In 1984 verscheen het Westfries Woordenboek, samengesteld door Jan Pannekeet.
In zijn voorwoord schreef Pannekeet dat de constatering dat in ons land de vele dialecten op hun retour zijn geenszins origineel is, maar “Daar staat tegenover, dat men voor dialecten die ‘bedreigd’ worden, vaak een hernieuwde belangstelling en groeiende waardering toont.” Volgens hem was er een markt voor het streekeigene in het algemeen en de streektaal in het bijzonder. Aan de vraag vanuit het publiek werd voldaan door schrijvers van verhalen en gedichten die hun werk publiceerden in boeken, tijdschriften en in dag- en weekbladen. Velen verzorgden optredens in het Westfries.
Zelf hield hij zich bezig met het verzamelen en ordenen van het Westfriese idioom (de woordenschat en de schrijfwijze). In 1979 promoveerde hij op het thema ‘Woordvorming in het hedendaags Westfries’. Daarna volgden in 1984 het Westfries Woordenboek, in 1988 een boek over de betekenis van Noord-Hollandse plaatsnamen en in 1995 een inventarisatie van dialectkenmerken van het Westfries. Behalve wetenschappelijk werk schreef hij ook verhalen in het Westfries die gebundeld werden in boeken als ‘Mooi zoid’, ‘Konkelpot’ en ‘Konkeltoid’ en de roman ‘Terug naar West-Friesland’.
Bij het samenstellen van zijn woordenboek maakte Pannekeet niet alleen gebruik van zijn vele aantekeningen, maar ook van eerder verschenen studies en boeken.
In zijn voorwoord bedankte hij onder andere Joop van Diepen uit Oosterblokker die het manuscript voor het woordenboek doorgenomen had en voorzien van kritische kanttekeningen en aanvullingen. Belangrijk is ook de opmerking aan het slot van het voorwoord: “Uiteraard besef ik dat het Westfries Woordenboek niet ‘af’ is, dat het nog talrijke verbeteringen en aanvullingen behoeft. Vandaar dat ik mij houd aanbevolen voor welwillende op- en aanmerkingen.”
Voor Joop van Diepen was de verschijning van het woordenboek geen eindpunt. Hij bleef de ontwikkelingen in de Westfriese taal volgen en verzamelde woorden en uitdrukkingen die niet in het woordenboek stonden. Hij kwam in contact met de Facebookgroep ‘Westfriesland zo zegge wai dat’. Ook de leden daarvan misten het een en ander in het woordenboek. Zo ontstond na een bijeenkomst in 2016 het plan een herzien woordenboek uit te brengen. Bij de uitgeverij was het oorspronkelijke boek inmiddels uitverkocht. Carry, de dochter van Jan Pannekeet, stemde in met het plan het woordenboek te herzien. Herzien houdt in het aanvullen en waar nodig verbeteren. Joop pakte dit werk op met hulp van Andries Sijm uit Andijk. Laatstgenoemde is als liefhebber van het Westfriese dialect betrokken bij de genoemde Facebookgroep en vaardig met automatisering en het schrijven van teksten. Voor het herziene woordenboek is niet alleen gebruik gemaakt van de vele aantekeningen van Joop van Diepen, maar ook van door leden van de Facebookgroep en anderen zoals Peter Ruitenberg en lezers van dag- en weekbladen aangedragen woorden en uitdrukkingen. Bijzonder is de lijst met Westfriese achternamen.
Alles bij elkaar een enorme hoeveelheid werk. Het oorspronkelijke plan om het boek feestelijk te presenteren kon door de maatregelen te verspreiding van het Covid-19 virus niet ten uitvoer gebracht worden. Daarom werd op zaterdag 21 november in zeer kleine kring in de Pancratiuskerk in Oosterblokker het eerste exemplaar van het herziene woordenboek overhandigd aan Carry Pannekeet. Het boek is opgedragen aan Jan, Truus en Carry Pannekeet en voorzien van een inleiding van Carry. Het tweede exemplaar werd aan mij als voorzitter van het Westfries Genootschap overhandigd. Het is een prachtige uitgave geworden.
Wat mij betreft is het een waardevolle bijdrage aan het behoud van de kennis over het Westfriese cultuurgoed en hopelijk een stimulans voor het op een goede manier gebruiken van onze streektaal.
Jan Smit
Op woensdag 16 september kwam het Algemeen Bestuur van het Westfries Genootschap voor het eerst sinds lange tijd weer bij elkaar. Onze laatste vergadering was op woensdag 22 januari in het Timmermansgildehuis. Door de uitbraak van Covid-19 virus en de maatregelen ter bestrijding daarvan, werden enkele daarna geagendeerde vergaderingen van het Algemeen Bestuur afgelast. Het Dagelijks Bestuur (voorzitter, secretaris en penningmeester) vergaderde wel.
Ondanks het niet doorgaan van vrijwel alle voor dit jaar geplande activiteiten van het Westfries Genootschap en ondanks dat via de e-mail veel informatie wordt uitgewisseld, was er behoefte om weer een keer bij elkaar te komen. Onze vergaderlocatie was het Witte Kerkje van Benningbroek. In de kerkzaal konden we op gepaste afstand van elkaar zitten. Af en toe gaf dat wat problemen met de verstaanbaarheid, maar verder ging het goed.
Omdat we dit jaar geen ledenbijeenkomsten kunnen houden, hebben we na afloop van de vergadering afscheid genomen van bestuurslid Piet Zwaan.
Ik leerde hem kennen op 26 november 2010 tijdens de presentatie van de Westfriese vlag in de Bonifaciuskerk in Medemblik. Bij die presentatie waren alle Westfriese gemeenten vertegenwoordigd door de burgemeester of locoburgemeester. Piet was daar als locoburgemeester van de gemeente Stedebroec. In 2014 werd hij tijdens de Westfriezendag in Schagen gekozen als opvolger van Joop van Diepen.
We hebben hem leren kennen als een plezierige en op samenwerking gerichte bestuurder. Hij bracht kennis en ervaring mee vanuit de politiek en dertig jaar ervaring in de weg- en waterbouw. Hij vertegenwoordigde ons bestuur in het bestuur van de Stichting voor Landelijk Schoon Westfriesland. Daar kwamen zijn deskundigheid en ervaring met het openbaar bestuur, de weg- en waterbouw en zijn grote interesse voor het landschap goed van pas.
We mochten ook een beroep op hem doen voor bijzondere activiteiten. Hij zat bijvoorbeeld in de voorbereidingscommissies voor de Westfrieslanddagen en de commissie voor de verkiezing van de mooiste vrijstaande woning.
Dankzij hem konden we de commissiemiddag van 2016 houden in de Schuilhoeve in Grootebroek. Ook hebben we als bestuur erg genoten van het door hem en zijn vrouw georganiseerde bestuursuitje in 2019. Het vaartochtje met zijn schuit en het bezoek aan molen Ceres vielen erg in de smaak.
Als dank voor zijn inzet mocht ik hem namens het Westfries Genootschap een door bestuurslid Anneke Helder gemaakte speld met het logo van het Westfries Genootschap overhandigen. Daarna gaf secretaris Jan Wittink aan Piet een bos bloemen voor hem en zijn vrouw. Vooralsnog gaat het bestuur niet actief op zoek naar een opvolger voor Piet Zwaan.
Jan Smit
Op 2 november 2016 verscheen er in het Noordhollands Dagblad een artikel van Martin Menger onder de titel ‘Inhaalslag rond historie van de stolp’. Dieuwertje Duijn, werkzaam bij Archeologie West-Friesland, luidde de noodklok over de snelle achteruitgang van de stolpen. Van deze typisch Noord-Hollandse boerderijen verdwijnen er ongeveer dertig per jaar door allerhande oorzaken zoals sloop na gebrek aan voldoende onderhoud, brand, stadsuitbreiding, aanleg van bedrijventerreinen en wegenaanleg. Van de naar schatting 10.000 vooroorlogse stolpen zijn er nu nog ongeveer 5.000 over. In veel gevallen ontbreekt provinciale of gemeentelijke bescherming.
De noodkreet van Dieuwertje leidde tot een samenwerking van het Westfries Genootschap met Erfgoedvereniging Bond Heemschut en de Boerderijenstichting Noord-Holland Vrienden van de Stolp en enkele andere organisaties. Dit onder de noemer ‘Red de Stolp’.
Er werden activiteiten georganiseerd gericht op bewustwording van eigenaren, publiek, historische verenigingen, ambtenaren en politiek. Er kwam een meldpunt voor bedreigde stolpen en er werd een petitie opgesteld die online door het publiek kon worden ondertekend.
In de petitie werd het belang van de stolp voor het Noord-Hollandse landschap onderstreept en werd de provinciale en lokale politiek opgeroepen tot het volgende:
- maatregelen te nemen om de stolpen beter te beschermen en te redden.
- budget beschikbaar te stellen om stolpeneigenaren in het behoud, restauratie en herbestemming van hun stolp te ondersteunen.
- er voor te zorgen dat de dominantie van de stolpen in het open Noord-Hollandse landschap planologisch gewaarborgd wordt.
De petitie werd op de Grote Stolpendag op 28 juni 2018 in Venhuizen aangeboden aan Tom Buijtendorp en Nico Papineau Salm, beiden lid van Provinciale Staten.
Gedeputeerde Jack van der Hoek was tijdens deze dag ook aanwezig. Hij zei onder meer dat de stolpboerderij mede bepalend is voor de identiteit van Noord-Holland en dat het provinciaal belang verder gaat dan de 500 al beschermde stolpen. Ook de 4.500 niet beschermde stolpen in hun samenhang zijn volgens hem karakteristiek voor het Noord-Hollandse landschap. Tevens vertelde Van der Hoek dat de provincie probeert om een drempel op te werpen tegen de voortgaande sloop van niet beschermde stolpen en zoekt naar mogelijkheden voor behoud van stolpen door middel van herbestemming.
In 2019 trad na de verkiezingen voor Provinciale Staten een nieuw College van Gedeputeerde Staten aan. Op 17 januari 2020 hadden Elsa Gorter en Christian Pfeiffer van Heemschut en ondergetekende als voorzitter van het Westfries Genootschap een gesprek met Zita Pels, de toen pas aangetreden gedeputeerde, die onder andere cultuur en erfgoed in haar portefeuille heeft en met beleidsambtenaar Ernst van der Kleij.
Door de gedeputeerde werd aangegeven dat het nieuwe college voortgaat op de door het vorige college ingeslagen weg. Alvorens er nieuw beleid geformuleerd kan worden met betrekking tot bescherming, herstel en herbestemming van stolpen, moet er een provinciale Stolpenwaarderingskaart komen. Alle stolpen in de provincie moeten geïnventariseerd en gewaardeerd worden. De opdracht voor dit project is verleend aan Mooi Noord-Holland.
Deze organisatie zal gebruik maken van de grote hoeveelheid kennis en informatie die aanwezig is bij stolpenliefhebbers, stolpeneigenaren, overheden en erfgoedorganisaties.
Het project moet leiden tot een digitale stolpenwaarderingskaart, een digitaal bestand met informatie in woord en beeld over de stolpen en een onderzoeksrapport, alsmede tot beleidsadviezen, waarbij rekening wordt gehouden wordt met de nieuwe Omgevingswet.
Laten we hopen dat dit alles resulteert in een effectief beleid gericht op daadwerkelijke bescherming van de stolpen op een zodanige manier dat alle belanghebbenden zich kunnen vinden.
Jan Smit
Een jaarlijkse traditie is dat wij eind juni ons nieuwe jaarboek presenteren. Voor dit jaar stond dit gepland op zaterdag 27 juni. Wij zouden het dan uitgereikt hebben aan iemand die iets voor het jaarboek heeft betekend. Dat had een van de schrijvers kunnen zijn of iemand die beschreven wordt in het jaarboek of een familielid daarvan. Bovendien hadden we dan een bij deze persoon of bij een bij van de onderwerpen uit het jaarboek passende locatie gezocht voor de presentatie. Maar net zoals bij veel andere evenementen gooide de coronacrisis roet in het eten. Dit jaar was er dan ook geen officiële presentatie van het nieuwe jaarboek. Dat neemt niet weg dat ik graag even aandacht besteed aan het 87e jaarboek West-Friesland Oud & Nieuw.
Het is zonder meer een prachtige uitgave geworden met een gevarieerde inhoud. Mooie artikelen, Westfriese verhalen en gedichten, mooie illustraties en foto's zorgen weer voor uren leesplezier en het verrijken van onze kennis over ons werkgebied. De verslagen van de werkzaamheden van onze vereniging, de commissies en de stichtingen laten zien hoeveel activiteiten wij allemaal samen in een jaar zonder coronacrisis ontplooien.
De Nederlandse vlag verwelkomt ons bij Wijndomein de Koen. (Foto Jan Smit)
Ik wil dan ook graag een compliment geven aan iedereen die in welke vorm dan ook een bijdrage heeft geleverd aan het nieuwe boek. Daarbij mogen we de redactiecommissie, de uitgever en de vormgever niet vergeten.
Op woensdag 1 juli hebben we in Zuid-Scharwoude met acht mensen het jaarboek en het Vierkant verzendklaar gemaakt. Vanwege de ‘anderhalve meter eis’ deden we het werk dit jaar met een kleinere groep dan andere jaren. Doordat er dit jaar helaas geen formulieren voor de Westfriezendag meegestuurd moesten worden, ging het werk evengoed redelijk snel.
We mochten weer gebruik maken van de ruimten behorende bij Wijndomein de Koen van ons oud-bestuurslid Pieter de Boer.
Voor het bezorgen konden we weer een beroep doen op onze trouwe groep bezorgers.
Zij haalden de door hen rond te brengen enveloppen op in Zuid-Scharwoude op, of lieten deze door een van de andere bezorgers bij hen thuis brengen. In sommige plaatsen hebben wij geen bezorgers. Een aantal enveloppen is daarom per post verzonden.
Ik hoop dat u net als ik weer volop van het nieuwe jaarboek zult genieten.
Jan Smit
Op 7 juli 2019 vond de officiële ingebruikname plaats van het nieuwe onderkomen van de historische stichting Stichting Twisca. Nadat de stichting dakloos was geworden, omdat de zolder van de voormalige Hervormde kerk op 1 november 2017 ontruimd moest worden als gevolg van de verkoop van de kerk, was het bestuur naarstig op zoek naar een vervangende ruimte. Dat werd gevonden in het voormalige gemeentehuis van Twisk.
Het pand is gekocht door een Twisker echtpaar dat de stichting twee jaar de tijd geeft om de financiering voor de aankoop te regelen. Een behoorlijke uitdaging.
Een gedeelte van het pand wordt verhuurd als woonruimte en de voormalige raadzaal is ingericht als expositieruimte.
Aan de buitenkant van het gebouw is in 1961 een glasmozaïek aangebracht, een afbeelding van het gemeentewapen van Twisk. Helaas is in de loop der jaren een groot gedeelte daarvan beschadigd doordat stukjes glas uit het paneel zijn gevallen. Het bestuur van Twisca vroeg daarom kunstenaar Marjon Hand uit Benningbroek het wapen opnieuw vorm te geven. De gemeente Medemblik gaf hiervoor subsidie.
Vrijdag 5 juni was voor Twisca een feestelijke dag. Staande op het bordes van het oude gemeentehuis vertelde de voorzitter van de dorpsraad, Vok Kay, een aantal wetenswaardigheden over de vroegere gemeente Twisk en het oude gemeentehuis. Het gebouw is oorspronkelijk gebouwd als school en heeft daarna verschillende functies gehad. Het is niet alleen in gebruik geweest als gemeentehuis, maar ook als bankgebouw en woning.
Wethouder Harry Nederpelt mocht vervolgens het wapen onthullen.
Het wapen van Twisk werd op 26 juni 1816 door de Hoge Raad van Adel vastgesteld nadat de gemeente Twisk op 1 januari 1812 zelfstandig was geworden. Het gemeentewapen was officieel in gebruik tot 1 januari 1979 toen Twisk na een fusie opging in de nieuwe gemeente Noorder-Koggenland. De blazoenering (officiële beschrijving) van het wapen is al volgt: ‘Van lazuur, beladen met drie dorre boonstoppels, staande op een terras, alles van goud‘. Het wapen is dus blauw met daarop een gouden voorstelling.
Stichting Twisca is een van de deelnemers van het project ‘75 Jaar Vrijheid in West-Friesland’. Het Westfries Genootschap, het Westfries Archief en een groot aantal historische verenigingen en stichtingen en andere organisaties in oostelijk Westfriesland hebben het initiatief genomen voor het organiseren van tentoonstellingen in diverse plaatsen. Deze tentoonstellingen bestaan uit een welkomstbord en dertien basisborden met algemene thema's, op veel plaatsen aangevuld met een of meer borden toegespitst op de plaatselijke situatie. Door de maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus kon de op 25 april geplande gezamenlijke opening van deze tentoonstellingen niet doorgaan en konden afgezien van Vereniging Oud Enkhuizen, de deelnemers hun exposites lange tijd nog niet aan het publiek laten zien. Wel zijn de borden al een tijdje te zien op de website van het Westfries Archief.
Op 5 juni werd de Twisker expositie over 75 jaar vrijheid alsnog geopend. In de kelder van het oude gemeentehuis zijn niet alleen de tentoonstellingsborden te zien, maar ook allerhande plaatselijk materiaal. Daaronder ook brokstukken van de op 17 januari 1945 bij Twisk neergestorte bommenwerper Beaufighter NE 465. Alles bij elkaar een prachtig geheel.
Na alle teleurstellingen over de gevolgen van de coronacrisis voor dit mooie project vond ik dit een opsteker.
Jan Smit
Hoewel de meidagen inmiddels achter ons liggen, is er nog steeds veel aandacht voor de gebeurtenissen in ons land tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog. Hoe verging het onze vereniging, die toen nog Historisch Genootschap Oud West-Friesland heette, in die tijd?
Het jaarboek van 1940 vermeldde niet alleen de namen van de bestuursleden en de leden (439 op 1 juli 1940), maar ook die van 9 beschermers, vooraanstaande personen zoals Jonkheer Mr. Dr. A. Röell, commissaris van de koningin. Aardig is het om te zien hoeveel belang er toen nog gehecht werd aan het vermelden van de maatschappelijke positie die de leden bekleedden. Voorbeelden: burgemeester, gemeentesecretaris, arts, lerares landbouwhuishoudschool, hoofd der school, notaris, maar ook bijvoorbeeld bibliothecaresse van de openbare leeszaal, directeur zuivelfabriek en meester smid.
In het jaarverslag van 1939/1940 werd melding gemaakt van ‘stormvlagen die in het afgelopen verenigingsjaar over de vereniging zijn getrokken en die op alles en allen een donkere schaduw hadden geworpen en nog zouden werpen.’ Daarbij werd vooral gedoeld op het overlijden in 1939 van de bestuursleden dokter G.C. van Balen Blanken en meester K. Ruijterman.
Het jaarboek (de bundel) van 1941 kon gelukkig toch nog verschijnen ondanks de papierschaarste.
In zijn openingsrede op de Westfriezendag in De Rijp in 1941 zei voorzitter G. Nobel “Wij beleven een tijd als in de wereldgeschiedenis niet bekend, waaraan wij niets kunnen veranderen, dien wij hebben te aanvaarden als onafwendbaar, in de hoop en het vertrouwen dat er weer andere – vrediger – tijden zullen komen en een gelukkiger wereld, waarin niet de wapenen, maar de liefde zal beslissen en de mensheid in vrede zal leven.” Het werk van het genootschap moest doorgaan en het aantal leden bleef op peil.
De algemene vergadering van 1942 werd gehouden in Zaandijk. Ondanks de ‘moeilijke tijden’ steeg het aantal leden tot 600 medio 1943. Van hen bezochten er 200 in Purmerend de algemene ledenvergadering in 1943.
In 1942 en 1943 verschenen er vanwege de papierschaarste geen jaarboeken en om dezelfde reden moest in het jaarboek van 1944 de zogenaamde bellettrie achterwege blijven. Er was dus geen plek voor bijvoorbeeld Westfriese verhalen en gedichten. Wel voor wat genoemd werd wetenschappelijk werk. Het eerstvolgende jaarboek verscheen pas in 1946.
In de loop van de jaren werd het functioneren van de vereniging steeds meer bemoeilijkt door de oorlogsomstandigheden. Na de algemene vergadering op 2 augustus 1944 in Alkmaar, kwam het bestuur voor het laatst bij elkaar op 2 september 1944. Daarna moesten de onderlinge contacten tussen de bestuursleden via de post verlopen. Voorzitter en secretaris konden elkaar af en toe nog wel bereiken. De omstandigheden brachten echter mee dat het genootschap ‘weinig vruchtbaar’ kon zijn.
Het is opvallend dat ook tijdens de oorlog het aantal leden steeds groter werd. Medio 1944 waren dat er 711 en bovendien waren er nog 11 beschermers. Eind 1945 waren er bij elkaar ongeveer 900 en eind 1946 zelfs 977.
Na de bevrijding in mei 1945 konden de zaken weer opgepakt worden. De eerste Westfriezendag waarop men zich weer ‘echte vrije Westfriezen kon gevoelen’ was op 23 augustus 1945 in Hoorn.
In zijn voorwoord van het jaarboek 1946 greep voorzitter Nobel terug naar zijn openingswoorden op de jaarvergadering in Hoorn. Hij kon melden dat er aan ‘den verschrikkelijksten aller oorlogen’ gelukkig een einde was gekomen en dat in tegenstelling tot veel andere delen van Nederland er in ons gewest ‘geen vernietiging op grote schaal van wat ons lief is’ was geweest. Ook al waren de gevolgen van de oorlog verschrikkelijk, de tijd was gekomen om met toewijding de vele belangen van het gewest en het genootschap te dienen. In deze ontredderde wereld met zijn veel voorkomende liefdeloosheid en verval, was volgens de voorzitter behalve de noodzaak om de dingen van de geestelijke kant te zien, liefde nodig: liefde bij het genootschap, liefde tot het land en zijn historie en liefde tot elkaar, want alle dingen zijn betrekkelijk, maar de liefde is volstrekt (volmaakt).
Daar valt anno 2020 nog steeds niets op af te dingen.
Jan Smit
Nu vrijwel alle activiteiten en vergaderingen afgelast zijn als gevolg van de coronacrisis, is het een mooi tijdverdrijf om je te verdiepen in de rijke historie van Westfriesland en het Westfries Genootschap. Zo stuitte ik op de Alkmaarsche Courant van 29 augustus 1974. De krant wijdde in het kader van een speciale uitgave van de Verenigde Noordhollandse Dagbladen een heel katern aan ‘50 Jaar Historisch Genootschap Oud West-Friesland’.
Niet alleen onze vereniging kreeg veel aandacht, maar ook Westfriesland als gebied.
Over Westfriesland werd geschreven dat het gezicht van Westfriesland met de dag veranderde. Steekplannen waren in ontwikkeling en de gemeentelijke herindeling hield de gemoederen bezig. Ruilverkavelingen zoals die in het Geestmerambacht, eens het ‘Rijk der Duizend Eilanden’, werden ter hand genomen. De vaarpolders werden rijpolders.
Buitenpoorters ontdekten in het kader van de overloop ons gebied als ‘een ideaal woonoord’. Dat had grote gevolgen. In vrijwel alle gemeenten werden als gevolg van een ‘wooninvasie’ de oude stads- of dorpskernen geflankeerd door nieuwbouw.
Ingrijpende veranderingen, niet alleen voor hen die hier al lang woonden, maar ook voor de nieuwkomers. In een interview vertelde de 33-jarige Jacques Scheijde over zijn verhuizing van Amsterdam naar een premiekoopwoning in Midwoud. In Amsterdam voelde hij zich verloren in het grote geheel. In zijn nieuwe woonplaats voelde hij zich in de kleine gemeenschap veel minder anoniem. Maar om er echt in te komen moesten hij en zijn vrouw zich wel in het rijke plaatselijke verenigingsleven begeven. Anders zouden zij buitenstaanders blijven. Volgens hem waren er nog al wat Amsterdammers die op het Westfriese platteland vereenzaamden. Vooral vrouwen met kinderen. Zij deden pogingen om een baan te vinden maar dat was hier erg moeilijk. Wie toch wilde werken moest zijn heil in Amsterdam zoeken.
Voor een forens was een plaats als Midwoud niet ideaal. Mensen die net als Scheijde geen auto hadden, waren aangewezen op het beperkt aanwezige openbaar vervoer. De bus naar Hoorn ging maar een keer in de twee uur. Hij prees de rust in het dorp. Zijn eindconclusie was dat er hier te leven viel.
De krant besteedde verder aandacht aan het jubileumboek ‘In de Ban van de Dijk’ van Johan Schilstra, het Westfriese dialect, de Westfriese dansgroepen, de streekromans, de naïeve schilderkunst, de toen 79-jarige cabaretier-toneelspeler Daan Pool, erelid van het genootschap, de Nuwendoorn bij Eenigenburg en de Westfriese Munt.
Veel aandacht was er ook voor de geschiedenis en de betekenis van het Historisch Genootschap Oud West-Friesland. De toenmalige voorzitter Dirk Breebaart kondigde na 28 jaar bestuurslidmaatschap zijn aftreden aan. De jeugdafdeling onder leiding van Joop van Diepen liet van zich horen. Het genootschap mocht volgens deze jongeren niet verworden tot ‘Een verzameling van oude sokken met een nostalgie naar het geromantiseerde verleden’.
Zij vonden voorzitter Dirk Breebaart, secretaris Rick Avis en bestuurslid pater Piet van Kampen aan hun zijde. Zij wezen op de grote veranderingen die het gebied doormaakte. Zij gaven aan dat Westfriesland in de loop der eeuwen altijd aan verandering onderhevig is geweest, maar dat het op dat moment veel sneller en radicaler ging dan ooit. Citaat: “Reden temeer om voorzichtig met wat nog resteert aan landschap en dorpsschoon om te gaan. De geschetste ontwikkelingen spelen ook elders en zijn niet tegen te houden. Maar materiële welvaart en het algemeen welzijn zullen telkens tegen elkaar afgewogen moeten worden. Dat heeft ook gevolgen voor de werkzaamheden van het genootschap in de nabije en verdere toekomst.”
Men schreef dat het genootschap de tijd mee had. De cultivering van het oude was in 1974 bezig een modern verschijnsel te worden. Het ging daarbij niet om nostalgie naar grootmoeders tijd, maar om het behoud van bedreigde wezenlijke waarden uit het verleden. Het ging om het instandhouden van wat men noemde de levensstijl van Westfriesland.
Anno 2020 is er nog steeds veel belangstelling en waardering voor de inzet van het Westfries Genootschap voor het behoud van de cultuurhistorie van Westfriesland. Desondanks ontkomt onze vereniging helaas net als veel andere verenigingen niet aan een geleidelijke daling van het aantal leden.
Jan Smit
We leven in een onzekere en spannende tijd. We voelen de dreiging van het coronavirus en wereldwijd worden allerlei maatregelen genomen om de verspreiding ervan zo veel mogelijk tegen te gaan. We zijn beperkt in onze bewegingsvrijheid en allerlei bijeenkomsten moeten afgelast of uitgesteld worden. Dat geldt ook voor activiteiten waar het Westfries Genootschap bij betrokken is. Een van de activiteiten die in de knel komt is de reeks tentoonstellingen in het kader van 75 jaar Vrijheid in Westfriesland, een samenwerkingsproject van het Westfries Genootschap, het Westfries Archief, historische verenigingen en stichtingen in oostelijk Westfriesland en andere organisaties. We moeten op dit moment afwachten welke mogelijkheden er wellicht toch nog ontstaan om het al het materiaal te laten zien.
In de landelijke en regionale media is er ondanks de coronacrisis nog volop aandacht voor de herdenking van de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende bevrijding. Heel waardevol zijn de vele persoonlijke verhalen die nu verteld en beschreven worden. Het blijkt (opnieuw) hoe voorzichtig je moet zijn met oordelen over gedragingen van mensen. Grote terughoudendheid is op zijn plaats.
Voor een artikel in het jaarboek 2019 van Stichting Historisch Opperdoes mocht ik gebruik maken van een oorlogsdagboekje dat is bijgehouden door Joost Bakker, een tuinder uit Opperdoes.
In eenvoudige en summiere bewoordingen beschreef hij hoe gewone burgers in een tuindersdorp de gevolgen van de oorlog aan den lijve ondervonden.
Het is niet spectaculair, maar toch maakte het dagboekje op mij een grote indruk.
Joost Bakker was als dienstplichtig soldaat ingedeeld bij de veldartillerie. Deze legerafdeling werkte met geschut, dat met paarden op de plaats van bestemming werd gebracht. In de mobilisatie en in de meidagen van 1940 was Joost gelegerd bij de radiozender van Jaarsveld. In 1943 ging Jaarsveld op in de gemeente Lopik (provincie Utrecht). Na de capitulatie op 15 mei 1940 kwam Joost al weer vrij snel naar huis.
Als tuinder was hij vrijgesteld van de zogenaamde Arbeitseinsatz die op 29 april 1943 afgekondigd werd en inhield dat alle Nederlandse oud-militairen die gevochten hadden in 1940, zich moesten melden om te gaan werken in Duitsland.
Het gezin Bakker heeft in de oorlog geen onderduikers gehad. Wel hebben Joost en zijn vrouw Jane veel mensen die om eten kwamen, geholpen. De honger was heel erg. Jane Bakker had op een dag een restje grauwe erwten buiten gezet voor de kat. Mensen die aan de deur kwamen vroegen aan haar of ze dat mochten hebben om er hun maag mee te vullen.
Regelmatig bleven er mensen mee-eten en/of een nacht slapen. De Bakkers hadden ook een radio waardoor ze op de hoogte bleven van het nieuws. Ook lazen ze de krant. De officiële kranten werden gecontroleerd door de Duitse bezetters. Vermoedelijk kregen ze ook illegale krantjes, maar dat blijkt niet uit het dagboek.
Op 13 mei 1943 kregen alle Nederlanders het bevel om hun radio in te leveren. Joost Bakker deed dat niet. Hij verstopte de radio onder een luik tussen de vloer van de zolder en het plafond van de kamer. Om het luik heen stonden stapels aardappelbakken en over de bakken lag een kleed. Daardoor was het luik niet zichtbaar. Het was de kinderen ten strengste verboden om hier ook maar een woord over te zeggen tegen anderen.
Hierna volgen een paar aantekeningen uit het dagboek.
2 op 3 januari 1944. Tussen half twee en half drie ontstellend veel vliegtuigen naar Berlijn. Tussen vijf en zes uur 's morgens weer terug. Er kwamen zulke geweldige dreunen van bommen, dat in Twisk heel wat ruiten ingedrukt werden. Het was net of hier de daken ingedrukt werden. Het was een angstige nacht.
20 januari. Tussen acht en tien uur ontstellend veel vliegtuigen naar Berlijn, 35 niet teruggekeerd. En hoe duur de boel werd einde 1943, begin 1944. Een vierponds kaas ƒ 20,00, boter ƒ 20,00 a ƒ 22,00 per pond, klompen mans ƒ 12,50 tot ƒ 17,50, kinderklompen ƒ 8,00 tot ƒ 12,00, koevet ƒ 25,00 a ƒ 30,00 per pond, thee ƒ 70,00 per ons, koffie ƒ 200,00 per pond, 1 half ons shag ƒ 10,00 a ƒ 15,00, 1 pakje sigaretten ƒ 8,00 a ƒ 10,00 en appelen ƒ 2,75 a ƒ 3,00 per kg.
16 april 1945. Het gerucht gaat dat de Wieringermeerpolder onder gaat.
17 april 1945. Het is geen gerucht meer, het is waarheid.
18 april 1945. Het is een paniekstemming. Honderden paard- en wagens gaan en komen in de polder. Om half acht was het al best zichtbaar dat het water rees. Tussen acht en elf uur was het 50 centimeter per uur. 's Avonds stonden de boerderijen, de diepste dan, tot de dakgoten. Overal een vreselijke drukte. Het is een treurig gezicht. Waar koolzaad te bloeien staat, had het water een gele kleur. Maar dat kwam van de gele bloempjes onder water.
19 april. Het water heeft zijn peil bereikt. Nog wordt er steeds huisraad en inboedel uit de schuren gehaald met schuiten. Het is een grote ramp voor deze streek en veel boeren zijn erg gedupeerd. Er zijn nog heel wat stuks koeien, paarden en kippen verdronken. Men zegt van mensen ook, maar dat weet ik niet vast.
5 mei 1945. De lang verwachte dag is gekomen. Duitsland capituleert aan alle fronten. De vrede is weer gekomen na vijf jaar.
8 mei 1945. Weer heel wat vliegtuigen met levensmiddelen boven de steden. De burgemeester van Opperdoes (Pierhagen) die acht maanden ondergedoken is geweest, is weer feestelijk ingehaald en alle NSB-ers weggehaald.
9 mei 1945. Burgemeester Meurs (NSB-er) en zijn clubgenoten in Medemblik opgehaald. De andere burgemeester in ere hersteld. Een grote optocht voor Izaäk van der Velde, de Joodse slager van Medemblik. Hij heeft zich twee jaar en zeven maanden schuil moeten houden met vrouw en kinderen. Tijdens de optocht werden de Moffenmeiden (4 stuks) de koppen kaal geknipt. In Amsterdam werden ze ook kaal geschoren en toen met rode menie geverfd en vervolgens op een handwagen gezet. Een stuk of wat werden vastgebonden. Toen in optocht door de stad.
10 mei 1945. Vlag halfstok. Rouwdag voor vijf jaar geleden uitgebroken oorlog.
De Tweede Wereldoorlog bracht net als elke oorlog grote dilemma's en onnodige wreedheden met zich mee. Geallieerde bommenwerpers raakten net als die van de Duitsers niet alleen militaire doelen, maar ook burgerlijke. De onderwaterzetting van de Wieringermeer was een wanhoopsdaad van de Duitsers met grote gevolgen voor agrariërs en burgers. Wraakacties na de bevrijding hebben onvoorstelbaar veel leed veroorzaakt.
Angst en onzekerheid zijn van alle tijden. De vraag welke keuzen wij maken is dat ook. En deze is lang niet altijd eenvoudig te beantwoorden. Vaak weet je achteraf pas wat het beste was.
Jan Smit