeoloog bij Archeologie West-Friesland onthulde het bijbehorende informatiebord bij de Almersdorperbrug.
Jan Smit
Het is een weldaad dat er door het Westfries Genootschap na een periode van vijftien maanden weer, zij het met de nodige voorzichtigheid, bijeenkomsten georganiseerd kunnen worden. De coronacrisis maakte immers heel veel activiteiten onmogelijk.
Vorig jaar verviel de gebruikelijke presentatie van het eerste jaarboek. Dit jaar kon deze bijeenkomst gelukkig wel doorgaan.
Op zaterdag 26 juni kwam een aantal genodigden bijeen in Restaurant De Burg in Noord-Scharwoude. Na mijn openingswoord vertelde Ton Horseling over de rijke geschiedenis van het restaurant. Zo vertelde hij onder andere over de Koepelzaal uit 1860 met een authentiek koepelplafond en diverse Art Deco- en Jugendstilaccenten en de bijzondere wijze waarop in het verleden de verbouwingen hebben plaatsgevonden.
In het nieuwe jaarboek staat een artikel van Peter Swart over het Huis te Warmelo, een Westfries oorlogsschip dat in 1715 vergaan is in de Finse Golf. Tijdens de bijeenkomst vertelde Peter over de ontdekking van het fregat en het onderzoek naar de historie van dit schip en over zijn zoektocht naar gegevens over de bemanning.
Een boek ontleent zijn waarde niet alleen aan de geschreven woorden, maar ook aan de afbeeldingen. Door afbeeldingen komt het geschrevene als het ware tot leven.
Onbewerkte foto's vormen een getrouwe weergave van wat de fotograaf heeft gezien, hoewel ze soms toch een vertekend beeld van de werkelijkheid geven. Schilders en tekenaars hebben de gave ons met andere ogen naar de wekelijkheid te laten kijken. Dat is een groot goed.
Als je onze verzameling jaarboeken bekijkt, dan valt het je op welke enorme vlucht het beeld daarin heeft genomen. Ons eerste jaarboek uit 1926 werd voorzien van een prachtige tekening van het oude raadhuis van Spanbroek in de kleuren zwart en groen op een lichte ondergrond. Deze was gemaakt door G.J. Polman. Binnenin stond één zwart-wit foto. De twee advertenties die er in stonden waren zonder beeld, maar wel met fraai vormgegeven teksten met speciale aandacht voor het lettertype.
Op de voorkant van het tweede jaarboek, dat uit 1928, stond weer dezelfde tekening van het raadhuis van Spanbroek. De redactie pakte uit met liefst vijf zwart-wit foto's, zij het van bescheiden formaat. In deze uitgave stonden diverse advertenties. Twee daarvan waren voorzien van mooie tekeningen en één van een foto.
Het gebruik van foto's nam steeds meer toe, maar gelukkig bleef de redactie van het jaarboek ook gebruik maken van de diensten van tekenaars.
In 1999 werd de omslag van het jaarboek voor het eerst uitgevoerd in kleur. Bovendien stond daar niet langer één afbeelding op, maar een compositie.
In 2001 verschenen de eerste kleurenfoto's in het jaarboek. Het overgrote deel van de foto's was nog zwart-wit. Vanaf 2016 zijn alle foto's voor zover mogelijk in kleur. ‘De redactie jubelt’, schreef zij in haar voorwoord.
In het jaarboek van 1962 kwam een nieuwe rubriek. Deze is er nog steeds en heet de Kroniek van Westfriesland. In eerste instantie was dat nog een droge opsomming van feiten, maar vanaf 1964 werden deze aangevuld met tekeningen van Maarten Oortwijn.
In het jaarboek van 1993 deelde de redactie mee: ‘Wij hebben helaas afscheid moeten nemen van Maarten Oortwijn uit Purmerend, die vanaf het begin met zijn tekeningen de Kroniek op voortreffelijke wijze heeft geïllustreerd. Zijn werk is overgenomen door Sietse Wiersma uit Oudkarspel.’
Dat betekent dat het jaarboek 2021 al het 29e is waar tekeningen van zijn hand de Kroniek van Westfriesland verluchtigen. Een prestatie. Ook maakt hij samen met anderen al weer een groot aantal jaren de tekeningen in het dialectgedeelte van ons jaarboek.
We kennen Sietse niet alleen van ons jaarboek. De lezers van Skroivendevort kennen hem al vanaf 1989 als vaste illustrator. Eerst samen met onder anderen Jaap Hartog, nu als enige. In het eerste nummer van 2021 schreef redactielid Gerda Wester een artikeltje ter gelegenheid van het feit dat Sietse 70 jaar is geworden.
Een mooie aanleiding om hem een keer in het zonnetje te zetten en aan hem het eerste jaarboek van 2021 te overhandigen. We zijn Sietse als Westfriezen veel dank verschuldigd voor al zijn mooie tekeningen en schilderijen.
In zijn dankwoord gaf Sietse aan het werk met veel plezier te doen en dat hij hoopt het nog jaren vol te houden.
Daarna mocht ik de redactieleden en uitgever Frenk Dieke bedanken voor hun werk en werd het officiële gedeelte van de bijeenkomst afgesloten.
Jan Smit
De foto's zijn gemaakt door Frans Leek van Stichting Projector.
Op woensdagavond 19 mei mocht ik als voorzitter van het Westfries Genootschap de Auroraprijs uitreiken aan de Adriaan Donker Stichting in Hoogwoud. Dit gebeurde voorafgaand aan een vergadering van het bestuur van deze stichting. Deze vergadering werd gehouden in Museumboerderij West-Frisia aan de Koningspade in Hoogwoud. De prijs werd al in 2020 door het bestuur van het Westfries Genootschap aan de stichting toegekend, maar als gevolg van de maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus was het niet mogelijk om in dat jaar tot uitreiking van de prijs over te gaan.
In 1913 werd in Hoogwoud voor notaris Hendrik de Boer de vereniging Coöperatieve Zuivelfabriek Aurora te Opmeer opgericht. Initiatiefnemer en eerste voorzitter was Adrianus Donker, de grootvader van de laatste bewoner van de boerderij West-Frisia. De fabriek kwam in 1914 in productie.
Het Aurorafonds is in 1964 ingesteld door het bestuur van de voormalige zuivelfabriek ter gelegenheid van het gouden jubileum. Het Westfries Genootschap is sinds 1 januari 1980 belast met het toekennen van de prijzen uit het Aurorafonds. De prijs wordt ten minste één maal per drie jaar uitgereikt aan een persoon of instelling die voldoet aan de doelstelling van het fonds om financiële bijdragen te verlenen ‘voor de bestudering van onderwerpen die een bijdrage leveren voor de ontwikkeling van het platteland van Noord-Holland boven het Noordzeekanaal&rsqyo;. Bij de prijs behoren een oorkonde en een geldbedrag van € 750.
De Adriaan Donker Stichting kreeg de prijs vanwege haar inzet voor het verspreiden van de kennis over de cultuurhistorie van Westfriesland en van het boerenleven in de eerste helft van de twintigste eeuw. Met de vele activiteiten in en om de museumboerderij West-Frisia wordt een groot publiek bereikt.
Bij de voorbereiding van mijn toespraak moest ik denken aan de titel van het boekje dat in 2016 is verschenen over Adriaan Donker, de naamgever van de stichting. ‘Adriaans Paradijs’ heette het boekwerkje.
De stolpboerderij West-Frisia is weliswaar niet het hemels paradijs, maar voor de liefhebbers van cultuur en historie wel een aards paradijs. De jeugd van vroeger kan er onbekommerd herinneringen ophalen aan het boerenleven van vroeger. De boerderij, het erf, de inrichting, de inventaris, het meubilair en de verzameling kleding en sieraden laten zien hoe het er in de eerste helft van de vorige eeuw op een boerderij in onze omgeving aan toe ging.
Dat is niet alleen van mooi voor hen die dat uit eigen ervaring of herinnering nog weten. Nee, het is ook van belang voor de jeugd van nu, zowel uit de stad als van het platteland.
De waarde van een museum als dit op het gebied van educatie en voorlichting mogen we niet onderschatten.
Dat het West-Frisia Museum goed aangeschreven staat, blijkt onder andere uit het feit dat het sinds 2018 opgenomen is in het Nederlandse Museumregister. Dat is een lijst van musea, die erkend worden om hun kwaliteit.
Het bouwen van de nieuwe kapberg in 2019/2020 is een mooi en goed initiatief. Het is een prachtige ruimte voor het ontvangen van groepen, niet alleen voor het nuttigen van een hapje en een drankje, maar ook voor presentaties. Daarmee laat het bestuur zien dat het met zijn tijd meegaat.
De voorzitter van de stichting, Jan Bouwes, was blij met de erkenning en bedankte het bestuur van het Westfries Genootschap voor het toekennen van de prijs. Tevens sprak hij de wens uit dat de museumboerderij na een lange periode van sluiting als gevolg van de coronacrisis op korte termijn weer publiek kan ontvangen.
Jan Smit