Kerkelijke ontwikkeling en verzuiling in de negentiende en twintigste eeuw>
Jos Leenders, Universiteit van Amsterdam

In deze tijden waarin de kerken leeg staan en het Christelijk Geloof weer aanstoot en dwaasheid wordt, weten steeds minder mensen hoe belangrijk, maatschappelijk, de godsdienst nog maar vijftig jaar geleden was. En nog minder mensen weten hoe godsdienst nog weer honderd jaar eerder zelfs het publieke en private domein heeft gedomineerd. Politiek bijvoorbeeld was toen niet veel anders dan het bewaren van het evenwicht tussen de verschillende godsdienstige groeperingen. Later is wel beweerd dat de Grondwet van 1848 en het liberalisme het toneel bepaalden, maar dat is gezichtsbedrog. Dat gold slechts voor een aantal heren te ‘s-Gravenhage en voor een kleine elite elders. De Nederlandse bevolking had -om het wat te chargeren - slechts oog voor één ding: handhaving respectievelijk versterking van de eigen godsdienstige positie. De godsdienst was toen dus niet, zoals historici lang hebben gemeend, een min of meer gepasseerd station, wanhopig vechtend tegen de moderne tijd: tegen secularisatie, liberalisme en socialisme. Nee, het tegendeel is eerder waar: de godsdienst, de confessionele godsdienst, heeft nooit zo gebloeid en heeft nooit zoveel mensen verbonden als juist in de 19e, vroeg 20e eeuw.
Vrijwel alles in de 19e eeuw was godsdienstig bepaald. Stand - en stand was naast familie, werk en Kerk geweldig belangrijk in dat burgerlijke tijdsgewricht - was godsdienstig bepaald: geen "fatsoenlijk" mens trouwde gemengd.
Godsdienst hing ook dikwijls samen met iemands woonplaats, buurt, straat, beroep, welstand, gezinsgrootte, voortplanting, onderwijsniveau, taalvaardigheid en met nog veel meer. Katholieken, de vanouds onderliggende groep, functioneerden bijgevolg maatschappelijk anders dan protestanten. Dat was niet het resultaat van de verzuiling, nee, de verzuiling bouwde juist voort op dit reeds aanwezige door de godsdienst bepaalde fundament. De verzuiling ontstond, omdat de katholieken hun fundament wilden behouden. En de protestanten en anderen volgden, zij verzuilden ook.
Het verbazende is dat het wetenschappelijk inzicht dat godsdienst zo bepalend was, nog pas zo kort bestaat: goed tien jaar. Dat komt omdat niemand de moeite nam wetenschappelijk onderzoek te doen op lokaal niveau: eenvoudig, nederig bijna, ambachtelijk onderzoek in een of ander dorps- of stadsarchief. Alleen zulk geduldig onderzoek brengt namelijk aan het licht hoe de mensen werkelijk leefden en dachten. Want mensen -zelfs wij, mensen van 2003- leven niet in het regeringscentrum; mensen leven gewoon in hun dorp, in hun buurt, in hun familie, hun vereniging en in hun werk. Dat is wat hun werkelijk interesseert. En ze leefden dus in hun kerk(genootschap).
In deze tijden waarin de kerken leeg staan worden kerkelijke archieven nog maar nauwelijks ingezien. Bij wie komt het nog op godsdienst, dat bijna allesbeslissende aspect van de vroegere maatschappij, te onderzoeken?

Maar wat heeft dan West-Friesland aangaande die godsdienst te bieden?
Het antwoord is: veel!
Westfriese archieven leveren dikwijls een eigen Westfries beeld van de kerkelijke situatie op. En, wat misschien belangrijker is, ze stellen de onderzoeker in staat het vaderlandse geschiedbeeld te completeren. West-Friesland heeft invloed gehad op ontwikkelingen elders.
Ik onderzoek dat aan de hand van drie onderwerpen:
het Protestantisme, met name het typisch Noordwest-Nederlandse vrijzinnige Protestantisme.
Het Katholicisme.
De verzuiling.
Wat het Protestantisme betreft, valt aan de hand van de Westfriese kerkenraadsarchieven tot in detail een beeld te schetsen van de afkalving van geloof en Kerk in de Nederlandse Hervormde gemeenten. Het geloof evolueerde van een soort orthodoxie nog rond 1830 -1840, naar niet veel meer dan een ethische levensinstelling in de jaren 1880. Van de verschillende fasen in dit proces zijn met name te Hoorn exponenten, dominees, te vinden, die ook elders hun invloed lieten gelden.
De Orthodoxe dominee C.S.Adama van Scheltema (jaren '40) vertaalde niet alleen Bunyan’s Christenreize, Beecher Stowe’s Negerhut van Oom Tom en Williams Booth's In Engelands donkerste wildernissen-, toentertijd baanbrekende werken, maar ook loopt een lijn via hem naar het latere Leger des Heils.
Ook de moderne predikant F.W.J.van Bell - Hoorn was in de jaren '60 en '70 broeinest van Modernisme geworden- stond in Hoorn, maar werd naar Amsterdam beroepen. Het was na een preek in de Nieuwe Zijds Kapel door Van Bell dat de dienstdoende ouderling oprees en sprak: "Als ouderling der hervormde gemeente verklaar ik aan de vergadering dat de leer welke die man zoo even verkondigd heeft, is eene leugenleer, niet uit God maar uit den duivel."
Dit feit markeert het begin van de kerkscheuring in Amsterdam, waarin Abraham Kuyper voorging en die rechtstreeks tot de Doleantie leidde.
In de jaren ’80 valt in Hoorn Ds.A.S. Carpentier Alting op, schrijver van De Godsdienst der Toekomst. Wie dat boek las ontdekte dat die niet zoveel toekomst meer had, althans volgens de dominee.

Het belangrijkste wat in Westfriese hervormde archieven te vinden valt, betreft echter niet de Kerk zelf, maar haar connectie -of liever de connectie van haar predikanten- met politiek en cultureel links. Ten eerste was er de connectie met de "Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen". De nieuwste denkbeelden op maatschappelijk en staatkundig gebied denderden sinds begin jaren 1860 door de Hoornse departementszaal. De dominees, allen leden van het Nut, gingen trouwens al gauw liever voor in de "Vereeniging voor Volksvoordrachten" dan in hun eigen Kerk. Als andere Samuel van Houten’s predikten deze heren een beter lot voor de vierde stand. De relatie van de Hervormde Kerk met het Nut leidde er rond 1885 zelfs toe dat de Hoornse dominee J.Bruinwold Riedel nationaal secretaris van het Nut werd. Een tweede verband tussen vrijzinnig Protestantisme en links, was die met de Vrijmetselarij. Genoemde Ds Alting schreef ook daarover een belangrijk werk. Een speciale verhouding had het Westfries Protestantisme met de "Evangelische Maatschappij" (1853): een protestantse vereniging die beoogde "waarheid en godzaligheid onder de rooms-katholieken" te bevorderen. In feite was het echter een bolwerk van antipapisme. Voorzitter begin 20e eeuw was Piet Tideman. Mogelijk omdat deze van Hoorn geboortig was, mocht hij graag juist in West-Friesland onrust komen stoken. Bij voorkeur liet hij er afvallige priesters optreden. De katholieken organiseerden op den duur tegenacties. Schilderachtige taferelen speelden zich af die in heel het land werden becommentarieerd.
Kortom, er bestond een netwerk tussen dominees, Nut, Vrijmetselarij, Evangelische Maatschappij, liberalisme en Protestantenbond. Dat zou eens uitgezocht kunnen worden.

Een bijzondere link heb ik nog niet genoemd: die tussen Westfries vrijzinnig Protestantisme en het radicalisme dat ontstond rond de kiesrechtuitbreiding eind jaren ’80. Toen het radicalisme zich nog tot een progressieve volkspartij leek te ontwikkelen -Troelstra, Gerhard, Frank van der Goes en Tak waren bijvoorbeeld aanvankelijk sympathisant -, reisde de Hoornse Ds. Tenthoff met politieke voordrachten stad en land af. In Hoorn richtte hij de vereniging "Voorwaarts" op met als doel: bevordering van politieke bewustwording. Domela Nieuwenhuis kwam er spreken, en Treub en Prof. Pekelharing en Schaepman en ieder die in die dagen aan de politieke weg timmerde.

Het Katholicisme
Het Westfriese Katholicisme oogt in zekere zin als het omgekeerde van het Westfriese Protestantisme. Zoals u weet, bestond er vroeger maar één Rooms-Katholieke Kerk. Althans iedereen was daarvan overtuigd. Ook de historiografie. Die historiografie was uiteraard zelf rooms-katholiek. Er bestond namelijk in Nederland de stilzwijgende afspraak: katholieken schrijven over Katholicisme, protestanten over het Protestantisme. De verzuiling hield ook de wetenschap in haar greep.
Het geschiedbeeld van het Nederlandse Katholicisme is bijgevolg buitengewoon positief geweest. Het was een lineair proces dat geleid was en werd door voormannen van welhaast mythische proportie. Getwijfeld, laat staan gefaald, hadden deze helden eigenlijk nauwelijks. En het Katholicisme zelf werd voorgesteld als een monoliet, kant en klaar uit de hemel op aarde neergezet. Het Katholicisme van pak weg het jaar 300 -van Constantijn de Grote- zou in principe hetzelfde zijn geweest als dat van bijvoorbeeld 1870 of 1925!
We weten inmiddels dat er niet één Katholicisme heeft bestaan. Dat het Katholicisme mettertijd veranderd is en vooral dat iedereen, iedere groep, zijn eigen Katholicisme kende. Het inzicht kwam op dat onderscheid gemaakt moet worden tussen de officiële Kerk: haar leer en gebruiken, en de godsdienst zoals die in werkelijkheid door de gelovigen werd beleefd. Trouwens al die begrippen: Kerk, leer, gelovigen, devoties, kwamen onder het ontleedmes te liggen. Er werd bijvoorbeeld gevraagd: wat is trouwens geloven precies?
Vooral ook gezien het feit dat zoveel gelovigen het wel geloofden. Voor de historicus is dit model een feest. Bij nader inzien blijkt vrijwel alles in geloof en Kerk net iets anders dan het leek.
Maar wat heeft dat met West-Friesland te maken? Alles! West-Friesland of preciezer Hoorn, bezit namelijk het grootste, rijkste en opwindendste parochie- en dekenaal archief van het oude bisdom Haarlem, dat tot 1956 Noord- en Zuid-Holland plus Zeeland behalve Zeeuws-Vlaanderen omvatte. Met name Hoorn is exemplarisch voor heel dat bisdom. Wanneer het Hoornse archief wordt benut in correspondentie met het Bisschoppelijk Archief, kunt u prachtige dingen vinden. Ik vis een paar krenten uit de pap.

Eind jaren 1860 wil de bisschop inzicht krijgen in bepaalde zielzorglijk heikele problemen. Hij vraagt de dekenale pastoorsvergaderingen om advies. Hij wil bijvoorbeeld weten hoe ten plattelande de verkering verloopt. En wat blijkt? Men doet maar! De jongelui zitten ’s avonds laat ten huize van het meisje bij elkaar op schoot, met alle ongewenste bijverschijnselen van dien.
De Westfriese pastoors geven dan ook het advies: zet de tafel in het midden! -tussen de geliefden in- en steek de lamp erboven aan! En de moeder van het meisje houdt toezicht! Ligt vader dwars -dat wil zeggen: ligt hij in bed en wil hij moeder bij zich- dan begaat h�j een zware zonde en niet zij, ook al voldoet zij zo niet aan de huwelijksplicht. Dit lijkt een leuke anekdote, maar was in feite veel meer. Het leverde een praktijk ten aanzien van verkeringen op, die tot rond 1960 bleef voortbestaan. In feite beheerste de Kerk tot dat tijdstip de kern van de katholieke jeugdcultuur.
Een ander probleem vormden gemengde huwelijken. De Kerk streefde er sinds ongeveer 1860 niet alleen systematischer naar die te voorkomen, maar ook moesten de protestantse kinderen uit zulke huwelijken voor het Katholicisme worden gewonnen. Vooral de moeder werd daartoe bewerkt. Ging zij akkoord, dan restte nog maar een probleem: zijn die kleintje wel goed in de protestantse kerk gedoopt?
Want dominees van moderne snit doopten uit de losse pols: met een kwast en dan dikwijls ook nog vanaf de kansel, het kind beneden werd soms helemaal niet bereikt. De doopformule werd ook veronachtzaamd. Kortom, de bisschop vroeg de pastoors of het geen goed idee was trouwe katholieken in protestantse kerken te laten spioneren om te zien hoe dominees doopten. Hij wilde een lijst van alle dominees met een soort kwaliteitskeurmerk achter hun naam.
Weer een ander type "vernieuwing", waarin katholiek West-Friesland voorging was de invoering in 1883 in Hoorn van het volgnummer in de biechtstoel. Ook dat lijkt een kleinigheid, maar was een mijlpaal in de disciplinering van de biechteling, die op het Concilie van Trente (1545-1563) was ingezet. Niemand kon voortaan meer voordringen. Niemand kon meer in afwachting van zijn biecht nog gauw even van biechtstoel, dus van priester, wisselen. Mannen en vrouwen werden nog meer dan al het geval was, gescheiden. Er waren mannennummers en vrouwennummers! Biechtelingen werden zo bovendien gedwongen een vaste biechtvader te kiezen. Want dat was de bedoeling van de Kerk: zo kon een echt biechtgesprek tot stand komen, omdat de biechtvader de zondegeschiedenis van de biechteling kende. Na Hoorn voerden andere parochies volgnummers in.

Een laatste voorbeeld van Westfriese katholieke innovatie is een contract in 1909 tussen de R.K. Volksbond en de R.K. Hanze te Hoorn. We zijn inmiddels in de verzuiling beland.
Die verzuiling bereikte in dit contract een subliem hoogte-, of zo men wil, dieptepunt. Het contract, geparafeerd door de geestelijk adviseur, een kapelaan, creëerde een eigen katholieke economie binnen de Hoornse en Westfriese economie. De katholieken werden niet alleen godsdienstig, charitatief, educatief en cultureel apart gezet, maar ook economisch. De Hanzewinkeliers: ongeveer alle katholieke winkeliers, gaven maximaal vijf procent korting aan Volksbondleden: ongeveer alle andere katholieken.
Die korting werd gegeven in de vorm van penningen die alleen bij Hanzewinkels besteed konden worden. Een eigen katholieke munt dus. Afspraken met niet-leden, niet-katholieken dus, waren verboden. De penningen waren renteloos, het was dus zaak ze zo gauw mogelijk weer in goederen om te zetten.
Op zondag werden geen penningen verstrekt om zondagsrust af te dwingen. Katholieke winkeliers die toch open waren, werden net zo lang onder druk gezet, getreiterd, tot ze toe moesten geven. Tot zoiets fascinerend ingrijpends kon het geloof, het katholieke geloof in dit geval, leiden. Dit extreem werd vertoond in West-Friesland! Of zoiets ook elders werd bedacht, ik heb er geen idee van. West-Friesland lijkt "voorop " te hebben gelopen.
Kortom, waar kan beter historisch kerkelijk onderzoek worden gedaan dan juist in West-Friesland?

Discussie
Aansluitend op de opmerking van inleider, dat West-Friesland een prachtig studieterrein is voor de kerkelijke geschiedenis, is het Lammert Jansma opgevallen dat in West-Friesland de Doleantie vrijwel niet voorkwam en wil hij van inleider de oorzaak hiervan vernemen. Helaas komt het antwoord van Leenders niet meer aan bod doordat de voorzitter een einde aan de discussies moet maken.