Op zaterdag 8 april 2017 organiseerde het Westfries Genootschap in het Van der Valk Hotel in Hoorn voor het eerst een Westfrieslanddag. Dat was een groot succes. Bij de evaluatie kwam het bestuur tot de conclusie dat het evenement voor herhaling vatbaar was. De gedachten gingen uit naar het een keer in de vijf jaar organiseren van zo'n dag.
Omdat het Westfries Genootschap in 2019 95 jaar bestaat zocht het bestuur naar mogelijkheden om dat heugelijke feit wat extra luister bij te zetten. Zo werd het plan geboren om al dit jaar weer een Westfrieslanddag te houden. Omdat de vorige in het oostelijk deel van Westfriesland werd gehouden, werd deze keer gekozen voor een plaats in het westelijk deel van ons werkgebied. De keuze viel op de Spartahal in Schagen.
De voorbereidingscommissie bestond uit Corina van Willegen, Hans van Kampen, Joop Schouten, Piet Zwaan en Jan Smit.
Op 2 november was het zo ver. Het Westfries Genootschap en de met ons verbonden stichtingen brachten samen met andere qua doelstellingen verwante organisaties hun activiteiten en de Westfriese cultuurhistorie onder de aandacht van het grote publiek. Het was een geslaagde dag met veel bezoekers, goede gesprekken en veel publiciteit via allerhande media, zowel vooraf als achteraf. Het Noordhollands Dagblad noemde de dag een ode aan de Westfriese cultuur.
In de hal stonden kramen opgesteld waar de commissies, stichtingen en verenigingen vertelden over hun werk. Er was een filmzaal en er was een theaterzaal waar voordrachten in het Westfries en lezingen werden gegeven. Een van de kleedkamers werd gebruikt voor activiteiten zoals Effies Klesse, een quiz en een workshop. De Commissie Kap en Dek bood de bezoekers de mogelijkheid om in kostuum op de foto te gaan. Veel belangstelling was er ook voor de optredens van de Oud Westfriese Dansgroep Wijdenes, de diverse prijsvragen en de rondritten met een koets door Schagen.
Joop van Diepen overhandigde het eerste exemplaar van de USB-stick met zijn Westfriese Kronkels aan Gerard Jak en het tweede exemplaar aan Karin Pebesma. Burgemeester Marjan van Kampen van de gemeente Schagen maakte de uitslag van de verkiezing van de mooiste nieuwe vrijstaande woningen in Westfriesland bekend en reikte de prijzen uit. De woning Dorpsstraat 157 in Zwaag won in de categorie nieuwbouw en de woning Nes 40 in Schagen in de categorie verbouw.
Deze dag was niet alleen waardevol doordat het publiek kennis kon maken met de veelzijdigheid van het Westfries Genootschap, maar ook doordat leden van commissies, bestuursleden van stichtingen en andere vrijwilligers elkaar konden ontmoeten en aan elkaar konden laten zien waar ze mee bezig zijn. Zo'n dag versterkt de onderlinge band. Zelf heb ik deze Westfrieslanddag ervaren als een inspirerende Westfriese feestdag.
Jan Smit
Vanaf juni 1986 verscheen in enkele edities van het Noordhollands Dagblad de rubriek ‘Nag Effies Dutte’. Joop van Diepen (geboren in 1944 in Spanbroek) gaf elke week een taalkundige beschouwing over het Westfries. Deze werd aangevuld met een door hem verzonnen en in het dialect geschreven verhaal, dat gebaseerd was op herinneringen aan het (agrarische) Westfriesland van zijn jeugd of op belevenissen in de periode dat de columns verschenen.
Bij elkaar schreef hij iets meer dan 100 verhalen. In het najaar van 1987 werden 50 van deze verhalen gebundeld in een boekje. Tegelijkertijd kwam er ook een cassettebandje in omloop met 15 van deze verhalen, verteld door 9 dialectsprekers uit diverse delen van Westfriesland.
Toen Joop van Diepen in 2014 na 41 jaar afscheid nam als bestuurslid van het Westfries Genootschap, hield Gerard Jak uit Spanbroek een pleidooi voor het vastleggen van wat hij noemde ‘de erfenis van Joop van Diepen’. Het ging Gerard Jak niet alleen om alles wat Joop van Diepen in de loop der jaren op papier gezet had, maar vooral ook om de klank en de uitspraak van het dialect.
Uiteindelijk heeft deze oproep er toe geleid dat Joop van Diepen 99 van zijn verhalen in de studio van de regionale omroep WEEFF heeft ingesproken. Dit gebeurde in 2018 onder begeleiding van Karin Pebesma, die ook de nabewerking en de montage voor haar rekening nam.
Om al deze verhalen op één geluidsdrager te kunnen zetten is er voor gekozen deze uit te brengen op een USB-stick. Deze kan afgespeeld worden met behulp van een pc of een laptop. Het Westfries Genootschap was opdrachtgever voor de uitgave.
De verhalen geven een mooi tijdsbeeld. Niet alleen van het leven op het platteland en hoe de mensen met elkaar omgingen, maar ook van hoe het er in rooms-katholieke kringen destijds aan toe ging. Kortom de verhalen zijn, ook al zijn ze verzonnen, een vorm van geschiedschrijving. Bovendien bevatten ze veel humor, wat het aangenaam maakt om er naar te luisteren.
Op de Westfrieslanddag, die op 2 november in de Spartahal in Schagen werd gehouden, overhandigde Joop van Diepen het eerste exemplaar van zijn ‘Westfriese Kronkels’ aan Gerard Jak en het tweede exemplaar aan Karin Pebesma.
In zijn dankwoord pleitte Gerard Jak ervoor dat ook andere Westfriese schrijvers hun verhalen zelf inspreken in een studio en vervolgens uitbrengen op een geluidsdrager. Dat is belangrijk, want dialect is vooral een taal die gesproken en gehoord moet worden. Bovendien heeft de plaats waar de dialectspreker geboren is, invloed op de gebruikte woorden en de uitspraak van het Westfries.
Jan Smit
Om het 95-jarig bestaan van het Westfries Genootschap extra luister bij te zetten, werd op zaterdag 2 november voor de tweede keer de Westfrieslanddag georganiseerd. Onze vereniging liet samen met andere verenigingen en stichtingen aan het grote publiek zien op welke wijze wij ons inzetten voor het behoud van de cultuurhistorie van Westfriesland.
Dit jaar hielden wij voor het eerst de verkiezing voor het mooiste gebouw in Westfriesland.
Tot 1 april kon iedereen een nieuw gebouwde woning of een verbouwde of gerestaureerde woning van zichzelf of van een ander voordragen. De ver(bouw) van deze woning moest tussen 2000 en 2018 hebben plaatsgevonden.
Een deskundige jury bestaande uit Rens Bakker en Ben Looye, beoordeelde de inzendingen op de volgende aspecten: uitstraling, materiaalgebruik (bijvoorbeeld kwaliteit, mate van duurzaamheid), kleurgebruik (in samenhang met de omgeving) en context (passend in omgeving, zowel stedenbouwkundige als landschappelijke inpassing). De jury nomineerde vervolgens voor de categorie nieuwbouw vier woningen en voor de categorie verbouw/restauratie drie woningen.
De nominaties werden in juni bekend gemaakt en daarna kon iedereen tot 1 oktober via de website van het Westfries Genootschap stemmen op haar of zijn favoriet.
Als winnaars kwam bij de nieuwgebouwde woningen Dorpsstraat 157 in Zwaag uit de bus en bij de verbouwde woningen Nes 40 in Schagen.
Het juryrapport omschreef de woning in Zwaag als een huis opgebouwd met verschoven, gestapelde rechthoekige kubussen. Deze kubussen worden geaccentueerd door verschillende materialen en kleuren. Het overhoekse raam maakt van de voorgevel een spannende compositie. Dit raam vormt tevens de begeleiding naar de voordeur. De architect van deze woning is Peter Laan.
Over de woning in Schagen schreef de jury het volgende. De boerderij Nes 40 vormt samen met de achterliggende kapberg een mooi ensemble, waarvan de woning Nes 38 ook deel uit maakt. De boerderij is van een bedrijfsgebouw naar een woning getransformeerd. Door de zorgvuldige detaillering en keuze van materialen en kleuren is een mooi eindresultaat ontstaan.
Op zaterdag 2 november vond tijdens de Westfrieslanddag in de Spartahal in Schagen de prijsuitreiking plaats. Dit werd na een korte inleiding van mij zelf als voorzitter van het Westfries Genootschap, gedaan door de burgemeester van Schagen, Marjan van Kampen-Nouwen. Zij onderstreepte hoe belangrijk het is om bij nieuwbouw en verbouw van woningen rekening te houden met de omgeving. Een mooi huis is ook belangrijk voor het woongenot van de bewoners zelf, aldus de burgemeester. Tevens riep zij de aanwezigen die nog geen lid of vriend van het Westfries Genootschap waren, op om dit te worden. Vervolgens reikte zij de prijzen uit. De winnaars kregen een bij de prijs behorende oorkonde en een door ons bestuurslid Anneke Helder vervaardigd zilveren sieraad.
Mevrouw De Boer, die met haar man in de woning Nes 40 in Schagen woont, vertelde iets over de grote inspanningen die zij hebben moeten verrichten om van een vervallen stolp die in het bestemmingsplan als veldschuur was aangeduid, weer een voor bewoning geschikt pand te maken. Het verkrijgen van een bouwvergunning duurde alleen al vijf jaar. De bestemming moest worden gewijzigd van agrarisch in wonen. Het uitvoerende werk is door haar man met begeleiding van architect Rein Koopman en met hulp van deskundige vaklieden geklaard. De prijs is volgens mevrouw De Boer een eer, een bekroning op het vele werk.
Ook de bewoners van de woning in Zwaag zijn trots op hun woning en blij met hun prijs.
Alles bij elkaar is dit een mooie nieuwe activiteit van onze vereniging die voor herhaling vatbaar is. Een volgende keer zal worden gekozen voor een andere categorie gebouwen. Maar het motto blijft gelijk: ‘Houd Westfriesland mooi!’
Jan Smit
Op zaterdag 14 september was er weer de jaarlijkse Open Monumenten Dag. Een belangrijk cultuurhistorisch evenement. Dit jaar was het motto ‘Plekken van Plezier’. Mede door het prachtige weer gingen velen op pad. De landelijke organisatie schat dat er in heel Nederland ruim 1.000.000 bezoeken aan ongeveer 5.000 monumenten zijn gebracht.
Ook in Westfriesland was er weer veel te zien. In ons eigen Timmermansgildehuis mochten de in klederdracht gestoken gastvrouwen Barbara Zweet-Donker en Liesbeth Wever ruim 250 mensen begroeten.
Op veel plaatsen zijn er ook op andere dagen activiteiten geweest. Zo bezien was er sprake van een Open Monumenten Weekend. In sommige gemeenten waren de monumenten ook op zondag open. In de gemeente Medemblik was er op vrijdag een officiële openingsbijeenkomst in het Nieuwe Bonte Paard in Abbekerk. Deze horecagelegenheid is geen monument, maar staat wel op een historische plek. Van oudsher is het een plek van plezier.
Nadat ik op zaterdagochtend de opening van de nieuwe tentoonstelling ‘Pompen voor de Polder’ in het Nederlands Stoommachine Museum in Medemblik had bijgewoond, besloot ik de rest van de dag in de buurt te blijven. In Medemblik zelf bezocht ik eerst de Stadsbrouwerij Radboud. Bier wordt over het algemeen (bij gematigd gebruik!) gezien als een middel om plezier te hebben. De stadsbrouwerij is deels gevestigd in een pand dat ooit onderdeel was van Brouwerij Het Anker, een van de vijf Medemblikker bierbrouwerijen in de Gouden Eeuw.
Daarna ging ik naar de Sint Martinuskerk uit 1902, net als andere kerken een plek waar voor veel mensen dierbare herinneringen liggen aan hoogte- en dieptepunten uit hun leven. Kerken zijn daardoor lang niet altijd plekken van plezier. Voor liefhebbers van architectuur en kunst zijn het vaak wel plekken om hun hart op te halen.
De parochie van Medemblik kent een lange en bewogen geschiedenis. Het oudste in de archieven teruggevonden stuk dat daarop betrekking heeft, dateert uit 1188. Daarin wordt de Sint Bonifaciuskerk genoemd. De eerste patroon (beschermheilige) van Medemblik was oorspronkelijk Bonifacius, de tweede Martinus. Nu is Martinus de hoofdpatroon.
In 1572 (na de reformatie) werd de Sint Bonifaciuskerk een protestantse kerk en werd het R.K. geloof verboden. Dit had tot gevolg dat de katholieken hun bijeenkomsten in het geheim hielden in een zogenaamde schuilkerk. Dat was een gebouw dat van buiten niet op een kerk mocht lijken. Pas in 1798, aan het begin van de Franse tijd, kwam er in Nederland formeel een einde aan de schuilkerkenperiode. De huidige Sint Martinuskerk staat op de plek waar gedurende 120 jaar een schuilkerk gestaan heeft. Het gebouw is van de hand van de architect T. Singer en is in 1904 door bisschop A.J. Caillier ingewijd.
Tijdens de Open Monumentendag konden de bezoekers niet alleen genieten van het fraaie interieur, maar ook van een verzameling zilverwerk, vaandels en liturgische gewaden.
Vaandels kunnen worden gezien als een opvolger van de krijgsbanieren (oorlogsvlaggen). Vandaag de dag hebben veel muziekverenigingen nog een steeds een vaandel.
In de Martinuskerk waren niet alleen kerkelijke vaandels te zien, maar ook vaandels van Rooms-Katholieke organisaties. Een vaandel werd gebruikt als herkenningsteken, een soort visitekaartje. Vrijwel alle afdelingen van de vroegere L.T.B. (Rooms-Katholieke Land- en Tuinbouwbond) hadden er een. Bij belangrijke gebeurtenissen in een afdeling zoals oogstdankdagvieringen, feesten, maar ook bij begrafenissen werd het vaandel getoond. Vaak is het ook te zien op groepsfoto's. Het zijn fraaie objecten waaraan veel zorg is besteed, niet alleen aan het ontwerp, maar ook aan de vervaardiging. Dat laatste gebeurde veelal in een kunstborduur-atelier. Het vaandel vertelde door de afbeeldingen en de teksten die er op stonden iets over de identiteit en de idealen van de afdeling. Vaandels van Rooms-Katholieke organisaties werden vaak kerkelijk ingezegend.
De rest van de dag bezocht ik een aantal andere monumenten in Opperdoes en Twisk.
Ik heb genoten van dit evenement. Hulde aan alle vrijwilligers die dit georganiseerd hebben en aan de mensen die als gastheer of gastvrouw optraden. Ze hebben daar heel veel mensen een groot plezier mee gedaan.
Jan Smit
Op de Westfriezendag op zaterdag 7 september in de Zuiderkerk in Enkhuizen, mocht ik namens het Westfries Genootschap de Westfrieslandprijs uitreiken aan drie vertegenwoordigers van Stichting Nederlands Stoommachine Museum in Medemblik. Bij de prijs horen een oorkonde en een geldbedrag van € 1.000.
Het is in 2019 250 jaar geleden dat James Watt patentrecht kreeg op zijn stoommachine met condensor. Hij bouwde voort op het werk van Thomas Newcomen die in 1712 al een stoommachine ontwikkeld had, waarmee de mijnen droog gehouden konden worden.
James Watt wordt over het algemeen gezien als de uitvinder van de moderne stoommachine.
Een uitvinding die enorme gevolgen had. De mens kreeg een nieuwe krachtbron ter beschikking. De industriële revolutie die rond 1750 in Engeland was begonnen, kreeg er een enorme stimulans door. Na ongeveer 1850 brak de stoomtechniek ook in Nederland door. Niet alleen in de nijverheid en het vervoer, maar ook op het gebied van het waterbeheer. Tussen 1870 en 1885 groeide het aantal stoomgemalen in Nederland uit tot bijna 450.
Ook in Westfriesland werden er stoomgemalen gebouwd, bijvoorbeeld het stoomgemaal in Aartswoud, dat in 1970 gesloopt is. Gelukkig zijn niet alle voormalige stoomgemalen uit ons land verdwenen. Zo kunnen we nog een kijkje nemen bij het Woudagemaal in Lemmer en bij het Cruquiusgemaal in de Haarlemmermeer. En dan is er nog het Stoomgemaal de Vier Noorder Koggen in Medemblik. Hier is vandaag de dag het Nederlands Stoommachine Museum gevestigd.
Water, zowel binnen als buiten de Omringdijk, heeft de afgelopen duizend jaar als vriend en als vijand een uitermate belangrijke rol gespeeld in het dagelijks leven van de bewoners van Westfriesland en is van groot belang geweest voor de verschijningsvorm van ons gebied met zijn vele dijken, polders, molens en gemalen.
Voor de beheersing van het oppervlaktewater waren aanvankelijk dijken en natuurlijke afwatering een adequate oplossing, doch al spoedig was door de bodemdaling natuurlijke lozing niet meer mogelijk. Er werden molens ingezet om het overtollige water uit het gebied te lozen. Alleen al voor het gebied van het Ambacht de Vier Noorder Koggen, waren er 24 molens nodig waarvan er 15 gestaan hebben bij de Grote en de Kleine Vliet nabij Medemblik.
Na zorgvuldige afweging besloot het bestuur van het waterschap in 1865 met 25 tegen 2 stemmen de molens te vervangen door een gemaal aan de Oosterdijk in Medemblik. Dit gemaal werd in 1869 als hulpgemaal in bedrijf gesteld. Dit jaar dus 150 jaar geleden. Al spoedig bleek dat de capaciteit onvoldoende was om het werk van alle 15 molens over te nemen en ontstond er een jarenlange discussie over uitbreiding van het gemaal. Dit werd tot twee keer toe afgewezen. In 1897 volgde wel een aanzienlijke verbetering door het aanbrengen van vier centrifugaalpompen. In 1907 werd het gebouw uitgebreid en er kwam een centrifugaalpomp met een gasmotor. Daarmee werd uiteindelijk bereikt dat de molens overbodig werden. Ze werden in 1908 verkocht voor Hf. 500,- per stuk, waarna sloop volgde.
In september 1925 werd de gasmotor vervangen. Niet door een elektromotor, zoals de provincie adviseerde, maar door een nieuwe stoommachine met twee stoomketels. Ook werd toen de hoge schoorsteen gebouwd die er nu nog staat. Elektromotoren kwamen pas in 1939.
In 1977 werd het gemaal aan de Oosterdijk buiten werking gesteld, nadat in het kader van de ruilverkaveling een nieuw elektrisch gemaal in Onderdijk gebouwd was.
Tussen 1982 en 1984 werden de oude gebouwen gerestaureerd en in 1985 opende prinses Margriet het Nederlands Stoommachinemuseum.
Niet alleen het stoomgemaal zelf, maar ook de andere stoommachines maken het museum tot een boeiende plek. In en bij het museum treffen we bijvoorbeeld aan: een stoomwals, een stoombaggermolen en een stoommachine uit een zuivelfabriek.
Kortom, het Nederlandse Stoommachinemuseum geeft als regionaal museum een perfect inkijkje in een stuk geschiedenis van Westfriesland voor wat betreft de waterbeheersing en geeft een breed zicht op de geschiedenis van het stoomwezen en de industriële revolutie die daaruit voortgevloeid is.
Jan Smit
Op zaterdag 13 april stelde Vereniging Het Carillon te Hoorn leden van het Westfries Genootschap in de gelegenheid om onder begeleiding van een gids de toren van de Grote Kerk aan het Kerkplein te beklimmen. Van deze mogelijkheid werd door tien mensen gebruik gemaakt. Onze gids was Harm Stumpel, de voorzitter van de in 1924 opgerichte vereniging. Mede door zijn goede uitleg en zijn enthousiasme was deze torenbeklimming een mooie ervaring.
De huidige Grote Kerk dateert uit 1883. In de jaren dertig van de vorige eeuw waaide de spits bijna van de toren. Deze werd daarom afgebroken en vervangen door de eenvoudige naaldspits van tegenwoordig. De huidige kerk is niet de eerste kerk op deze plaats.
In de veertiende eeuw stond hier al een houten kerkgebouwtje. Dit bleek al spoedig te klein en er kwam een groter gebouw voor in de plaats. Dit gebouw brandde in 1838 af en daarna werd er een nieuwe kerk gebouwd. Helaas was dit nieuwe godshuis geen lang leven beschoren en ging ook dit door een brand verloren.
In 1968 is de kerk buiten gebruik gesteld en er kwamen winkels in en nog weer later ook appartementen. Nu wordt de kerk verbouwd tot hotel.
De toren heeft vier verdiepingen en herbergt het Hoornse carillon.
Via 71 treden kom je op de eerste verdieping. Hier staat het torenuurwerk opgesteld. Drie balkons bieden op deze etage een prachtig en indrukwekkend uitzicht over Hoorn.
Op de tweede verdieping zijn vier grote klokken (2755, 1663, 1350 en 950 kilo!) te vinden. Op de derde verdieping staan 48 klokken, variërend van 850 tot 6 kilo. Op de vierde verdieping is de speelcabine van de beiaardier.
In de zomer worden er op het carillon concerten gegeven, onder anderen door stadsbeiaardier Frits Reynaert. Hij vervult deze functie ook in Enkhuizen.
Het carillon is voorzien van een computergestuurd speelprogramma. Daardoor laat het op gezette tijden de inwoners en de bezoekers van de stad genieten van zijn mooie klanken.
Jan Smit
Op zaterdag 29 juni werd het 86e jaarboek West-Friesland Oud & Nieuw gepresenteerd. Op deze mooie zomerdag waren vijftig genodigden naar het Regionaal Archief Alkmaar gekomen. De door de directie van het archief geboden gastvrijheid werd door het bestuur van het Westfries Genootschap erg op prijs gesteld. Voor onze vereniging zijn goede contacten met aanverwante organisaties erg waardevol.
Na mijn opening en het welkomstwoord van Paul Post, directeur van het Regionaal Archief Alkmaar, kwam stadsarcheologe Nancy de Jong-Lambregts aan het woord. Met nieuwe technieken, zoals grondradar, zijn zonder te graven allerlei nieuwe ontdekkingen gedaan over de door graaf Floris V in de 13e eeuw gestichte dwangburchten Middelburg en Nieuwburg bij Alkmaar.
In het nieuwe jaarboek staat een artikel van Peter Smit met de titel: ‘Opkomst en teloorgang van de Westfriese Streekroman’. In een aanvullend artikel geeft hij een overzicht van schrijvers van Westfriese streekromans. Ik vind dat we het belang van de streekromans voor onze regionale geschiedschrijving niet mogen onderschatten. Ik zou het begrip Westfriese streekroman globaal willen omschrijven als een prozaverhaal dat ergens in Westfriesland speelt, al dan niet in een fictieve plaats. Vaak zijn de dialogen geheel of gedeeltelijk in het Westfries. Vroeger was soms de hele tekst in onze eigen streektaal. Deze boeken geven een goed inzicht in het leven van de tijd waarin zij spelen. Niet alleen worden de mensen en hun dagelijkse bezigheden beschreven, maar je leest ook over sociale verhoudingen, het landschap, de gebouwen en de gebruiksvoorwerpen.
Peter Smit schrijft dat het jaarboek (toen nog de bundel) van het Historisch Genootschap Oud West-Friesland in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw een belangrijke rol speelde bij het ontstaan van de Westfriese streekromans. De eerste zelfstandige uitgave van een Westfriese streekroman was in 1935 de debuutroman ‘De mens wikt’, van Jannetje Visser-Roosendaal.
Onze eerste voorzitter, dokter van Balen Blanken, schreef daarin een voorwoord. Hij wees daarin op het historisch belang van de streekroman. Hij schreef: “Wij bewoners van het vlakke polderland, daar hoog in het noorden, bijna in de kop van Noord-Holland, weten dat het gaat en gaan kan als in dit boek beschreven; wij proeven hier het eigen land, wij zien hier de figuren bewegen in hun huizen, die ook onze huizen zijn. Wij zullen constateren dat de Westfries zijn deugden heeft, maar ook zijn ondeugden; wij zullen in onzen eigen spiegel kunnen zien waarin we wel en niet deugdzaam zijn.”
Floris Butter was de eerste uitgever van Westfriese streekromans. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog bestierde hij in Hoorn Drukkerij West-Friesland. Daar werd het veelgelezen Dagblad voor West-Friesland (bijgenaamd ‘Het Buttertje’) gedrukt. Bij dezelfde drukkerij werd jarenlang het jaarboek van het Historisch Genootschap Oud West-Friesland gedrukt en de Stolphoevereeks uitgegeven. Ook gaf Floris Butter het eerder genoemde boek ‘De mens wikt’ uit. Hij schreef zelf ook Westfriese verhalen.
Zijn kleinzoon Floor Jonkers is in 1981 uitgever geworden. Hij is tot de conclusie gekomen dat hij anno 2019 zo'n beetje de laatste uitgever van streekromans is.
Vanwege zijn medewerking aan het artikel van Peter Smit in ons jaarboek en vanwege de grote betekenis van streekromans voor onze regionale geschiedschrijving leek het de redactie van het jaarboek en het bestuur van het Westfries Genootschap een goede gedachte om het eerste exemplaar van ons nieuwe jaarboek aan Floor Jonkers uit te reiken.
Laatstgenoemde toonde zich in zijn dankwoord heel vereerd en vertelde dat hij, ondanks dat hij al heel lang in het uitgeversvak zit en veel boekpresentaties had meegemaakt, nog nooit zelf het eerste exemplaar van een boek had gekregen.
Nadat ik de redactiecommissie en de uitgever had bedankt voor hun werk, was het officiële gedeelte van de presentatie afgelopen.
Daarna nog de gelegenheid om mee te gaan met een rondleiding door het archief onder leiding van Harry de Raad.
Jan Smit
Op zaterdagavond 22 juni werd de zesde editie van de door de commissie Kap en Dek van het Westfries Genootschap en de gidsengroep Twisk van het Nut in samenwerking met de vereniging In 't Pak georganiseerde zomeravondwandeling gehouden. De goede publiciteit vooraf (onder andere een artikel in de rubriek Westfries Erfgoed in het Dagblad voor West-Friesland) en het mooie weer droegen er aan bij dat het publiek in groten getale naar Twisk was gekomen.
Twisk heeft al vanaf 10 februari 1970 de status van beschermd dorpsgezicht ‘als goed bewaard voorbeeld van een langgerekt Westfries boerderijendorp. Het vormt een historisch waardevol geheel dat een beeld oplevert dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid en het karakter daarvan.’ Nog steeds is het dorp een van de pareltjes van het Westfriese platteland.
Dit jaar had de zomeravondwandeling als thema meegekregen: ‘Uiterlijk Vertoon’. Tijdens de opening in Theaterkerk Hemels wees ik op een paar Westfriese uitdrukkingen die gebruikt worden als mensen opscheppen of pronken met wat zij hebben: ‘Ze zwesse in ze stosse. Din kin je 't beste teugen ze zage: Je kome van Groôtebroek, maar Lutjebroek komt eerst. Are mese hawe een verbeêlding as een zak turf.’
Maar van al die pracht in praal mag je ook genieten. Dat geldt zowel voor de mooie gebouwen die er in Twisk te zien zijn als voor de streekdracht. Nadat ik globaal iets verteld had over de Westfriese streekdracht, vertelde Annita Jansma over uiterlijk vertoon bij gebouwen.
In zes groepen wandelden de bezoekers vervolgens onder leiding van gidsen door het dorp.
Onderweg werden zes locaties bezocht. Een daarvan was voor het eerst opgenomen in de route. Dat was het voormalige gemeentehuis van Twisk, het nieuwe onderkomen van Stichting Twisca. Van de mogelijkheid om aan de mensen van In ’t Pak vragen te stellen over de kleding, de sieraden en de accessoires werd door de wandelaars veelvuldig gebruik gemaakt.
In de Doopsgezinde Vermaning vertelde Ds. Bart Santema een bij het thema van de avond passend verhaal. De mensen in streekdracht waren hier aanwezig als kerkgangers. Op een van locaties werd een speciaal voor deze avond door Jan Vrugt geschreven toneelstukje ‘Lichting 69-(S)5’ opgevoerd. De spelers (onder meer voorstellende een ex-militair en een ex-voetballer) lieten op humoristische wijze zien hoe betrekkelijk veel dingen zijn. Vijftig jaar na het einde van de veel belovende jaren zestig blijkt dat lang niet alle mooie dromen van die tijd zijn uitgekomen.
Terug in Theaterkerk Hemels zong het Twisker Koor onder leiding van Menno Jansma een drietal liederen: ‘When I am 64’ uit 1966, geschreven door Paul McCartney, ‘Westfries Groen’ en ‘aan Twisker Dreven’. Een passende afsluiting van het officiële gedeelte van het programma.
Jan Smit